ECLI:NL:TADRAMS:2022:156 Raad van Discipline Amsterdam 22-281/A/A/D
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2022:156 |
---|---|
Datum uitspraak: | 15-08-2022 |
Datum publicatie: | 16-08-2022 |
Zaaknummer(s): | 22-281/A/A/D |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Dekenbezwaar in beide onderdelen gegrond. Verweerder heeft niet voldaan aan het verzoek van de deken om de financiële kengetallen over het boekjaar 2020 (en de vergelijkende cijfers over 2019) aan te leveren. Evenmin heeft verweerder over het boekjaar 2020 een jaarrekening vastgesteld. Op grond van de beslissing van het Hof van Discipline van 15 november 2021 (ECLI:NL:TAHVD:2021:214) zijn advocaten gehouden medewerking te verlenen aan het in de vorm van preventief toezicht door de deken collectief uitvragen van de financiële kengetallen. Tevens rust op advocaten gelet op de administratieplicht uit artikel 2:10 en 3:15i BW en artikel 6.5, lid 1, onder b, van de Voda de plicht binnen zes maanden na afloop van een boekjaar een jaarrekening of balans en staat van baten en lasten vast te stellen. Door hier niet aan te voldoen heeft verweerder gehandeld in strijd met de betamelijkheid als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet en gedragsregel 29. De raad ziet in de gegeven omstandigheden aanleiding verweerder een voorwaardelijke boete op te leggen van € 2.500,- en daarbij te bepalen dat deze boete verschuldigd is indien hij niet uiterlijk vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de deken de gevraagde informatie heeft verstrekt. Daarnaast ziet de raad aanleiding verweerder een onvoorwaardelijke maatregel op te leggen. Gelet op de ernst van de aan verweerder gemaakte verwijten en zijn antecedentenlijst, acht de raad de maatregel van berisping passend en geboden. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
Van 15 augustus 2022
in de zaak 22-281/A/A/D
naar aanleiding van het bezwaar van:
deken
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 18 maart 2022 met kenmerk EJH/BRC/kb, digitaal door
de raad ontvangen op dezelfde datum, heeft de deken zijn bezwaar ter kennis van de
raad gebracht. Het bezwaar is behandeld op de zitting van de raad van 4 juli 2022
in aanwezigheid van de deken en zijn stafmedewerkster mevrouw R. Verweerder is wegens
ziekte niet op de zitting aanwezig, maar heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen
door zijn kantoorgenoot, mr. D. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.2 De raad heeft kennisgenomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken en van
de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van het bezwaar gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting namens verweerder afgelegde verklaringen, uit van de volgende
feiten.
2.2 Sinds 2020 vragen de lokale dekens bij alle advocaten (en hun kantoren) op
wie zij toezicht houden, de zogenaamde kengetallen uit (hierna ook: de Uitvraag).
De Uitvraag is een vorm van preventief toezicht waardoor op een objectieve en uniforme
wijze inzicht wordt verkregen in de financiële positie en daaraan verbonden (potentiële)
risico’s voor advocaten (kantoren) en hun cliënten. De opgevraagde financiële gegevens
worden drie jaar bewaard.
2.3 Op 15 juli 2021 heeft de deken verweerder verzocht uiterlijk 31 augustus 2021
de financiële kengetallen over het boekjaar 2020 (en de vergelijkende cijfers over
het boekjaar 2019) op de daarvoor ingerichte website aan te leveren.
2.4 Aangezien verweerder de financiële kengetallen niet binnen de gestelde termijn
op de daartoe bestemde website heeft ingevuld, heeft de deken op 16 september 2021
een eerste rappelbrief en op 26 oktober 2021 een tweede rappelbrief aan verweerder
gestuurd. Op 25 november 2021 heeft de deken een laatste rappelbrief aan verweerder
gestuurd.
