ECLI:NL:TADRAMS:2022:253 Raad van Discipline Amsterdam 22-880/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2022:253 |
---|---|
Datum uitspraak: | 19-12-2022 |
Datum publicatie: | 26-12-2022 |
Zaaknummer(s): | 22-880/A/A |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk van onvoldoende gewicht. Verweerster heeft erkend dat zij in haar pleitnota een arrest van het gerechtshof Amsterdam ten onrechte aan klager heeft toegeschreven. Zij heeft dat ook op de zitting van het hof, nadat zij daar door klager op was gewezen, erkend en daarvoor direct haar excuses aangeboden. Nu niet is gebleken dat verweerster bewust een onjuiste verwijzing in haar pleitnota heeft opgenomen en zij hiervoor direct haar excuses heeft aangeboden, is de voorzitter van oordeel dat de klacht kennelijk van onvoldoende gewicht is om tuchtrechtelijk verwijtbaar te zijn. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 19 december 2022
in de zaak 22-880/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerster
De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 3 november 2022 met kenmerk 1976905, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klager en de heer B enerzijds en de cliënte van verweerster, uitgeverij Nieuw
Amsterdam B.V. (hierna: de uitgeverij), anderzijds zijn verwikkeld in een geschil
over een door de uitgeverij uitgeven boek waarin de namen van klager en de heer B
voor komen.
1.2 Op 14 juni 2022 heeft er een zitting bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (hierna:
het hof) plaatsgevonden. Op die zitting heeft verweerster het woord gevoerd aan de
hand van pleitaantekeningen. Daarin staat, voor zover van belang:
“4 Naamsvermelding
4.1 Volgens Appellanten is vermelding van hun volledige namen in het Boek onrechtmatig.
Bij MvA is uiteengezet waarom naamsvermelding (en de foto op de kaft) in het Boek
gerechtvaardigd is, kort gezegd: het publiek kende de namen van Appellanten al, hun
naamsvermelding was essentieel droeg bij aan het publieke debat, gold als waarschuwing
voor het publiek. De foto was online op meerdere plekken te vinden, ook zonder zwart
balkje. Bovendien was er het algemeen belang van de misstand die het Boek aan de kaak
beoogde te stellen. In aanvulling daarop geldt nog het volgende.
4.1.1 In eerdere procedures van [klager] is al vastgesteld dat de “initialenregel”
niet geldt nu [klager] door eigen toedoen te beschouwen is als publiek persoon: hierdoor
“legt het belang van [klager], gelegen in de bescherming van de persoonlijke levenssfeer,
minder gewicht in de schaal en zal het niet-vermelden van de volledige naam (doch
slechts de initialen) van [klager] ook naar oordeel van het hof weinig effect hebben”
(Hof ’s-Hertogenbosch, 8 november 2016, CLI:NL:GHSE:2016:4983, [klager/Quote). Over
de foto werd geschreven: “Deze foto, die Quote kocht van een fotopersbureau, is eerder
gepubliceerd op onder meer de websites Camilleri en Crimesite en werd in 2008 getoond
in een (TV) uitzending van het programma De Leugen regeert.”
4.1.2 Zie ook Hof Amsterdam 30 oktober 2018 (ECLI:NL:GHAMS:2018:3951, rov 3.7 ([klager]/Parool):
[klager] heeft zichzelf gepresenteerd als een publiek figuur en is veroordeeld in
een geruchtmakende strafzaak.
4.1.3 En Hof Den Haag 27 juni 2017 (ECLI:NL:GHDHA:2017:3236, overweging 4.13.2): het
noemen van de naam van [klager], nu in De Gekooide Recherche, vergroot de controleerbaarheid
en geloofwaardigheid en de zeggenschap van de boodschap. Het noemen van de naam draagt
bij aan het debat van algemeen belang.
