ECLI:NL:TADRAMS:2022:180 Raad van Discipline Amsterdam 22-623/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2022:180
Datum uitspraak: 05-09-2022
Datum publicatie: 12-09-2022
Zaaknummer(s): 22-623/A/A
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat kennelijk ongegrond. Niet kan worden vastgesteld dat verweerder zijn beroepsgeheim heeft geschonden of klager niet goed heeft bijgestaan.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam
van  5 september 2022
in de zaak 22-623/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder
gemachtigde: mr. R.A. Korver
advocaat te Amsterdam

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 2 augustus 2022 met kenmerk 2021-1523594/EJH/RAB, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van klager aan de raad van 18 augustus 2022.

1    FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1    Verweerder is in 2019 door een bevriende advocaat, mr. D, gevraagd om klager bij te staan in een incassoprocedure waarin ook een vrijwaringskwestie speelde. Dat heeft verweerder gedaan. Hij heeft namens klager conclusies van antwoord ingediend in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak. Klager heeft vervolgens buiten verweerder om met de wederpartij geschikt, waarna de procedure is doorgehaald.
1.2    Ongeveer een jaar later is verweerder door de politie benaderd om een verklaring af te leggen inzake een door mr. D tegen klager ingediende strafklacht wegens bedreiging.
1.3    Op 20 september 2021 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder. 
2    KLACHT
2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende. 
a)    Verweerder heeft een getuigenverklaring tegen klager afgelegd en zonder toestemming van klager informatie over klager en diens zaken gedeeld met derden waarmee hij zijn beroepsgeheim heeft geschonden.
b)    Verweerder heeft geen deugdelijke rechtsbijstand aan klager verleend.

3    VERWEER
3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING
Klachtonderdeel a) 
4.1    Klager verwijt verweerder dat hij een getuigenverklaring tegen klager heeft afgelegd en zonder toestemming van klager informatie over klager en diens zaken heeft gedeeld met derden waarmee hij zijn beroepsgeheim heeft geschonden.
4.2    Verweerder voert aan dat hij op 16 juli 2020 door de politie is gebeld met het verzoek om een verklaring af te leggen in een strafzaak tegen klager. Verweerder heeft telefonisch kort uitgelegd dat hij van de strafzaak op de hoogte was maar dat hij verder eigenlijk niets meer met klager van doen wilde hebben en dat hij een geheimhoudingsplicht heeft ten aanzien van de inhoud van de zaak die hij voor klager heeft behandeld, aldus verweerder.
4.3    De voorzitter overweegt als volgt. Klager heeft, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerder, niet onderbouwd dat verweerder een getuigenverklaring tegen klager heeft afgelegd en/of informatie over klager en diens zaken heeft gedeeld met derden. Dat verweerder zijn beroepsgeheim heeft geschonden kan dan ook niet worden vastgesteld. Klachtonderdeel a) is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel b)
4.4    In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerder dat hij geen deugdelijke rechtsbijstand aan klager heeft verleend.
4.5    Verweerder voert aan dat hij klager heeft bijgestaan in een incassoprocedure. Ook de ex-vriendin van klager was gedaagde. Zij had een vrijwaring tegen klager ingediend. Verweerder heeft klager er van meet af aan op gewezen dat verweer in zijn zaak vrijwel kansloos zou zijn nu klager de vordering in de hoofdzaak volledig had erkend en ook in de vrijwaring geen verweer kon voeren. Verweerder heeft in de hoofdzaak en in de vrijwaring namens klager een conclusie van antwoord ingediend. De hoofdzaak en daarmee de vrijwaring is kort daarna geëindigd doordat klager de zaak zelf, buiten medeweten van verweerder, heeft afgedaan door een bedrag te betalen, aldus verweerder. 
4.6    De voorzitter overweegt als volgt. Klager heeft, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerder, niet onderbouwd dat de rechtsbijstandverlening door verweerder ondermaats was. Dit kan dan ook niet worden vastgesteld. Ook klachtonderdeel b) is daarom kennelijk ongegrond.

BESLISSING
De voorzitter verklaart: 
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in beide onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 5 september 2022.


Griffier         Voorzitter

Verzonden op: 5 september 2022