ECLI:NL:TADRAMS:2022:256 Raad van Discipline Amsterdam 22-278/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2022:256
Datum uitspraak: 12-12-2022
Datum publicatie: 23-12-2022
Zaaknummer(s): 22-278/A/A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Klacht over de advocaat van de wederpartij van de vennootschap waarvan klager bestuurder is deels niet-ontvankelijk vanwege het ontbreken van een rechtstreeks belang en voor het overige ongegrond. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder zich niet onnodig grievend over klager uitgelaten. Dat verweerder klager overigens onheus heeft bejegend, is niet gebleken.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 12 december 2022
in de zaak 22-278/A/A
naar aanleiding van de klacht van:


klager

over:
     
verweerder


1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Op 26 maart 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2    Op 17 maart 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2021-1367258 van de deken ontvangen. 
1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 14 november 2022. Daarbij waren klager en verweerder (via een video-verbinding) aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1.0 tot en met 5.

2    FEITEN
2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2    De in 2020 overleden broer van klager (hierna: de broer) en de cliënten van verweerder waren zakenpartners. De samenwerking tussen hen is op enig moment geëindigd. In 2017 heeft de broer via diens vennootschap Uno Mundo B.V. (hierna: Uno Mundo) een procedure aanhangig gemaakt tegen de cliënten van verweerder. Na het overlijden van de broer, in januari 2020, heeft klager als huidige bestuurder van Uno Mundo de procedure voortgezet, bijgestaan door mr. P.
2.3    In een procedure bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna: het hof) heeft op 12 februari 2021 een comparitie van partijen plaatsgevonden. Op die comparitie heeft verweerder het woord gevoerd aan de hand van spreekaantekeningen. Daarin staat onder meer het volgende:
“4. Ook de familie van [de broer] stelt zich passief op. [Klager] is uitgenodigd voor een aandeelhoudersvergadering van 5 oktober 2020 (…). [Klager] verscheen en kondigde hij aan niet over de lopende rechtszaak te willen praten, maar dat ze die door zouden laten lopen omdat die ‘toch al betaald’ zou zijn. (…)
5. Wel heeft [klager] herhaaldelijk toegezegd dat Appellante zou voldoen aan haar aanbiedingsverplichting op grond van artikel 3 van de Samenwerkingsovereenkomst, voor het laatst per e-mail van 23 september 2020. Die toezegging is niet nagekomen.
6. Geïntimeerden hebben door de langdurige en voortdurende radiostilte de indruk gekregen dat de familie van [de broer] dit hoger beroep ziet als een loterij zonder nieten, en probeert een blok aan het been te vormen van de zzp-ers [K] en [D]. [B] en zijn holding hebben er überhaupt niets mee te maken want zijn slechts (indirect) aandeelhouder van Henabost BV.”
2.4    In het proces-verbaal van de comparitie van het hof staat onder meer het volgende:
“De voorzitter constateert dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de vrij te geven stukken die nu onder bewijsbeslag liggen en dat daarom geen afgifte van stukken meer wordt gevraagd. Wel verzoekt Uno Mundo in de gelegenheid te worden gesteld om op de nog af te geven stukken te reageren als niet alsnog een schikking wordt bereikt.
De voorzitter verwijst de zaak naar de roldatum van 23 februari 2021 voor uitlating voortzetting c.q. royement.”
2.5    Bij e-mail van 15 februari 2021 heeft verweerder de advocaat van Uno Mundo, in antwoord op een e-mail van diezelfde datum waarin de advocaat van Uno Mundo om vrijgave van correspondentie heeft verzocht, onder meer geschreven:
“Indien u al mijn cliënten opnieuw in een procedure betrekt op loze gronden, zal ik een klacht tegen u indienen bij de Raad van Discipline. Uw bedreigingen zijn opgepast en onfatsoenlijk, temeer omdat u de zogenaamde vordering ondanks mijn verzoek niet eens weet te onderbouwen. Vervolgens weet u wel voor te rekenen hoeveel mijn cliënten kwijt zouden zijn met uw nieuwe procedures. Het is wel duidelijk dat u geen juridische argumenten heeft.
U heeft vrijdag op de zitting niet goed begrepen wat is afgesproken: u hebt het Paleis van Justitie zonder vaststellingsovereenkomst verlaten, dus er is niets afgesproken. Ik heb immers om vonnis gevraagd, mede omdat u ter comparitie ineens aanvoerde dat niet van een managementovereenkomst sprake zou zijn maar van een arbeidsovereenkomst – zonder daarvoor een grief te hebben aangevoerd. Ik hoop dat de familie u dat niet kwalijk neemt. Maar dat is aan hen.
Ik verzoek u, met kracht van sommatie, in ieder geval het volgende op te nemen ten aanzien van de verweren van mijn cliënten in uw in te dienen beslagrekest en/of dagvaarding. Indien u dat niet doet handelt u klachtwaardig en zal ik daartegen optreden.”
2.6    Op 22 februari 2021 heeft verweerder namens zijn cliënten een akte uitlating bij het hof ingediend voor de rolzitting van 23 februari 2021.
2.7    Bij faxbericht van 10 maart 2021 heeft verweerder het hof onder meer geschreven:
“Namens geïntimeerden (appellanten in incidenteel hoger beroep) (…) en naar aanleiding van de ontvangst van het proces-verbaal van de comparitie van 12 februari 2021, bericht ik u als volgt.
