ECLI:NL:TADRAMS:2022:251 Raad van Discipline Amsterdam 22-872/A/NH
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2022:251 |
---|---|
Datum uitspraak: | 12-12-2022 |
Datum publicatie: | 23-12-2022 |
Zaaknummer(s): | 22-872/A/NH |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing; Kennelijk ongegronde klacht over de dienstverlening van de eigen advocaat. De bijstand voldeed aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Het feit dat verweerder te laat op zitting was gekomen, betrof een overmachtssituatie en kan verweerder niet aangerekend worden. Bovendien heeft verweerder geregeld dat de zitting later begon, waardoor hij er alsnog vanaf het begin bij kon zijn. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 12 december 2022
in de zaak 22-872/A/NH
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter)
heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement
Noord-Holland (hierna: de deken) van 1 november 2022 met kenmerk ks/ss/22-409/2032830,
digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen
van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klager (geboren 3 november 1989) was van 16 maart 2016 tot december 2015 opgenomen
op een Forensisch Psychiatrische Afdeling. Zijn moeder (hierna: de moeder) is namens
klager tegen verschillende behandelaars van klager een klachtprocedure gestart bij
het Medisch Tuchtcollege.
1.2 Op 30 oktober 2019 heeft de moeder zich tot verweerder gewend met het verzoek
om bijstand in deze klachtprocedure.
1.3 Op 4 november 2019 heeft op kantoor van verweerder een bespreking plaatsgevonden
tussen de moeder en verweerder. Bij de bespreking heeft de moeder verteld dat zij
voor klager een procedure voerde bij het Medisch Tuchtcollege tegen klagers behandelaars
en dat op 6 december 2019 een mondelinge behandeling zou plaatsvinden.
1.4 Op 12 november 2019 heeft verweerder klaagster naar aanleiding van de bespreking
een opdrachtbevestiging gestuurd, waarin hij, onder meer, het volgende heeft opgenomen:
“Mijn werkzaamheden zullen bestaan uit:
-Het bestuderen van het dossier dat u bij mij op kantoor heeft achtergelaten;
-Het zo nodig opvragen van ontbrekende stukken bij het Tuchtcollege, en het bestuderen
daarvan;
-U bijstaan bij de zitting van 6 december a.s. (mondeling vooronderzoek) en waar nodig
namens u het woord voeren tijdens die zitting.
(…)
Gesubsidieerde rechtsbijstand
Ik heb n.a.v. onze bespreking van 4 november jl. telefonisch contact opgenomen bij
de Raad voor Rechtsbijstand. De contactpersoon aldaar deelde mij mede dat voor een
klachtprocedure door de Raad geen toevoeging zal worden verleend. Dit betekent dus
dat voor mijn werkzaamheden mijn normale uurtarief geldt van € 272,25 per uur (inclusief
btw). Dit betekent dat u in dat geval van mij een declaratie krijgt op basis van de
in deze zaak door mij gewerkte uren en het hierboven vermelde uurtarief.
Ik heb met u afgesproken dat ik voor de hierboven vermelde werkzaamheden een vast
bedrag zal rekenen van € 1.500 (inclusief btw).
Ik heb met u besproken dat ik niet gespecialiseerd ben in (psychiatrisch) patiëntenrecht.
Ook heb ik u er uitdrukkelijk op gewezen dat het niet vereist of noodzakelijk is om
een advocaat in te schakelen in een klachtprocedure; iedereen mag u bijstaan in dat
traject. U heeft mij verzekerd dat u dit volledig begrijpt, maar dat het uw uitdrukkelijke
wens is dat ik u bijsta.”
1.5 Bij e-mail van 12 november 2019 heeft de moeder verweerder laten weten akkoord
te gaan met de opdrachtbevestiging. Hierop heeft verweerder de moeder (eveneens) bij
e-mail van 12 november 2019 een factuur gestuurd van € 1.500,- die de moeder op 13
november 2019 heeft voldaan.
1.6 Op 6 december 2019 is verweerder op weg naar de zitting (locatie rechtbank
Amsterdam) geconfronteerd met een wegafsluiting met file als gevolg van een ernstig
ongeluk. Verweerder heeft toen contact opgenomen met het secretariaat van het Medisch
Tuchtcollege. Het secretariaat had verweerder laten weten dat de vertraging geen probleem
was en de zitting dan later zou aanvangen. Verweerder heeft ook de moeder telefonisch
van zijn vertraging op de hoogte gesteld. De zitting is een half uur later aangevangen
dan aanvankelijk was gepland.