4.1.4 Ook over [de heer B] werd (al vóór het Boek) gepubliceerd zonder gebruik van
de initialen regel (zie o.a. Productie 3 MvA) , kennelijk gelet op de rol die hij
in het openbare leven destijds speelde (als directeur van een ziekenhuis) en als partner
van een bekend persoon die de publiciteit niet schuwde (overeenkomstig Rechtbank Amsterdam,
12 oktober 2018, zaaknummer: C/13/653996 KG ZA 18-954 MvdV/MB, overweging 4.8).
4.1.5 Buiten de rechtspraak die Appellanten zelf hebben gecreëerd is naamsvermelding
ook onderwerp van een uitspraak van 28 juni 2018 van het Europees Hof voor de Rechten
van de Mens dat bevestigt dat een anonimiseringsverzoek de uitingsvrijheid beperkt
en dus niet zo maar kan worden toegewezen. Bovendien bevestigt het EHRM in deze uitspraak
dat journalisten de vrijheid hebben om te beslissen welke details (waaronder naamsvermelding)
moeten worden gepubliceerd om de geloofwaardigheid te waarborgen. Vooral in berichten
van strafrechtelijke procedures die veel belangstelling hebben gewekt, zoals in dit
geval. ”
1.3 Op 15 juni 2022 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door op de zitting van 14 juni
2022 aantoonbaar te hebben gelogen en welbewust een verkeerd beeld te hebben geschetst
door te verwijzen naar een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 30 oktober 2018,
welk arrest volgens verweerster over klager zou gaan terwijl dat niet zo is.
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 De klacht ziet op het handelen van verweerster als advocaat van de wederpartij
van klager. Uitgangspunt is dat de advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om
de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn
cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden
doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij,
(b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs
kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de
belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk
doel. Daarbij geldt dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen
aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het
algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden
is de juistheid daarvan te verifiëren.
4.2 De klacht heeft betrekking op overweging 4.1.2 van de pleitnota van verweerster.
Volgens klager heeft verweerster daarin verwezen naar een arrest van het gerechtshof
Amsterdam dat over klager zou gaan, terwijl dat helemaal niet zo is. Verweerster heeft
hiermee een verkeerd beeld over klager proberen te schetsen richting het hof, aldus
klager.
4.3 Verweerster voert aan dat zij in haar pleitnota het punt heeft willen maken
dat klager een bekend persoon is en dat vermelding van zijn naam in een boek daarom
gerechtvaardigd is. Zij heeft dat punt kracht bij willen zetten met verwijzingen zowel
naar jurisprudentie die over klager zelf gaat als jurisprudentie die over de heer
B gaat als naar jurisprudentie die over anderen gaat. Bij vergissing is één uitspraak
uit die jurisprudentie ten onrechte aan klager toegeschreven, terwijl deze thuishoorde
in het rijtje ‘jurisprudentie over anderen’. Toen klager verweerster daarop attent
maakte, was zij even van haar stuk omdat zij zich niet bewust was van haar vergissing.
Zij heeft toen ter zitting geprobeerd de feiten te achterhalen en heeft, toen bleek
dat klager gelijk had, dat ook ruiterlijk toegegeven en haar excuses gemaakt. Er is
geen sprake van welbewust een verkeerd beeld willen schetsen of van liegen, en evenmin
van kwade trouw. Het was een vergissing waarvoor verweerster klager nogmaals haar
excuses aanbiedt, aldus verweerster.
4.4 De voorzitter overweegt als volgt. Verweerster heeft erkend dat zij in haar
pleitnota een arrest van het gerechtshof Amsterdam ten onrechte aan klager heeft toegeschreven.
Dat arrest hoorde in het rijtje “jurisprudentie over anderen dan klager”. Zij heeft
dat ook op de zitting van het hof, nadat zij daar door klager op was gewezen, erkend
en daarvoor direct haar excuses aangeboden. Nu niet is gebleken dat verweerster bewust
een onjuiste verwijzing in haar pleitnota heeft opgenomen en zij hiervoor direct haar
excuses heeft aangeboden, is de voorzitter van oordeel dat de klacht kennelijk van
onvoldoende gewicht is om tuchtrechtelijk verwijtbaar te zijn.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk van onvoldoende
gewicht.
Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 december 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 19 december 2022