Op blad 7 van het proces-verbaal is het volgende genoteerd:
“De voorzitter constateert dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de vrij te geven stukken die nu onder bewijsbeslag liggen en dat daarom geen afgifte van stukken meer wordt gevraagd. Wel verzoekt Uno Mundo in de gelegenheid te worden gesteld om op de nog af te geven stukken te reageren als niet alsnog een schikking wordt bereikt.”
Dat is een volstrekt onjuiste weergave van wat, na de schorsing, ter comparitie is besproken. Een en ander is namelijk als volgt gegaan:
Alvorens de zitting werden geschorst is, namens [de cliënten van verweerder] aangegeven dat zij in beginsel geen bezwaren hebben tegen het verstrekken van de destijds tussen hen en [de broer] gevoerde e-mail en Whatsapp-correspondentie. Dat nam echter niet weg dat zij meenden dat er geen grondslag bestaat de incidentele vordering van Uno Mundo toe te wijzen, om diverse redenen zoals ter comparitie en in mijn akte uitlating van roldatum 13 februari 2021 is genomen.
Na de schorsing bleek echter dat Uno Mundo de door haar gewenste schorsing ook alsnog in het geding wilde brengen (…) hetgeen een flagrante schending van de twee conclusieregel en een kostenverhogende verlenging van dit hoger beroep zal meebrengen. Namens [de cliënten van verweerder] is toen duidelijk aangegeven dat zij niet instemt met het vrijwillig verstrekken van stukken en is om vonnis gevraagd, zowel ter zake van het incident als de hoofdzaak.
Deze lezing wordt onderschreven door de inhoud van mijn akte van 13 februari 2021, die ik heb opgesteld en aan uw Hof heb verzonden voordat ik het proces-verbaal van de comparitie ontving.
Ik verzoek u daarom de hiervoor op blad 7 van het proces-verbaal geciteerde tekst te vervangen door de volgende tekst:
“De voorzitter constateert dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt over de in incident gevorderde stukken die nu onder bewijsbeslag liggen. Partijen vragen in de gelegenheid te worden gesteld om alsnog een schikking te bereiken en daarvoor op de rol van 13 februari 2021 te plaatsen voor uitlating””
2.8    Bij arrest van 30 maart 2021 heeft het hof ten aanzien van de op de comparitie bereikte overeenstemming overwogen:
“3.1 Voorafgaand aan de zitting van 12 februari 2021 heeft Uno Mundo een eiswijziging aangekondigd, waarbij naast de oorspronkelijke vordering ook een vordering tot afgifte in kopie van (elektronische) documenten wordt gevorderd die in januari 2021 onder bewijsbeslag zijn komen te liggen. Ter zitting is daarover overeenstemming bereikt. (…)
3.2 Uno Mundo heeft het hof desalniettemin verzocht de vordering wel toe te wijzen (…)
3.3 Voor zover Uno Mundo bedoelt de op artikel 843a Rv gebaseerde vordering tot afgifte te handhaven, zal het hof die afwijzen. [De cliënten van verweerder] zijn immers gehouden de ter zitting gemaakte afspraak na te komen. Het belang bij de vordering tot afgifte van correspondentie is daarmee komen te vervallen.
(…)
Het beroep op de regels omtrent arbeidsovereenkomsten is te laat gedaan
3.5 Op de zitting van 12 februari 2021heeft Uno Mundo aangevoerd dat in de kern sprake is geweest van een (quasi) arbeidsovereenkomst tussen [broer]  en USP. (…)
3.6 Nog daargelaten dat [broer] of zijn erfgenamen geen partij zijn in deze procedure en dat een arbeidsovereenkomst tussen USP en Uno Mundo niet mogelijk is, komt Uno Mundo met dit bezwaar (deze grief) te laat. ” 
2.9    Uno Mundo heeft een kort geding aanhangig gemaakt en nakoming van hetgeen waarover op de comparitie van het hof volgens Uno Mundo overeenstemming is bereikt gevorderd. De voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland heeft de vordering bij vonnis van 17 juni 2021 afgewezen. Bij arrest van 8  februari 2022 heeft het hof het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigd en de vordering alsnog toegewezen. Hiertoe heeft het hof onder meer het volgende overwogen:
“3.10 Vast staat dat geen cassatie is ingesteld tegen het arrest in de bodemzaak van 30 maart 2021. Dat betekent dat deze uitspraak tussen partijen (…) gezag van gewijsde heeft. Daarmee staat vast dat, zoals in dat arrest onder 3.1 is overwogen, ter zitting overeenstemming is bereikt over de afgifte in kopie van alle e-mails van en aan [de broer] en whatsapp-berichten van hem en aan hem (…) 
3.11 Op de zitting is uitgebreid besproken of [de cliënten van verweerder] bereid waren (uitsluitend) deze correspondentie vrij te geven, en bij monde van [K] zelf is dat bij herhaling en onvoorwaardelijk bevestigd en toegezegd. Uno Mundo heeft daarmee ingestemd. Nadat beide partijen dat in het verdere verloop van de zitting nog eens uitdrukkelijk hadden bevestigd, heeft de voorzitter vastgesteld dat partijen overeenstemming hadden bereikt over de vrij te geven stukken die op dat moment onder bewijsbeslag lagen en dat door Uno Mundo om die reden geen afgifte van die stukken meer werd gevraagd. (…)
3.12 Een en ander heeft zijn beslag gekregen in het proces-verbaal van de zitting. (…) Tegen deze weergave in van de kant van [de cliënten van verweerder] bezwaar gemaakt, maar in dat bezwaar heeft het hof geen aanleiding gezien tot het doen van aanpassingen. (…)
3.13 Onjuist is de veronderstelling dat [de cliënten van verweerder] aan deze afspraak niet gehouden zouden zijn om de enkele reden dat die afspraak niet in een vaststellingsovereenkomst is opgenomen.” 

