ECLI:NL:TADRAMS:2022:258 Raad van Discipline Amsterdam 22-586/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2022:258
Datum uitspraak: 12-12-2022
Datum publicatie: 23-12-2022
Zaaknummer(s): 22-586/A/A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Deels gegrond verzet. Klager klaagt er in klachtonderdeel a) over dat verweerster bewust feiten heeft verdraaid en de rechtbank bewust onjuist heeft geïnformeerd. In zijn klacht en in zijn repliek heeft klager daarvan een groot voorbeelden genoemd. De voorzitter heeft (alleen) één, door klager in zijn repliek genoemd, voorbeeld ten onrechte niet bij de beoordeling van klachtonderdeel a) betrokken. Het verzet is daarom ten aanzien van klachtonderdeel a) gegrond. Klachtonderdeel a) is ook gegrond, nu de raad het ervoor moet houden dat verweerster in haar antwoord op de klacht van klager inderdaad feiten heeft verdraaid. De raad acht hiervoor een waarschuwing passend en geboden.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 12 december 2022
in de zaak 22-586/A/A
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 29 augustus 2022 op de klacht van:


klager

over:

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Op 14 maart 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster. Op 30 maart 2022 heeft klager bij de deken een aanvullende klacht ingediend over verweerster.
1.2    Op 19 juli 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1841157/EJH/KV van de deken ontvangen. 
1.3    Bij beslissing van 29 augustus 2022 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4    Op 31 augustus 2022 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde ontvangen.
1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 14 november 2022. Daarbij waren klager en verweerster aanwezig. 
1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.


2    VERZET
2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
2.2    De voorzitter heeft de klacht niet beoordeeld aan de hand van het in r.o. 4.1 genoemde toetsingskader. Klager heeft wel degelijk nadeel geleden als gevolg van het handelen van verweerster, verweerster heeft klager onnodig en ernstig geschaad.
2.3    Verweerster heeft wel degelijk feitenmateriaal bij de rechtbank aangebracht dat aantoonbaar feitelijk onjuist is, hetgeen door de advocaat van klager is aangegeven en onderbouwd.
2.4    De broer van de vrouw heeft op de zitting vragen beantwoord, waarmee is aangetoond dat verweerster samenwerkte met de broer van de vrouw, en de broer van de vrouw trad als deurwaarder buiten zijn ambt. De broer was echter geen partij in de procedure tussen klager en de vrouw. Door het dossier met de broer van de vrouw te delen heeft verweerster zich schuldig gemaakt aan het schenden van de privacy van klager.
2.5    Het hondje van klager en de vrouw is pas op 2 maart 2020 aan de vrouw toegewezen. Verweerster heeft aldus meegewerkt aan het weghouden van het hondje gedurende acht maanden en heeft klager zelfs geen afscheid laten nemen van het hondje.
2.6    Verweerster heeft de rechtbank misleid met betrekking tot de permanente bewoning van het chalet. Verweerster heeft meegewerkt aan de permanente bewoning van het chalet en verzocht bij de rechtbank of de vrouw twee maanden langer in het chalet mocht wonen hoewel de gemeente op 22 december 2021 was gestart met handhaving.
2.7    Verweerster heeft nooit een poging gedaan om een normaal gesprek met de advocaat van klager aan te gaan en heeft meegewerkt aan rancuneuze gedragingen van de broer van haar cliënte.
2.8    De advocaat van klager heeft verweerster meegedeeld dat een gevalideerde taxatie niet mogelijk was. Desondanks bleef verweerster een gevalideerde taxatie eisen.
2.9    Anders dan verweerster stelt heeft er tijdens de taxatie geen incident plaatsgevonden. De vrouw wilde de sleutels niet afgeven en handelde agressief. Klager kan dat aantonen met een opname. Verweerster heeft gesteld dat zij contact met de taxateur had gehad en dat er een incident had plaatsgevonden, maar de taxateur heeft verklaard dat hij na de taxatie geen contact met verweerster had en dat er in zijn bijzijn geen conflict heeft plaatsgevonden. 
2.10    De broer van de vrouw heeft aangegeven dat hij samen optrekt met verweerster. Zij heeft hem brieven inhoudelijk laten behandelen en stukken aan hem verstrekt terwijl dat niet had gemogen. Verweerster kreeg ook kopie van door de broer van haar cliënte op briefpapier van zijn kantoor geschreven leugens en smaad, dus verweerster was op de hoogte van de handelingen van de broer van haar cliënte.
2.11    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op, met uitzondering van de door de voorzitter in r.o. 1.4, 1.5 en 1.7 genoemde feiten die volgens hem niet volledig zijn.

