ECLI:NL:TADRAMS:2022:247 Raad van Discipline Amsterdam 22-846/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2022:247 |
---|---|
Datum uitspraak: | 05-12-2022 |
Datum publicatie: | 09-12-2022 |
Zaaknummer(s): | 22-846/A/A |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Artikel 60 ab Advocatenwet |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing; Kennelijk ongegronde klacht van een moeder over de advocaat van haar zoon. Klaagster heeft een voldoende eigen rechtstreeks belang om over verweerster een klacht in te dienen. Immers, door het handelen van verweerster heeft klaagster met haar zoon een gesprek gevoerd, dat hoorbaar was voor de andere personen in de verhoorkamer, hetgeen klaagster, naar zij stelt, niet heeft gewild. Verweerster heeft jegens klaagster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Uit het overgelegde klachtdossier volgt genoegzaam dat verweerster klaagster duidelijk heeft geïnformeerd over de wijze waarop het telefoongesprek in de verhoorkamer met haar zoon zou plaatsvinden. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 5 december 2022
in de zaak 22-846/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over:
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 25 oktober 2022 met kenmerk 2003127/JS/YH, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 8.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Tot 16 juni 2022 was de zoon van kaagster cliënt bij het kantoor van verweerster.
De zoon van klaagster was aangehouden als verdachte in een strafzaak en aan hem waren
beperkingen opgelegd. Vanwege de opgelegde beperkingen diende de officier van justitie
toestemming te geven voor contact tussen klaagster en haar zoon.
1.2 Op 31 mei 2022 heeft er een politieverhoor met de zoon van klaagster plaatsgevonden.
Verweerster was als advocaat bij het verhoor aanwezig. Omdat de zoon klaagster graag
wilde spreken, heeft de rechercheur na afloop van het politieverhoor gebeld met de
zaakofficier.
1.3 De zaaksofficier stemde in met een telefoongesprek tussen klaagster en haar
zoon via de telefoon van de rechercheur. De desbetreffende rechercheur heeft toen
met klaagster gebeld in een afzonderlijke ruimte en klaagster hierover ingelicht.
1.4 Een medewerkster van de deken heeft telefonisch contact gehad met de betrokken
rechercheur. De rechercheur heeft bevestigd dat het onder 1.3 bedoelde gesprek heeft
plaatsgevonden en dat zij tijdens dit gesprek aan klaagster heeft laten weten (i)
dat het telefoongesprek tussen klaagster en haar zoon niet privé kon plaatsvinden
vanwege de beperkingen die aan haar zoon waren opgelegd en dat het gesprek in de verhoorkamer
zou plaatsvinden, onder meer in bijzijn van de rechercheur en verweerster en (ii)
dat zij direct zou terugbellen om het telefoongesprek tussen klaagster en haar zoon
tot stand te brengen.
1.5 De rechercheur is teruggegaan naar de verhoorkamer en heeft vanuit de verhoorkamer
meerdere pogingen gedaan om contact te leggen met klaagster, maar klaagster nam de
telefoon niet op.
1.6 Verweerster heeft toen voorgesteld om klaagster met haar telefoon te bellen.
Verweerster heeft enkele malen geprobeerd om klaagster te bereiken, maar klaagster
nam ook toen haar telefoon niet op. Enkele minuten later heeft klaagster verweerster
teruggebeld. Verweerster heeft het gesprek op enig moment op de luidspreker gezet.
1.7 Op 6 juli 2022 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
Op 7 juli 2022 heeft klaagster haar klacht aangevuld.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster
dat zij tijdens het telefoongesprek met klaagster in de verhoorkamer in bijzijn van
een rechercheur, de telefoon op de luidspreker had gezet. Klaagster was hiervan vooraf
niet op de hoogte gesteld en had hiervoor geen toestemming gegeven.
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft aangevoerd dat zij direct bij het begin van het telefoongesprek
(zonder luidsprekersfunctie) klaagster had laten weten dat zij in de verhoorkamer
zat met de recherche en haar zoon. Klaagster heeft toen geantwoord hiervan op de hoogte
te zijn aangezien zij net door de rechercheur hierover was gebeld. Verweerster heeft
aangegeven de verbinding te verbreken als klaagster toch wenste af te zien van een
gesprek met haar zoon. Klaagster bleef echter maar doorpraten en verweerster kon niet
tot haar doordringen. Verweerster heeft meerdere malen duidelijk gemaakt dat zij de
zaak niet met haar kon en mocht bespreken. Hierop heeft verweerster aangekondigd het
gesprek op luidspreker te zetten gelet op de aan de zoon opgelegde beperkingen, die
ook voor diens advocaat gelden. Daarnaast heeft verweerster klaagster meermaals meegedeeld
dat zij geen zaakinhoudelijke uitingen mocht doen en omwille van de transparantie
de luidsprekerfunctie zou gebruiken. Hierbij heeft verweerster benadrukt dat klaagster
het telefoongesprek te allen tijde kon verbreken. Klaagster heeft daarna uitvoerig
met haar zoon gesproken. Uit niets bleek dat zij dit gesprek niet wenste voort te
zetten.
4 BEOORDELING
4.1 Voor alle andere weren stelt verweerster zich op het standpunt dat klaagster
niet-ontvankelijk is, aangezien verweerster de advocaat van de zoon van klaagster
was en er tussen haar en klaagster nooit een cliëntrelatie heeft bestaan. Een eigen
belang van klaagster bij de ingediende klacht is er dan ook niet.
4.2 De voorzitter overweegt als volgt. Het in de Advocatenwet voorziene recht om
een klacht in te dienen over een advocaat komt niet aan eenieder toe, maar slechts
aan diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks
in zijn belang is of kan worden getroffen. De voorzitter is van oordeel dat klaagster
als moeder van de verdachte een voldoende eigen rechtstreeks belang heeft om in onderhavige
omstandigheden over verweerster een klacht in te dienen. Immers, door het handelen
van verweerster, die het telefoongesprek op de luidspreker zette, heeft klaagster
met haar zoon een gesprek gevoerd, dat hoorbaar was voor de andere personen in de
verhoorkamer, hetgeen klaagster, naar zij stelt, niet heeft gewild. De klacht van
klaagster is dan ook ontvankelijk. Dit betekent dat de raad de klacht hierna inhoudelijk
zal beoordelen.
4.3 Op grond van artikel 46 Advocatenwet dient beoordeeld te worden in hoeverre
het handelen van verweerster in strijd is met wat een behoorlijk advocaat betaamt
en waarvan verweerster een verwijt kan worden gemaakt.
4.4 De voorzitter is van oordeel dat verweerster jegens klaagster niet tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld. Uit het overgelegde klachtdossier volgt genoegzaam dat
verweerster klaagster duidelijk heeft geïnformeerd over de wijze waarop het telefoongesprek
in de verhoorkamer met haar zoon zou plaatsvinden. Bovendien heeft klaagster zelf
aangegeven dat zij de rechercheur haar naam hoorde roepen en dat zij toen wist dat
het gesprek op de luidspreker was gezet. Klaagster had er op dat moment voor kunnen
kiezen om het gesprek alsnog te verbreken. Voor zover klaagster stelt dat zij de verbinding
niet meer kon verbreken omdat haar zoon haar stem duidelijk had gehoord, kan dat verweerster
niet verweten worden.
4.5 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht met toepassing van
artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. K.M. van Hassel, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 5 december 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 5 december 2022