ECLI:NL:TADRAMS:2022:249 Raad van Discipline Amsterdam 22-847/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2022:249 |
---|---|
Datum uitspraak: | 12-12-2022 |
Datum publicatie: | 23-12-2022 |
Zaaknummer(s): | 22-847/A/A |
Onderwerp: | Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing; klacht is kennelijk niet-ontvankelijk vanwege het ontbreken van een rechtstreeks eigen belang. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 12 december 2022
in de zaak 22-847/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 25 oktober 2022 met kenmerk 1668246/JAS/RAB/AvO, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4 (en 5.1 en 5.2). Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de bij e-mail van 16 november 2022 namens klaagster toegezonden brief van 15 november 2022.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klaagster is een stichting met als taak het behartigen van de collectieve belangen
van consumenten, ZZP-ers en MKB bij financiële instellingen als banken, verzekeraars
en financieel adviseurs. Verweerder is de advocaat van het bedrijf Crédit Agricole
Consumer Finance Nederland B.V. en haar dochterondernemingen (tezamen: CACF NL).
1.2 Tussen partijen bestaat verschil van inzicht over de uitleg van doorlopende
kredietovereenkomsten, meer in het bijzonder de aanpassing van de door de klanten
verschuldigde kredietvergoeding. In 2019 en 2020 heeft de Commissie van Beroep van
het KiFiD in een individuele klachtzaak tegen CACF NL, hierover uitspraken gedaan.
Naar aanleiding hiervan heeft het CACF NL een compensatieplan opgesteld voor haar
(voormalige) klanten.
1.3 Klaagster heeft voor een aantal (voormalige) klanten van CACF NL klachten ingediend
over de hoogte van de toegekende compensatie, waarvan een aantal klachten bij de Geschillencommissie
van het KiFiD is aangebracht. In die klachtzaken voert CACF NL verweer en zij wordt
daarin door verweerder bijgestaan.
1.4 De Geschillencommissie van het KiFiD is in twee individuele klachtzaken tot
het oordeel gekomen dat de toegekende compensatie in die gevallen onvoldoende is geweest.
CACF NL is het oneens met dat oordeel en heeft gepoogd haar bezwaren daartegen aan
de Commissie van Beroep voor te leggen. De toegang tot de beroepsprocedure is haar
om formele redenen ontzegd. CACF NL heeft uitvoering gegeven aan de uitspraken van
de Geschillencommissie en de betreffende klagers aanvullend gecompenseerd.
1.5 Klaagster heeft CACF NL verzocht om ten aanzien van alle andere door haar opgestarte
klachtzaken (zo’n 80 in totaal) tot een regeling te komen in lijn met de uitspraken
van de Geschillencommissie. Deze regeling is niet tot stand gekomen en CACF NL heeft
besloten zich tegen de door klaagster ingediende klachten te blijven verweren omdat
zij het niet eens is met de inhoud van de uitspraken van de Geschillencommissie en
van mening is dat daartegen hoger beroep het moeten worden toegelaten.
1.6 Op 30 december 2021 is namens klaagster bij de deken een klacht ingediend over
verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder
het volgende.
a) Verweerder heeft minachting voor het KiFiD als geschil beslechtend instituut;
b) Verweerder heeft CACF NL onjuist geïnformeerd;
c) Verweerder heeft rechthebbende consumenten willens en wetens gefrustreerd;
d) Verweerder maakt zich (daardoor) schuldig aan zelfverrijking;
e) Verweerder heeft ten overstaan van het KiFiD gelogen.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 Voor alle weren voert verweerder aan dat klaagster kennelijk niet-ontvankelijk
is in haar klacht, aangezien de handelingen die verweerder worden verweten klaagster
niet rechtstreeks in haar belang treffen.
4.2 Klaagster is van mening dat zij wel degelijk een rechtstreeks belang heeft,
te weten een financieel belang. Klaagster helpt consumenten en zij heeft met hen de
afspraak gemaakt dat zij ten opzichte van het werk dat zij doet een deel van de (extra)
compensatie zou krijgen, namelijk 10% met een minimum van € 150,- en een maximum van
€ 750,-. Hoe meer (uren) werk klaagster aan dossiers heeft, des te lager het uurtarief
van klaagster wordt. Daarnaast en bovenal is klaagster van mening dat zij een maatschappelijk
belang heeft.
4.3 De voorzitter overweegt dat het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht
in te dienen over een advocaat alleen toekomt aan diegene die door het handelen of
nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen.
Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure is vereist, wordt
het klachtrecht uitgeoefend door de deken.
4.4 De voorzitter stelt vast dat klaagster namens zichzelf een klacht over verweerder
heeft ingediend. Hoewel klaagster (mogelijk) wel een belang heeft bij de aan verweerder
verweten gedragingen, is dit slechts een afgeleid belang en geen rechtstreeks belang
als bedoeld in de Advocatenwet. De aan verweerder verweten gedragingen raken immers
niet rechtstreeks het belang van klaagster. De voorzitter overweegt hiertoe het volgende.
Het verwijt dat verweerder minachting heeft voor het KiFiD als geschilbeslechtend
instituut, raakt het belang van het KiFiD en niet dat van klaagster (klachtonderdeel
a). Het verwijt dat verweerder CACF NL onjuist zou hebben geadviseerd, raakt het belang
van het CACF NL (zijn cliënte) en niet dat van klaagster (klachtonderdeel b). Het
verwijt dat verweerder de belangen van de consumenten frustreert, raakt het belang
van de consumenten en niet dat van klaagster (klachtonderdeel c). Het verwijt dat
verweerder zichzelf heeft verrijkt ten koste van anderen, treft evenmin klaagster
in haar belang. Dergelijk gedrag zou enkel CACF NL als verweerders cliënte in haar
belang kunnen treffen (klachtonderdeel d). Het verwijt dat verweerder zou hebben gelogen
tegenover het KiFiD raakt het belang van de consumenten en niet dat van klaagster
(klachtonderdeel e).
4.5 Voor zover klaagster aanvoert dat zij een financieel belang heeft bij haar
klacht over verweerder vanwege de door haar met haar klanten gemaakte financiële afspraken,
betreft dit geen belang dat rechtstreeks - maar slechts indirect - door de gedragingen
van verweerder wordt getroffen, maar dat dit belang volgt uit de prijsafspraken die
klaagster met haar klanten heeft gemaakt. Voor zover klaagster stelt een maatschappelijk
belang te hebben geldt dat het klachtrecht in een degelijk geval voorbehouden is aan
de deken.
4.6 De voorzitter komt op grond van het voorgaande tot de slotsom dat de klacht
in alle onderdelen kennelijk niet-ontvankelijk is.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen, kennelijk
niet-ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. H.P.H.I. Cleerdin, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 12 december 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 12 december 2022