ECLI:NL:TADRAMS:2022:263 Raad van Discipline Amsterdam 22-585/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2022:263 |
---|---|
Datum uitspraak: | 19-12-2022 |
Datum publicatie: | 27-12-2022 |
Zaaknummer(s): | 22-585/A/A |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. Ongegronde klacht over de advocaat van de wederpartij. Er bestaat voor verweerder als advocaat van de wederpartij geen verplichting om klagers te informeren dat het jegens hen aangekondigde kort geding geen doorgang zal vinden. Ook overigens is niet gebleken dat verweerder bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de grenzen van de vrijheid die hem als advocaat wederpartij toekomt heeft overschreden. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 19 december 2022
in de zaak 22-585/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klagers
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 13 januari 2022 hebben bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement
Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 19 juli 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1693945/EJH/AS
van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 18 november 2022. Daarbij
was verweerder aanwezig. Klagers waren met voorafgaand bericht niet op de zitting
aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de
op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. Ook heeft de raad kennisgenomen
van de e-mail van verweerder van 31 augustus 2022 met nagezonden stukken.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Er is een geschil tussen PTI Holding B.V. (hierna: PTI), bijgestaan door mr.
H, van V advocaten, enerzijds en anderzijds Shield Group Holding B.V. (hierna: SGH)
en de natuurlijke persoon M, bijgestaan door verweerder.
2.3 Op 15 december 2021 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam
een vonnis gewezen, waarin SGH en M zijn veroordeeld om informatie te leveren.
2.4 Bij e-mail van 28 december 2021 heeft verweerder mr. H, voor zover relevant,
als volgt bericht: “I.v.m. deze periode (Kerstdagen en Oud en Nieuw) stelt u onredelijke
termijnen en eisen. Ik zal daaraan dus niet kunnen voldoen, mede omdat ik in het buiteland
ben i.v.m. deze dagen en cliënte ook in deze periode rust wil.”
2.5 Mr. H heeft klagers ingeschakeld en op 30 december 2021 hebben klagers namens
PTI een exploot uitgebracht aan verweerders cliënten, M en SGH, waarin, onder meer,
is bepaald: "dat bij niet- of niet tijdige voldoening aan de inhoud van voormeld bevel
van mij (toegevoegd) deurwaarder, requirant(e) zal doen overgaan tot tenuitvoerlegging
van meergenoemde titel(s) door alle middelen en wegen rechtens, speciaal door inbeslagneming
en openbare verkoop van de roerende en/of onroerende zaken van gerequireerde(n), als
mede door derdenbeslag."
2.6 In reactie hierop heeft verweerder op 31 december 2021 een exploot laten uitbrengen
aan (onder meer) klagers. In het exploot is, voor zover relevant, het volgende bepaald:
“4. Dat gelet op het bovenstaande de in het exploot aangekondigde - onrechtmatige
- executie onverwijld gestaakt moet worden;
5. Dat de aanzegging en het bevel zoals is verwoord In het exploot ongedaan moeten
zijn gemaakt uiterlijk maandag 3 Januari 2022 om 14.00 uur en die ongedaan making
schriftelijk wordt medegedeeld aan SGH en M(…);
6. (…):
7. Indien aan het gestelde onder de bovenstaande punt 4. niet tijdig en volledig is
voldaan door PTI en B(…) zij ieder aansprakelijk zijn voor de daaruit voortvloeiende
schade en dat hierbij de verhinderdata vanwege de executiedreiging per omgaande wordt
verzocht aan te geven voor de komende 6 weken
8.Indien aan het gestelde onder de bovenstaande punt 5. niet tijdig en volledig is
voldaan door PTI, B(…) en V(…) advocaten zij ieder aansprakelijk zijn voor de daaruit
voortvloeiende schade en dat hierbij de verhinderdata wordt verzocht aan te geven
uiterlijk 3 Januari 2022 om 10.00 uur voor de komende 6 weken:
2.7 Bij e-mail van 31 december 2021 om 13:02 uur heeft mr. H verweerder, voor zover
relevant, als volgt bericht: “Het in uw opdracht uitgebrachte exploot met sommatie
tot staking executiemaatregelen ontving ik in goede orde. Niet valt in te zien waarom
hieraan zou moeten worden voldaan. Uw cliënte heeft immers niet alle informatie verstrekt
die zij die dient te verstrekken. Het staat u uiteraard vrij een executie kort geding
te entameren. Met verhinderdata dezerzijds hoeft u - gelet op het door u geduide -
zeer spoedeisend karakter geen rekening te houden. Overigens komt het alsnog verstrekken
van alle informatie waartoe uw cliënten op basis van het vonnis gehouden zijn mij
efficiënter voor. Cliënte heeft hier recht op en belang bij.”