3    FEITEN 
3.1    Voor de beoordeling van de klacht en het verzet gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten:

3.2    Klager heeft een geschil gehad met zijn ex-partner (hierna: de vrouw), onder andere over een chalet dat zij in gezamenlijk eigendom hadden en een hondje. Verweerster stond de vrouw daarin bij.

3.3    In een proces-verbaal van mondelinge uitspraak in kort geding van 22 juli 2021 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam bepaald dat de vrouw tot en met 31 december 2021 exclusief gebruik mag maken van het chalet en klager tot die tijd op straffe van verbeurte van een dwangsom verboden wordt het terrein waar het chalet is gelegen te betreden. Klager heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

3.4    Bij vonnis in incident van 2 februari 2022 heeft de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de rechtbank) klager op straffe van verbeurte van een dwangsom verboden om het chalet en het terrein waar het chalet is gelegen te betreden tot 28 februari 2022.

3.5    Op 2 maart 2022 heeft de rechtbank een tussenvonnis gewezen. Daarin heeft de rechtbank onder meer bepaald dat het hondje wordt toebedeeld aan de vrouw en dat het chalet wordt toebedeeld aan klager. Omdat klager en de vrouw het niet eens zijn over de waarde van het chalet heeft de rechtbank bepaald dat de vrouw drie NVM-makelaars zal voorstellen aan klager voor de taxatie van het chalet, dat klager daaruit één makelaar kiest en dat klager en de vrouw deze makelaar opdracht geven om het chalet bindend te taxeren, waarbij zij beiden de helft van de kosten moeten dragen.

3.6    Verweerster en de advocaat van klager hebben vervolgens per e-mail met elkaar gecorrespondeerd over de taxatie van het chalet, waarbij verweerster heeft aangegeven dat de vrouw wil dat er een gevalideerde taxatie wordt uitgevoerd en dat de vrouw de meerkosten daarvan voor haar rekening neemt en de advocaat van klager heeft aangegeven dat een gevalideerde taxatie van het chalet ongebruikelijk en bovendien niet mogelijk is.

3.7    Op 14 maart 2022 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster. Op 30 maart 2022 heeft klager bij de deken een aanvullende klacht ingediend over verweerster.

3.8    Op 4 april 2022 heeft de taxatie van het chalet plaatsgevonden. Verweerster en de advocaat van klager hadden afgesproken dat de vrouw de sleutels van het chalet tijdens de taxatie aan klager zou overdragen. Dat is niet gebeurd.

3.9    Bij e-mail van 5 april 2022 heeft verweerster de advocaat van klager het volgende geschreven:

“De overdracht van de sleutels (…) is gisteren niet tot stand gekomen. 
Inmiddels verwacht ik morgenochtend de sleutels (…) op kantoor voor handen. Ik zal mijn secretaresse instrueren dit bij uw kantoor af te geven.”

4    KLACHT
4.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.
a)    Verweerster heeft bewust feiten verdraaid en heeft de rechtbank bewust onjuist geïnformeerd.
b)    Verweerster heeft de privacy van klager geschonden.
c)    Verweerster heeft meegewerkt aan strafbare feiten.
d)    Verweerster staat niet open voor bemiddeling en heeft klager op kosten gejaagd.
e)    Verweerster heeft aangegeven dat er een gevalideerde taxatie moet/zal worden uitgevoerd terwijl dat niet mogelijk is.
f)    Verweerster heeft ervoor gezorgd dat er een nieuwe makelaar is ingeschakeld die € 400,- meer kost.
g)    Verweerster heeft de vrouw geadviseerd de sleutels niet af te geven.
h)    Er is sprake van een complot tussen verweerster en de broer van de vrouw.

