ECLI:NL:TADRAMS:2022:174 Raad van Discipline Amsterdam 22-574/A/NH
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2022:174 |
---|---|
Datum uitspraak: | 29-08-2022 |
Datum publicatie: | 30-08-2022 |
Zaaknummer(s): | 22-574/A/NH |
Onderwerp: | Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van deken of tuchtrechter |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over de deken kennelijk ongegrond. Verweerder heeft het vertrouwen in de advocatuur niet geschaad door te oordelen dat er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding wat betreft de betaling van het griffierecht. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 29 augustus 2022
in de zaak 22-574/A/NH
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) van 14 juli 2022 met kenmerk am/ss/1821165, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 8.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klager is advocaat. Op 22 juli 2021 heeft de gemachtigde van mevrouw Van B
namens mevrouw Van B bij verweerder een klacht ingediend over klager als advocaat
van de wederpartij.
1.2 De klacht is onder verantwoordelijkheid van verweerder onderzocht door mr.
B (hierna: de stafmedewerker). Bij e-mail van 29 november 2021 heeft de stafmedewerker
de gemachtigde van mevrouw Van B verzocht om, indien mevrouw Van B haar klacht wenst
voor te leggen aan de raad van discipline, binnen vier weken het griffierecht van
€ 50,- te voldoen.
1.3 Bij e-mail van 18 december 2021 heeft de gemachtigde van mevrouw Van B de stafmedewerker
onder meer geschreven:
“Met zijn onderstaand bericht (…) heeft [klager] gedupliceerd. Behoudens omissie mijnerzijds
heb ik daarna niet meer vernomen. Kan het zijn dat ik een voortgangsbericht heb gemist?
Ik stel u de vraag mede omdat ik helaas heb moeten constateren dat mijn mailprovider
(…) meerdere van de u afkomstige berichten heeft aangemerkt als spam als gevolg waarvan
die berichten voor mij niet op reguliere wijze zichtbaar zijn geworden.
Het belang van mijn vraag is verder hierin gelegen dat cliënte, na bestudering van
de dupliek van [klager], mij heeft verzocht het daarheen te leiden dat de zaak wordt
voorgelegd aan de Raad van Discipline. Het in verband daarmee verschuldigde griffierecht
dient binnen 4 weken na daartoe strekkend verzoek voldaan te worden. Ik wil voorkomen
dat ik de uitnodiging tot betaling van het griffierecht over het hoofd zie.”
1.4 Vanwege een technische oorzaak heeft de stafmedewerker de e-mail van 18 december
2021 pas op 24 december 2021 ontvangen. In verband met haar afwezigheid heeft zij
pas op 4 januari 2022 kennis genomen van de e-mail. Bij e-mail van 4 januari 2021
heeft de stafmedewerker klager en de gemachtigde van mevrouw Van B onder meer geschreven:
“Op 29 november 2021 zond ik een e-mail met het verzoek aan klaagster om het griffierecht
te betalen (…)
Binnen de gestelde termijn van vier weken ontving ik een e-mail van 18 december 2021
van [de gemachtigde van mevrouw Van B) waarin hij informeert naar de stand van zaken
in onderhavige zaak (…) omdat hij na ontvangst van de dupliek van [klager] niets meer
vernomen heeft. (…)
Overigens ontving ik de genoemde e-mail pas op 24 december 2021 tijdens mijn afwezigheid
vanwege vakantie, hetgeen naar alle waarschijnlijkheid te maken heeft met een migratie
van ons systeem.
Op grond van artikel 46e lid 3 Advocatenwet brengt de deken een klacht niet ter kennis
van de raad van discipline indien het griffierecht niet binnen de termijn van vier
weken na de dag van verzending van zijn mededeling is bijgeschreven (…) Het voorgaande
kan anders zijn indien sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.
De deken is van oordeel dat in dit geval sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.
Niet alleeen heeft [de gemachtigde van mevrouw Van B] binnen de termijn van vier weken
geïnformeerd naar de stand van zaken, maar ook is evident dat hij het verzoek tot
betaling van het griffierecht van 29 november 2021 niet ontvangen heeft. Om die reden
zal de deken [mevrouw Van B] tot uiterlijk vrijdag 14 januari 2022 in de gelegenheid
stellen om het griffierecht alsnog te hebben bijgeschreven (…)”
1.5 Op 5 januari 2022 heeft de gemachtigde van mevrouw Van B het griffierecht voldaan,
waarna de stafmedewerker partijen heeft bericht dat het dossier naar de raad van discipline
zou worden doorgezonden. Dat is op 9 februari 2022 ook daadwerkelijk gebeurd.
1.6 Op 17 januari 2022 heeft klager bij het Hof van Discipline een klacht ingediend
over verweerder. Bij beslissing van 24 februari 2022 heeft de voorzitter van het hof
de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland aangewezen
om de klacht te onderzoeken en behandelen.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij een klachtdossier
naar de tuchtrechter heeft doorgestuurd terwijl het griffierecht niet tijdig door
klaagster is voldaan.
3 VERWEER
3.1 Verweerder voert tegen de klacht verweer. De voorzitter zal hierna, waar nodig,
op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 De klacht ziet op het handelen van verweerder in zijn hoedanigheid van deken.
Het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht heeft
betrekking op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke
beroepsuitoefening te waarborgen. Maar ook wanneer een advocaat optreedt in een andere
hoedanigheid dan die van advocaat, blijft voor hem het advocatentuchtrecht gelden.
Indien hij zich bij de vervulling van die andere functie zodanig gedraagt dat daardoor
het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van
handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt waarvan
hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Dit betekent dat de vraag voorligt
of verweerder zich bij de vervulling van die functie op de punten die in dit geding
aan de orde zijn zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur
is geschaad.
4.2 In (onder meer) de artikelen 46c en 46d van de Advocatenwet is geregeld wat
ten aanzien van de klachtbehandeling van een deken wordt verlangd. Die wettelijke
bepalingen zijn nader uitgewerkt in de door de deken gehanteerde ‘Leidraad houdende
regels inzake dekenale klachtbehandeling’. Hoe een onderzoek naar een tuchtklacht
dient plaats te vinden is niet wettelijk geregeld, hetgeen betekent dat de deken een
grote vrijheid toekomt in de inrichting van dat onderzoek en bij het bepalen van de
reikwijdte ervan.
4.3 De vraag die moet worden beantwoord is of verweerder het vertrouwen in de advocatuur
heeft geschaad door de klacht van mevrouw Van B door te sturen naar de raad van discipline.
De voorzitter beantwoordt die vraag ontkennend. Verweerder heeft terecht aangevoerd
dat de beleidsvrijheid bij het beoordelen van voorgelegde klachten en het algemeen
beginsel van behoorlijk procesrecht hem de ruimte laat om bij overschrijding van de
termijn van artikel 46e lid 3 van de Advocatenwet de klacht toch door te zenden naar
de raad van discipline indien sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.
Dat verweerder in dit geval heeft geoordeeld dat er sprake is van een verschoonbare
termijnoverschrijding nu het er zeer wel op lijkt dat de gemachtigde van mevrouw Van
B de e-mail van 29 november 2021 waarin is verzocht om betaling van het griffierecht
niet heeft ontvangen is niet onredelijk en verweerder heeft daarmee het vertrouwen
in de advocatuur niet geschaad. Het is verder aan de raad van discipline die de klacht
van mevrouw Van B zal behandelen om een oordeel te geven over de ontvankelijkheid.
4.4 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van
artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. C. Kraak, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 augustus 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 29 augustus 2022