2.8 Bij e-mail van 31 december 2021 om 17:58 uur heeft verweerder klagers, voor
zover relevant, het volgende bericht gestuurd: “U heeft vandaag een exploot betekend
gekregen (…) en er is gevraagd om per omgaande de verhinderdata, die ik tot op heden
niet heb mogen ontvangen, maar wel van V(…) advocaten (die ook het exploot heeft ontvangen).
Ik ga er derhalve vanuit dat u geen verhinderdata heeft voor het kortgeding dat ook
tegen u zal worden gestart en zal bij de rechtbank aangeven dat u niet (tijdig) heeft
gereageerd terzake.”
2.9 Klagers hebben hierop bij e-mail van 1 januari 2022 om 9:15 uur, voor zover
relevant, als volgt gereageerd:
“Ik vind inderdaad zojuist een exploot in onze brievenbus, blijkbaar gisteren aan
mij betekend middels een gesloten envelop. Ons kantoor was gesloten vanaf 12:00 uur
en ik was zelf nog aanwezig tot 13:30 uur. Ik ga er dan ook vanuit dat er na 13:30
uur is betekend. In uw mail verwijst u slechts naar een betekend stuk maar voegt dat
niet bij.
In dat exploot, dat u naar ik aanneem zelf heeft opgesteld, krijg ik de tijd tot maandag
3.1.2022 10:00 uur om mijn verhinderdata door te geven. Uw mail van 31.12.2021 17:58
uur is dan ook volledig prematuur. U zette daarmee ook onnodig en onterecht druk en
verplichtte mij daardoor tot het vandaag, op Nieuwjaarsdag, naar kantoor gaan om te
kijken welk stuk er dan is betekend, op welke wijze, wat de inhoud daarvan was en
wat er van mij werd verlangd. Uw gedrag is daarmee mijns inziens klachtwaardig. Indien
ik van u hiervoor geen excuses ontvang voor maandag 31.12.2022 10:00 uur dan zal ik
een klacht tegen u indienen bij de Deken. (…) Qua verhinderdata, die treft u onderstaand
aan: (…). Ik wijs u er overigens op dat, indien ik van uw wederpartij de opdracht
krijg de executie te vervolgen (…) Mocht ik niet de opdracht krijgen de executie te
vervolgen en word ik toch in kort geding door uw cliënten gedagvaard dan zal ik bepleiten
dat ik ten onrechte in de procedure word betrokken aangezien het geschil tussen executant
en geëxecuteerden dient te worden beslecht.(…) Indien u besluit mij niet in kort geding
te zullen dagvaarden dient u mij daarvan per direct op de hoogte te stellen.”
2.10 Bij e-mail van 3 januari 2022 hebben klagers verweerder aanvullend als volgt
bericht: “Ik zie dat ik onderstaande mail per abuis als reageerdatum en tijdstip 31.12.2022
10:00 uur heb aangegeven. Dat diende te zijn 3.1.2022 om 10:00 uur. Ik verleng hierbij
de termijn voor een reactie/excuses/betaling tot 4.1.2022 om 17:00 uur. Daarna bent
u in verzuim. Uw verhinderdata dien ik vandaag voor 17:00 uur te hebben ontvangen.”
2.11 Bij e-mail van 6 januari 2022 (13:33 uur) hebben klagers verweerder laten
weten dat zij, nu zij geen reactie van verweerder hebben ontvangen, zullen overgaan
tot het indienen van een klacht bij de deken.
2.12 Verweerder heeft hierop bij e-mail van 6 januari 2022 (15:15 uur) als volgt
gereageerd: “Het feit dat u een fout heeft gemaakt maakt niet dat ik gehouden ben
tot een beantwoording op uw eerste verzoek. U zult begrijpen dat u - desgevraagd -
uw aanzegging tot executie (van een geheel andere orde) niet heeft ingetrokken er
andere belangen spelen. Vooralsnog laat ik het hierbij.”
2.13 Op 7 januari 2022 hebben de cliënten van verweerder besloten alleen PTI te
dagvaarden en niet ook klagers en V advocaten.
2.14 Op 13 januari 2022 heeft klager, mede namens klaagster, over verweerder een
klacht ingediend.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klagers verwijten verweerder
het volgende.
a) Verweerder heeft per e-mailbericht van 31 december 2021 om 17:58 uur aangegeven
dat er niet tijdig gereageerd zou zijn op een termijn die was gesteld in een exploot
dat op 31 december 2021 in een gesloten envelop was betekend, terwijl de termijn op
dat moment nog niet was verstreken;
b) Verweerder heeft klagers niet laten weten dat hij hen niet in een kort geding
zou betrekken, terwijl zij daar uitdrukkelijk om hadden verzocht.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar
nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De klacht is gericht tegen de advocaat van de wederpartij van klagers. Het
Hof van Discipline hanteert als maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote
mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die
hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden
indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten
poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid
zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van
zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat
daarmee een redelijk doel wordt gediend. De raad zal het optreden van verweerder aan
de hand van deze maatstaf beoordelen.