5    VERWEER 
5.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

6    BEOORDELING
6.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
6.2    Klager heeft allereerst aangevoerd dat de door de voorzitter in r.o. 1.4, 1.5 en 1.7 van zijn beslissing (r.o. 2.5, 2.6 en 2.8 van deze beslissing) vastgestelde feiten onjuist dan wel onvolledig zijn. De raad overweegt dat niet alle door partijen naar voren gebrachte feiten volledig behoeven te worden vastgesteld. Het gaat om een zakelijke weergave van de voor de beslissing meest relevante feiten. Die heeft de voorzitter vastgesteld. In het bijzonder behoefde de voorzitter niet al die feiten op te nemen die klager voor hem gunstig en relevant acht. Dat de door de voorzitter vastgestelde feiten onjuist zijn, is niet gebleken.
6.3    De raad overweegt verder dat klager er in klachtonderdeel a) over klaagt dat verweerster bewust feiten heeft verdraaid en de rechtbank bewust onjuist heeft geïnformeerd. In zijn repliek heeft klager hiervan als voorbeeld genoemd dat verweerster in haar antwoord op de klacht heeft geschreven dat tijdens de taxatie van het chalet een incident tussen klager en de vrouw heeft plaatsgevonden en dat zij (verweerster) van de daarbij aanwezige taxateur heeft begrepen dat de ontmoeting tussen klager en de vrouw incidentrijk en gewelddadig is verlopen gezien foto’s van de vrouw met daarop blauwe plekken, die volgens de vrouw door klager zijn veroorzaakt. Volgens klager klopt dit niet. Klager heeft de betreffende taxateur gesproken en hij (de taxateur) wist niets van een conflict en heeft na de taxatie ook niet met verweerster gesproken, aldus klager. In dupliek heeft verweerster volstaan met de mededeling dat klager en de vrouw ieder een eigen perceptie hebben van het incident bij de taxatie. De raad is van oordeel dat de voorzitter (alleen) dit punt ten onrechte niet bij de beoordeling van klachtonderdeel a) heeft betrokken. Het verzet tegen klachtonderdeel a) is om die reden gegrond. De raad zal dit klachtonderdeel daarom inhoudelijk beoordelen. De raad acht daarvoor geen nieuwe zitting nodig omdat verweerster in de stukken al op dit verwijt heeft gereageerd en klager het verwijt bovendien op de zitting van de raad heeft herhaald en verweerster ook toen de gelegenheid heeft gehad om daarop te reageren.
6.4    Verweerster heeft niet gemotiveerd weersproken dat klager de taxateur die bij de taxatie aanwezig was, telefonisch heeft gesproken en dat die taxateur heeft verklaard dat hij na de taxatie geen contact met verweerster heeft gehad en dat er in zijn bijzijn geen conflict heeft plaatsgevonden. De raad moet het er dan ook voor houden dat verweerster in haar antwoord op de klacht de feiten met betrekking tot de taxatie heeft verdraaid. Dat geldt temeer nu verweerster in haar e-mail aan de advocaat van klager van 5 april 2022 (zie hiervoor, 3.9) ook niets over een incident heeft geschreven, terwijl dat wel voor de hand had gelegen als er een incident had plaatsgevonden. Klachtonderdeel a) is dan ook gegrond. 
6.5    Wat betreft de overige klachtonderdelen is de raad van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en rekening heeft gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij heeft de overige klachtonderdelen dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. Het verzet tegen klachtonderdelen b) tot en met h) is dan ook ongegrond.

7    MAATREGEL
7.1    Het valt verweerster tuchtrechtelijk te verwijten dat zij in haar antwoord op de klacht in strijd met de waarheid heeft verklaard. De raad acht hiervoor een waarschuwing passend en geboden.

8    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
8.1    Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.
8.2    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 50,- reiskosten van klager,
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat. 
8.3    Verweerster moet het bedrag van € 50,- aan reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door. 
8.4    Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 6.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING
De raad van discipline:
-    verklaart het verzet tegen klachtonderdeel a) gegrond;
- verklaart het verzet voor het overige ongegrond;
-    verklaart de klachtonderdeel a) gegrond;
- legt aan verweerster de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerster tot betaling    van het griffierecht van € 50,- aan klager;
-    veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klager, op de     manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 8.2; 
-    veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,-      aan de     Nederlandse     Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór     bepaald in 8.4.

Aldus beslist door mr. P.M. Wamsteker, voorzitter, mrs. N.M.K. Damen en P.J. Mijnssen, leden, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 december 2022.


Griffier            Voorzitter


Verzonden op: 12 december 2022