2.5 Bij brief van 17 februari 2022 heeft de deken verweerder voor de laatste keer
en wel tot uiterlijk 22 februari 2022 in de gelegenheid gesteld de kengetallen te
verstrekken. Daarbij heeft de deken verweerder laten weten dat wanneer hij geen gehoor
zou geven aan dit laatste verzoek, hij zonder nader bericht een dekenbezwaar bij de
raad zou indienen.
2.6 Bij brief van 19 februari 2022 heeft verweerder de deken als volgt bericht:
“(…) De administratie is uitbesteed en vanaf maandag 21 februari 2022 ben ik met vakantie
tot en met 10 maart 2022 en derhalve is het voor mij niet mogelijk de kengetallen
te overleggen binnen de gestelde termijn. Het bovenstaande in aanmerking nemende verzoek
ik u mij een redelijk uitstel te verlenen, voor het overleggen van de kengetallen.
(…)”
2.7 Verweerder heeft over het boekjaar 2020 ook geen jaarrekening vastgesteld.
2.8 De deken heeft op 18 maart 2022 zijn dekenbezwaar bij de raad ingediend.
3 BEZWAAR
3.1 Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. De deken verwijt
verweerder het volgende.
a) Door - ondanks herhaaldelijke aanmaningen - niet te voldoen aan de Uitvraag,
handelt verweerder in strijd met de betamelijkheid als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.
b) Door over het boekjaar 2020 niet uiterlijk 30 juni 2021 een jaarrekening, of
balans en staat van baten en lasten te hebben vastgesteld, maakt verweerder inbreuk
op artikel 6.5 Verordening op de advocatuur (Voda).
3.2 Ter toelichting heeft de deken het volgende aangevoerd. Verweerder is meermaals
in de gelegenheid gesteld aan zijn verplichtingen te voldoen, maar heeft nagelaten
de vereiste acties te ondernemen. De termijn voor het meewerken aan de Uitvraag is
inmiddels ruimschoots verstreken. Daarnaast heeft de deken geconstateerd dat de jaarrekening
over het boekjaar 2020 niet is vastgesteld (en evenmin over het boekjaar 2020 een
balans en staat van baten en lasten is opgesteld). Advocaten zijn op grond van artikel
2:10 en 3:15i BW en artikel 6.5 van de Voda verplicht een behoorlijke administratie
te voeren en binnen zes maanden na afloop van het boekjaar de jaarrekening, althans
de balans en de staat van baten en lasten op schrift te stellen. Het nalaten van verweerder
belemmert de deken in een adequaat preventief toezicht omdat hij op deze manier geen
inzicht verkrijgt in de financiële positie van verweerder (en zijn kantoor) en de
aan die financiële positie verbonden (potentiële) risico’s. Bovendien legt verweerders
nalaten een onnodig tijdsbeslag op de medewerkers van het bureau van de Amsterdamse
Orde van Advocaten, alsmede op de raad en op de deken. Tot slot dragen de advocaten
die de kengetallen wél aanleveren de (onnodige) kosten die in verband met dit dekenbezwaar
worden gemaakt, omdat die (via de bijdrage van de NOvA) aan hen worden doorbelast.
4 VERWEER
4.1 Namens verweerder is ter zitting aangevoerd dat hij inmiddels wel aan de verzoeken
van de deken heeft voldaan.
5 BEOORDELING
Dekenbezwaar - onderdelen a) en b)
5.1 Ter beoordeling ligt voor of verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld
door niet te voldoen aan de herhaalde verzoeken van de deken de financiële kengetallen
over 2020 (en de vergelijkende cijfers over 2019) te verstrekken (bezwaaronderdeel
a) en over het boekjaar 2020 niet uiterlijk op 30 juni 2021 een jaarrekening of een
balans en staat van baten en lasten te hebben vastgesteld (onderdeel b).