3    KLACHT
3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.
a)    Verweerder heeft zich in zijn spreekaantekeningen onnodig grievend uitgelaten door over de kwestie als een “loterij zonder nieten” te spreken. Ook heeft hij klager en diens familie onheus bejegend.
b)    Verweerder heeft herhaaldelijk gedreigd met het indienen van een tuchtklacht over de advocaat van klager om inhoudelijke vorderingen ‘af te dwingen’.
c)    Verweerder heeft geprobeerd een wig te drijven tussen klager en diens advocaat met zijn opmerking “ik hoop dat de familie u dat niet kwalijk neemt. Maar dat is aan hen.”
d)    Verweerder heeft onwaarheden verkondigd althans hij procedeert niet doelmatig waardoor klager onnodig op kosten wordt gejaagd.
e)    Verweerder handelt in strijd met de op de comparitie van het hof gemaakte afspraken.
f)    Verweerder heeft na sluiting van het dossier nog stukken aan het hof gestuurd.
g)    Verweerder heeft onjuiste informatie aan de rechter verstrekt.
h)    Verweerder treedt chanterend en intimiderend op door te dreigen met tuchtprocedures of andere procedures.

4    VERWEER 
4.1    Verweerder voert als meest verstrekkende verweer dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht, nu hij cliënt noch wederpartij van verweerder is. Voor zover de klacht wel ontvankelijk is, is de klacht ongegrond, aldus verweerder. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING
Klachtonderdelen b) tot en met h)
5.1    De raad ziet aanleiding om eerst klachtonderdelen b) tot en met h) te behandelen. De raad ziet zich ten aanzien van deze klachtonderdelen namelijk voor de vraag gesteld of klager ontvankelijk is. Het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen over een advocaat komt namelijk niet aan iedereen toe, maar slechts aan diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. 
5.2    De raad overweegt als volgt. Hetgeen klager verweerder in klachtonderdelen b), c) en h) verwijt ziet op uitlatingen van verweerder jegens de advocaat van Uno Mundo over onder meer het eventueel indienen van een tuchtklacht. Klager heeft hierbij geen eigen, rechtstreeks belang als bedoeld in de Advocatenwet. Het is alleen de advocaat van Uno Mundo die hierover kan klagen. Dat heeft hij niet gedaan. Klachtonderdelen b), c) en h) zijn daarom niet-ontvankelijk.
5.3    Hetzelfde geldt voor klachtonderdelen d), e), f) en g). Die klachtonderdelen zien op de procedures tussen Uno Mundo en de cliënten van verweerder. Nu niet klager, maar Uno Mundo de wederpartij van de cliënten van verweerder is in die procedures, heeft klager geen eigen, rechtstreeks belang bij deze klachtonderdelen. Klager is weliswaar bestuurder van Uno Mundo, maar hij heeft in die hoedanigheid slechts een afgeleid belang.
Klachtonderdeel a)
5.4    In klachtonderdeel a) verwijt klager verweerder dat hij in zijn spreekaantekeningen heeft geschreven dat zijn cliënten de indruk hebben gekregen dat de familie van de broer het hoger beroep ziet als een loterij zonder nieten en dat hij klager en diens familie onheus heeft bejegend. Nu deze opmerking mede op klager ziet, heeft klager een eigen, rechtstreeks belang bij een klacht hierover. Dat klager niet de wederpartij van verweerder is in de procedure waarin verweerder de gewraakte uitlating heeft gedaan, maakt dit niet anders.
5.5    Verweerder voert aan dat een loterij zonder nieten een veelgebruikt gezegde onder advocaten is. Het betekent dat er geprocedeerd wordt zonder proceskostenrisico. Dat is precies wat Uno Mundo doet. Klager procedeert vanuit een lege vennootschap en weigert bij verlies de proceskosten te voldoen. Klager heeft volgens de cliënten van verweerder bovendien op de aandeelhoudersvergadering van 5 oktober 2020 gezegd dat hij niet over de procedure wilde praten, maar dat hij de procedure wel door wilde laten lopen omdat de procedure toch al betaald was, aldus verweerder.
