ECLI:NL:TADRAMS:2022:181 Raad van Discipline Amsterdam 22-625/A/A 22-626/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2022:181 |
---|---|
Datum uitspraak: | 05-09-2022 |
Datum publicatie: | 12-09-2022 |
Zaaknummer(s): |
|
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Wat nooit geoorloofd is |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over voormalig advocaat en diens advocaat kennelijk ongegrond. Klaagster klaagt in deze klachtprocedure over hetzelfde als hetgeen zij aan haar vordering bij de kantonrechter ten grondslag heeft gelegd. De voorzitter ziet geen aanleiding om anders te oordelen dan de kantonrechter heeft gedaan. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 5 september 2022
in de zaken 22-625/A/A en 22-626/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over:
verweerders
De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 2 augustus 2022 met kenmerk 2021-1627026/EJH/FS, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van verweerster aan de raad van 8 augustus 2022, de e-mail van klaagster aan de raad van 9 augustus 2022, de e-mail met bijlagen van verweerder aan de raad van 16 augustus 2022 en de e-mail van klaagster aan de raad van 18 augustus 2022.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Verweerder heeft klaagster in 2015/2016 bijgestaan in een huurrechtkwestie.
Volgens klaagster heeft verweerder daarbij fouten gemaakt, reden waarom zij in 2017
en 2018 bij de deken klachten over verweerder heeft ingediend en in 2020 verweerder
heeft gedagvaard voor de kantonrechter en het door haar aan hem betaalde salaris heeft
teruggevorderd. In reconventie heeft verweerder betaling van een nog openstaande factuur
gevorderd.
1.2 Verweerster heeft verweerder bijgestaan in de procedure bij de kantonrechter.
1.3 Bij vonnis van 23 september 2020 heeft de kantonrechter de vordering in conventie
afgewezen en de vordering in reconventie toegewezen, met veroordeling van klaagster
in de proceskosten.
1.4 Op 16 januari 2021 heeft klaagster verweerder opnieuw gedagvaard voor de kantonrechter
en herroeping van het vonnis van 23 september 2020 gevorderd. Volgens klaagster zijn
de stukken in de procedure die geleid heeft tot voornoemd vonnis op naam van verweerster
ingediend, maar niet door haar ondertekend. De stukken zijn bedrieglijk ondertekend
door verweerder en waarmee hij volgens klaagster valsheid in geschrifte heeft gepleegd.
1.5 Bij vonnis van 3 november 2021 heeft de kantonrechter de vordering van klaagster
afgewezen. Hiertoe heeft de kantonrechter onder meer het volgende overwogen:
“3.3. Dat naam en handtekening onder de stukken niet met elkaar overeenkomen, wil
nog niet zeggen dat sprake is van een valse handtekening. Behalve het feit dat [verweerder]
niet “p/o” of “in opdracht van” bij zijn handtekening heeft geschreven, zijn er geen
aanwijzingen dat het zetten van zijn handtekening boven de naam van [verweerster]
doelbewust het oogmerk tot misleiding van [klaagster] heeft gehad. (…) Onzorgvuldig
en onvolledig is het wel, maar dat maakt de handtekening nog niet bedrieglijk. [Verweerder]
was bovendien zelf partij bij de terugvorderingsprocedure, en kan dus ook zelf stukken
indienen (zie artikel 83 Rv). Het enkele feit dat [verweerder] de stukken heeft ondertekend
boven de naam van [verweerster], levert dus geen bedrog op.
3.4. Wat [klaagster] betoogt, zo begrijpt de kantonrechter, is dat [verweerster] geen
enkele bemoeienis zou hebben gehad met de inhoud van de processtukken in de terugvorderingsprocedure.
[Klaagster] bedoelt daarmee kennelijk dat [verweerder] dus feitelijk in persoon procedeerde
en dan onterecht ‘salaris gemachtigde’ zou hebben ontvangen. Maar [klaagster] laat
elke onderbouwing van die stelling achterwege. De kantonrechter ziet in de stukken
die partijen in deze procedure hebben overgelegd daarvoor ook geen aanwijzing. Voor
zover [klaagster] zich heeft gebaseerd op stukken in de terugvorderingsprocedure,
had zij concreet moeten stellen welke stukken dat zou betreffen, waar die te vinden
zijn en waarop zij haar stelling baseert. Omdat zij dat niet doet, is het uitgangspunt
dat [verweerder] zoals opgegeven door [verweerster] is vertegenwoordigd en [klaagster]
dus in de terugvorderingsprocedure terecht is veroordeeld tot betaling van ‘het salaris
gemachtigde’.”