Klachtonderdeel a)
5.2 Klagers verwijten verweerder een exploot aan hen te hebben betekend op 31 december
2021 na 13:30 uur toen het kantoor gesloten was. In dat exploot is onder meer aangezegd
dat voor 3 januari 2022 diende te worden gereageerd. Verweerder heeft echter al op
31 december 2021 om 17:58 uur een e-mail gestuurd waarin hij aangeeft dat klagers
niet tijdig zouden hebben gereageerd in verband met het opgeven van verhinderdata.
Van die e-mail hebben klagers bij toeval kennisgenomen, waarna klager op zaterdag
1 januari 2022 naar kantoor is gegaan en het exploot in de brievenbus had aangetroffen.
Klagers stellen zich op het standpunt dat verweerder met zijn e-mail van 31 december
17:58 uur onnodig druk op hen heeft gelegd, aangezien op dat moment de in het exploot
opgenomen termijn nog niet was verstreken. Daarnaast stellen klagers dat het exploot
ten onrechte in een gesloten envelop in de brievenbus is achtergelaten in verband
met Corona, terwijl klagers een voorziening hadden getroffen waardoor er wel contact
had kunnen worden gezocht en het exploot dus op een normale manier betekend had kunnen
worden zonder risico op een besmetting en klagers daardoor direct kennis hadden kunnen
nemen van de inhoud van het exploot en daarop gelijk actie hadden kunnen ondernemen.
5.3 De raad is van oordeel dat verweerder met zijn handelwijze de grenzen van de
hem toekomende vrijheid als advocaat van de wederpartij niet heeft overschreden. Verweerder
heeft genoegzaam toegelicht dat hij namens zijn cliënten (vanaf zijn vakantieadres)
snel moest handelen in reactie op de executieaanzegging van klagers op 30 december
2021. De aanzegging betrof onder meer de executie van de privéwoning van verweerders
cliënt en derdenbeslag, hetgeen zeer ingrijpend is. Verweerder heeft hierop namens
zijn cliënten verweer moeten voeren en heeft binnen één dag het exploot van 31 december
2021 samengesteld. Anders dan klagers stellen was de e-mail van verweerder van 31
december om 17:58 uur bovendien niet prematuur. Klagers hebben ten onrechte niet onderkend
dat in het exploot een onderscheid wordt gemaakt voor de gestelde termijn in verband
met het opgeven van de verhinderdata terzake van de executie, die klagers per omgaande
dienden aan te leveren en de gestelde termijn in verband met het intrekken van de
executieaanzegging, waarvoor klagers tot uiterlijk 3 januari 2022 de tijd hadden gekregen.
Verder geldt dat - daargelaten of het handelen van de deurwaarder verweerder aangerekend
kan worden - verweerder op zitting toereikend heeft verklaard dat de deurwaarder het
exploot - tussen 13:00 uur en 14:00 uur - in een gesloten envelop heeft achtergelaten
omdat er op het moment van betekening niemand op kantoor was. Verweerder heeft het
betekende exploot niet in zijn e-mail bijgevoegd omdat hij dat nog niet terug had
van de deurwaarder. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is geen sprake, zodat
klachtonderdeel a) ongegrond is.
Klachtonderdeel b)
5.4 Klagers stellen zich in dit klachtonderdeel op het standpunt dat verweerder
in zijn e-mail van 31 december 2021 om 17:58 uur heeft aangegeven dat er een kortgedingprocedure
zou worden gestart tegen klagers. Klagers zijn van mening dat van een redelijk handelend
advocaat mag worden verwacht dat hij ook de mededeling had gedaan als het kort geding
niet gestart zou worden. Verweerder heeft dit ondanks het uitdrukkelijk verzoek daartoe
van klagers in hun e-mail van 1 januari 2022 niet gedaan.
5.5 De raad volgt klagers niet in hun standpunt en overweegt hiertoe het volgende.
Er bestaat voor verweerder als advocaat van de wederpartij geen verplichting om klagers
erover te informeren dat het jegens hen aangekondigde kort geding geen doorgang zou
vinden. Klagers hadden bovendien van mr. H, die klagers had ingeschakeld, kunnen vernemen
tegen wie de procedure wel was gestart. Verder heeft verweerder onweersproken gesteld
dat hij klagers naar aanleiding van hun e-mail van 1 januari 2022 niet per omgaande
kon informeren over het feit dat zij niet gedagvaard werden, omdat dit pas op 7 januari
2022 was besloten. Van klachtwaardig handelen is de raad niet gebleken. Klachtonderdeel
b) is dan ook eveneens ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart de klacht in beide klachtonderdelen ongegrond.
Aldus beslist door mr. C.S. Schoorl, voorzitter, mrs. C.C. Oberman en M. Bootsma,
leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in
het openbaar op 19 december 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 19 december 2022