1.7 Bij e-mails van 17 januari 2020 en 27 februari 2020 heeft verweerder de moeder
op de hoogte gesteld van de beslissingen van het Medisch Tuchtcollege. De klachten
tegen de behandelaars waren afgewezen. Verweerder heeft de moeder gewezen op de mogelijkheid
van het instellen van hoger beroep, maar haar afgeraden van deze mogelijkheid gebruik
te maken.
1.8 De moeder reageerde met de mededeling teleurgesteld te zijn over de beslissingen.
In februari 2020 heeft de moeder het dossier bij verweerders kantoor opgehaald.
1.9 Bij e-mail van 29 maart 2022 heeft de moeder verweerder meegedeeld dat hij
zijn werk niet goed had gedaan. Hij verscheen drie kwartier te laat op de zitting.
Hij had haar verboden hoger beroep in te stellen tegen de beslissingen en zij moest
zelf het medisch dossier bij verweerder ophalen. Om deze redenen ging zij verhaal
halen bij de orde van advocaten en wilde zij dat verweerder het bedrag van € 1.500,-
aan haar terugbetaalde.
1.10 Verweerder heeft bij e-mail van eveneens 29 maart 2022, voor zover relevant,
als volgt geantwoord: “Uw mail verbaast mij hogelijk. Na de zitting van 6 december
2019 heeft u mij uitvoerig bedankt en mij verteld hoe tevreden u was over de door
mij verrichte werkzaamheden. U wilde zelfs met mij op de foto. Bijna 2,5 jaar later
meldt u mij dat u niet tevreden zou zijn (!?). Op weg naar de zitting (6 december
2019) werd ik - zoals u weet - geconfronteerd met een weg die was afgesloten i.v.m.
een auto-ongeluk en bijgevolg met een lange file. Ik heb het Tuchtcollege, alsook
u, meteen gebeld en uitgelegd dat ik hierdoor was vertraagd. Het Tuchtcollege vond
dit geen enkel probleem en heeft op mijn komst gewacht. Ik zie niet in dat het op
die dag later aanvangen van de zitting nadeel voor u zou hebben opgeleverd. Uw klachten
zijn door het Tuchtcollege afgewezen. Het is onjuist dat u van mij geen bezwaar zou
mogen maken tegen die beslissing. Wel heb ik u geadviseerd geen beroep in te stellen.
Ik verwijs u naar mijn mail van 17 januari 2020. Ik kan verder niets voor u betekenen.”
1.11 De moeder heeft bij brief van 28 juni 2022, per post door de deken ontvangen
op 2 augustus 2022, namens klager een klacht ingediend over verweerder. Op verzoek
van de deken heeft de moeder op 5 augustus 2022 een machtiging van klager toegezonden.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder
dat hij niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt op grond van het
navolgende.
a) Verweerder heeft geen, althans onvoldoende, verweer gevoerd in de procedure,
die bij het Medisch Tuchtcollege is gevoerd tegen verschillende behandelaars van klager;
b) Verweerder heeft, ondanks het verzoek van de moeder, het dossier van klager
niet aan haar toegezonden. De moeder heeft dit zelf moeten ophalen;
c) Verweerder is te laat op de zitting van 6 december 2019 verschenen;
d) Verweerder heeft ondanks de verwijten onder a) t/m c) toch het bedrag van €
1.500,- in rekening gebracht;
e) Verweerder heeft klager afgeraden in hoger beroep te gaan tegen de beslissing
van het Medisch Tuchtcollege.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter stelt voorop dat bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening
aan een cliënt rekening moet worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft
met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals
over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak
voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door
de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen
worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene
wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.
Klachtonderdeel a)
4.2 In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerder dat hij onvoldoende verweer
heeft gevoerd in zijn procedure bij het Medisch Tuchtcollege. Weliswaar was de moeder
na de zitting wel tevreden met verweerders optreden op zitting, maar toen kende zij
de beslissingen nog niet.
4.3 De voorzitter volgt klager niet in dit standpunt. Uit het overgelegde klachtdossier
en -met name het verweer van verweerder- blijkt genoegzaam dat verweerder de werkzaamheden
heeft verricht, zoals neergelegd in de opdrachtbevestiging. De moeder heeft deze opdrachtbevestiging
geaccordeerd. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat de moeder na afloop van de
zitting erg tevreden was over verweerders optreden op zitting. Hoewel de voorzitter
begrijpelijk acht dat klager (en ook de moeder) teleurgesteld was over de uitkomst
van de beslissingen van het Medisch Tuchtcollege, betekent dat nog niet dat verweerder
tekortgeschoten is in zijn taak als advocaat. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen
is niet gebleken. Klachtonderdeel a) is daarom kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel b)
4.4 In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerder dat hij ondanks het verzoek
van de moeder het dossier niet heeft willen toezenden en zij het dossier heeft moeten
ophalen op het kantoor van verweerder.