1.6 Op 3 december 2021 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerders.
Verweerster is advocaat in het arrondissement Noord-Nederland. De deken Amsterdam
heeft de klacht over verweerster, die nauw samenhangt met de klacht over verweerder,
met medeweten en instemming van de deken Noord-Nederland onderzocht. Bij beslissing
van 28 juli 2022 heeft de voorzitter van het Hof van Discipline op verzoek van de
deken Amsterdam deze raad aangewezen om de klacht over verweerster te behandelen.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar
hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder in stukken
voor de rechtbank driemaal zijn handtekening heeft gezet, in brieven aan de griffie
bij de naam van verweerster en onder de conclusie van repliek bij ‘gemachtigde’.
3 VERWEER
3.1 Verweerders hebben tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
Ontvankelijkheid
4.1 De voorzitter ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of klaagster kan worden
ontvangen in haar klacht. Het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in
te dienen over een advocaat komt namelijk niet aan iedereen toe, maar slechts aan
diegene die door het handelen en/of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in
zijn of haar belang is of kan worden getroffen. Nu klaagster in het vonnis van 23
september 2020 in de proceskosten, waaronder salaris gemachtigde, is veroordeeld,
is de voorzitter van oordeel dat zij een voldoende rechtstreeks belang heeft bij haar
klacht. Haar klacht komt er immers op neer dat verweerder op onrechtmatige wijze een
salaris gemachtigde heeft verkregen. De voorzitter zal de klacht dan ook inhoudelijk
beoordelen.
Inhoudelijke beoordeling
4.2 Klaagster heeft aan haar klacht het volgende ten grondslag gelegd. Verweerder
heeft in de procedure bij de kantonrechter verweerster opgevoerd als zijn gemachtigde.
Hij heeft echter zelf tot drie keer toe zijn handtekening gezet onder (proces)stukken
van verweerster, zonder daarbij uit te leggen waarom hij dat heeft gedaan. Nu dit
tot driemaal toe is gebeurd, moet er sprake zijn van welbewuste fouten en daarom van
valsheid in geschrifte. Verweerder heeft op drie plekken een valse handtekening gezet
met als kennelijke doel om ten onrechte een salaris gemachtigde te verkrijgen, aldus
klaagster.
4.3 Verweerders voeren aan dat verweerster alle rolhandelingen heeft verricht.
Ook heeft zij alle processtukken opgesteld, uiteraard in overleg met verweerder. Verweerster
heeft ook rechtstreeks met klaagster per e-mail gecorrespondeerd. Verweerster heeft
als gemachtigde opgetreden. Het klopt dat verweerder op verzoek van verweerster de
door klaagster genoemde stukken heeft ondertekend. Als gevolg van de destijds geldende
coronamaatregelen werkten zij voornamelijk thuis. Het uitprinten en versturen van
post geschiedt op kantoor. De medewerker die op kantoor werkzaam is, verzorgt de post.
Verweerder woont dichtbij zijn kantoor zodat hij geregeld de post heeft verstuurd
en zodoende ook namens verweerster heeft ondertekend. Van een valse handtekening is
geen sprake. Van bedrog evenmin. Dat verweerder enkele stukken in opdracht van verweerster
heeft getekend (en een enkele keer vergeten is om daarbij te vermelden dat hij in
opdracht van verweerster ondertekende) maakt evenmin dat verweerster geen gemachtigde
is. Bovendien kan verweerder op grond van artikel 83 Rv zelf de processtukken indienen.
De belangen van klaagster zijn dan ook niet geschonden, aldus verweerders.
4.4 De voorzitter overweegt als volgt. Klaagster klaagt in deze klachtprocedure
over precies hetzelfde als hetgeen zij in de tweede procedure bij de kantonrechter
aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd. De voorzitter ziet in hetgeen klaagster
in deze klachtprocedure heeft aangevoerd geen aanleiding om anders te oordelen dan
de kantonrechter in het vonnis van 3 november 2021 heeft gedaan. De klacht is dan
ook kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 5 september 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 5 september 2022