5.6    De raad overweegt als volgt. Uitgangspunt is dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij. Daarbij geldt dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in beginsel mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.
5.7    Anders dan klager is de raad van oordeel dat de opmerking van verweerder over een loterij zonder nieten niet als onnodig grievend kan worden aangemerkt in de context waarin verweerder dit heeft geschreven en in het licht van de informatie die verweerder van zijn cliënten had gekregen over hetgeen klager op de aandeelhoudersvergadering zou hebben gezegd. Dat verweerder aanleiding had om aan de juistheid van die informatie te twijfelen, heeft klager niet gesteld en is ook niet gebleken. Dat verweerder klager overigens onheus heeft bejegend, heeft klager niet geconcretiseerd. Het klachtdossier biedt hiervoor ook geen aanknopingspunten. Klachtonderdeel a) is daarom ongegrond.
Ten overvloede
5.8    De raad overweegt ten overvloede nog dat als klachtonderdelen b) tot en met h) wel ontvankelijk zouden zijn geweest, zij ongegrond zouden zijn. Anders dan klager stelt is niet gebleken dat verweerder heeft gedreigd met het indienen van een tuchtklacht over de advocaat van klager om op die manier inhoudelijke vorderingen af te dwingen. Verweerder heeft in het belang van zijn cliënten de advocaat van Uno Mundo slechts gewezen op zijn verplichtingen en de gevolgen bij het niet nakomen daarvan. Van chantage of intimidatie is geen sprake. Dat verweerder aan de advocaat van Uno Mundo heeft geschreven dat hij hoopt dat de familie het hem niet kwalijk neemt dat hij op de comparitie iets heeft aangevoerd zonder daarvóór een grief te hebben aangevoerd, is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. In dit verband merkt de raad op dat het hof in zijn arrest van 30 maart 2021 heeft geoordeeld dat de grief te laat is aangevoerd. Dat verweerder niet doelmatig procedeert en in strijd met de op de comparitie gemaakte afspraken handelt kan de raad op basis van het klachtdossier niet vaststellen. Het standpunt van (de cliënten van) verweerder dat er op de comparitie van 12 februari 2021 geen overeenstemming is bereikt is niet een op voorhand onredelijk standpunt, mede gelet op het in r.o. 2.9 genoemde vonnis van de voorzieningenrechter, die immers de vorderingen heeft afgewezen. Het stond verweerder, die de belangen van zijn cliënten moet behartigen, dan ook vrij dit standpunt in te nemen. Partijen zijn verder door het hof in de gelegenheid gesteld een akte uitlating te nemen. Dat verweerder dat op de rolzitting van 23 februari 2021 heeft gedaan, is dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. De door klager genoemde voorbeelden van het onjuist informeren van de rechter door verweerder betreffen tot slot inhoudelijke stellingen die verweerder namens zijn cliënten in de procedure tegen Uno Mundo heeft ingenomen. Het is aan de civiele rechter en niet aan de tuchtrechter om daarover te oordelen (en aan Uno Mundo om daartegen in de civiele procedure verweer te voeren). Dat verweerder op voorhand kennelijk onjuiste stellingen heeft ingenomen, is niet gebleken.

BESLISSING
De raad van discipline:
-    verklaart klachtonderdeel a) ongegrond;
-    verklaart klachtonderdelen b) tot en met h) niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. P.M. Wamsteker, voorzitter, mrs. N.M.K. Damen en P.J. Mijnssen, leden, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 12 december 2022.


Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 12 december 2022