4.5 De voorzitter overweegt dat het enkele feit dat de moeder het dossier heeft
moeten ophalen en verweerder het niet naar de moeder heeft willen opsturen, niet betekent
dat verweerder aldus tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De voorzitter acht
klachtonderdeel b) dan ook kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel c)
4.6 In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerder dat hij te laat op de zitting
van 6 december 2019 is verschenen. De moeder kan zich niet herinneren dat verweerder
haar had gebeld, omdat zij op dat moment zeer emotioneel was. Uit het overzicht van
in- en uitgaande gesprekken blijkt evenmin dat verweerder haar heeft gebeld die dag.
4.7 Verweerder heeft toegelicht dat hij op de dag van de zitting door een wegafsluiting
naar aanleiding van een ernstig verkeersongeluk in een file was terechtgekomen. Verweerder
heeft de vertraging direct gemeld bij het secretariaat van het Medisch Tuchtcollege.
Die had hem bericht dat de vertraging geen probleem was en de zitting dan later zou
begonnen. Hierdoor was verweerder vanaf het begin bij de zitting aanwezig. Verweerder
heeft verder gesteld dat hij ook de moeder van zijn vertraging op de hoogte had gesteld.
4.8 De voorzitter stelt vast dat verweerders vertraging op de zittingsdag het gevolg
was van een overmachtssituatie, die verweerder niet aangerekend kan worden. Verweerder
heeft bovendien correct gehandeld door het Medisch Tuchtcollege direct over zijn vertraging
te informeren, waardoor de zitting pas van start is gegaan nadat verweerder was gearriveerd.
Voor zover de moeder het gesteld dat verweerder haar niet heeft gebeld, acht de voorzitter
dit gelet op verweerders verweer op dit punt niet aannemelijk. Bovendien geldt dat
ook wanneer verweerder de moeder niet zou hebben gebeld, dit niet direct klachtwaardig
zou zijn, nu verweerder wel aantoonbaar met het Medisch Tuchtcollege heeft gebeld.
Van klachtwaardig handelen is niet gebleken. Klachtonderdeel c) is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel d)
4.9 In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerder dat hij ondanks zijn handelwijze
beschreven in klachtonderdelen a) tot en met c) toch € 1.500,- in rekening heeft gebracht.
4.10 De voorzitter overweegt dat uit de opdrachtbevestiging van 12 november 2019
en het akkoord dat de moeder bij e-mail van diezelfde datum volgt dat verweerder met
de moeder voor zijn werkzaamheden een vaste prijs van € 1.500,- is overeengekomen.
Dat de moeder achteraf gezien niet tevreden is over verweerders werkzaamheden, betekent
niet dat verweerder dit geld dan zou moeten terugbetalen. Van klachtwaardig handelen
is geen sprake. Klachtonderdeel d) is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel e)
4.11 In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerder dat hij heeft afgeraden hoger
beroep in te stellen tegen de beslissingen van het Medisch Tuchtcollege.
4.12 Verweerder heeft de moeder in zijn e-mail van 17 januari 2020 inderdaad afgeraden
hoger beroep in te stellen tegen de beslissingen, omdat hij daar weinig van verwachtte
en een hoger beroep aanzienlijke kosten meebracht. Anders dan de moeder in haar e-mail
van 29 maart 2022 heeft gesteld, heeft verweerder de moeder echter niet verboden hoger
beroep in te stellen.
4.13 De voorzitter overweegt dat het tot de taak van een advocaat behoort om vanuit
zijn deskundigheid zijn cliënt te adviseren over de kansen en kosten van een hoger
beroep. Ook als achteraf blijkt dat het hoger beroep ondanks dit advies succesvol
is geweest, betekent dit nog niet dat het advies klachtwaardig is geweest. Dat zou
anders zijn, als zou komen vast te staan dat het advies apert onjuist zou zijn, maar
dat is naar het oordeel de voorzitter niet gebleken. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar
handelen is de voorzitter dan ook niet gebleken, zodat ook klachtonderdeel e) kennelijk
ongegrond is.
Conclusie
4.14 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, in alle onderdelen,
met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk
ongegrond.
Aldus beslist door mr. C.S. Schoorl, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 12 december 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 12 december 2022