5.2 De deken is op grond van de Advocatenwet belast met het toezicht op de naleving door advocaten in zijn arrondissement van de voor hen geldende de regels (artikel 35 lid 4 en artikel 45a Advocatenwet). De handelwijze van advocaten wordt getoetst aan de normen als omschreven in artikel 46 Advocatenwet, waarbij de gedragsregels van belang kunnen zijn. Gedragsregel 29 bepaalt in dit verband dat de betrokken advocaat verplicht is alle gevraagde inlichtingen aanstonds aan de deken te verstrekken.
5.3 De raad overweegt dat in de beslissing van het Hof van Discipline van 15 november
2021 (ECLI:NL:TAHVD:2021:214) is geoordeeld dat advocaten gehouden zijn medewerking
te verlenen aan het in de vorm van preventief toezicht collectief uitvragen van de
financiële kengetallen. Tevens rust op advocaten gelet op de administratieplicht uit
artikel 2:10 en 3:15i BW en artikel 6.5, lid 1, onder b, van de Voda de plicht binnen
zes maanden na afloop van een boekjaar een jaarrekening of balans en staat van baten
en lasten vast te stellen.
5.4 De raad stelt vast dat verweerder, ondanks daartoe herhaaldelijk te zijn aangemaand,
niet (tijdig) heeft voldaan aan het verzoek van de deken de kengetallen over 2020
(en de vergelijkende cijfers over 2019) te verstrekken en evenmin heeft voldaan aan
het vereiste om over het boekjaar 2020 uiterlijk op 30 juni 2021 een jaarrekening
of balans en de staat van baten en lasten vast te stellen. De stelling dat verweerder,
zoals namens hem ter zitting naar voren is gebracht, inmiddels de verzochte gegevens
zou hebben verstrekt is door de deken weersproken. Nu verweerder ook heeft nagelaten
hiervan (een begin van) bewijs aan te leveren, kan de raad de stelling niet voor waar
aannemen.
5.5 De raad komt op grond van het voorgaande tot de slotsom dat verweerder in strijd
met de betamelijkheid als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet en gedragsregel 29 heeft
gehandeld en zal het dekenbezwaar in beide onderdelen gegrond verklaren.
6. MAATREGEL
6.1. Verweerder heeft, zoals uit het voorgaande blijkt, gehandeld zoals een behoorlijk
advocaat niet betaamt. Het feit dat verweerder de deken in zijn toezichthoudende taak
heeft belemmerd, valt hem zwaar aan te rekenen. De raad ziet in de gegeven omstandigheden
aanleiding verweerder een voorwaardelijke boete op te leggen van € 2.500,-. Verweerder
is deze boete verschuldigd indien hij niet uiterlijk vier weken na het onherroepelijk
worden van deze beslissing aan de deken de gevraagde informatie (zijnde de zogenoemde
kengetallen over het jaar 2020 en de vergelijkende cijfers over 2019 en een jaarrekening
of balans en staat van baten en lasten over het boekjaar 2020) heeft verstrekt. Daarnaast
ziet de raad aanleiding verweerder een onvoorwaardelijke maatregel op te leggen. Gelet
op de ernst van de aan verweerder gemaakte verwijten en zijn antecedentenlijst, acht
de raad de maatregel van berisping passend en geboden.
7. KOSTENVEROORDELING
7.1. Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder op grond van artikel
48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
b) € 500,- kosten van de Staat.
7.2. Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.1 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het dekenbezwaar, in beide onderdelen, gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van berisping op;
- legt aan verweerder de maatregel van een geldboete op van € 2.500,-
- bepaalt dat de maatregel van een geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij
de raad van discipline later anders mocht bepalen op de grond dat verweerder de navolgende
bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verweerder binnen vier weken na het onherroepelijk
worden van deze beslissing de gevraagde informatie (zoals benoemd in rechtsoverweging
6.1) alsnog aan de deken verstrekt;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de
Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald
in 7.2.
Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, mrs. M.W. Schüller en N.M.K. Damen, leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 15 augustus 2022