ECLI:NL:TADRAMS:2022:129 Raad van Discipline Amsterdam 22-425/A/NH
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2022:129 |
---|---|
Datum uitspraak: | 04-07-2022 |
Datum publicatie: | 08-07-2022 |
Zaaknummer(s): | 22-425/A/NH |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Kennelijk ongegronde klacht over de advocaat wederpartij. In dit geval geen sprake van vertrouwelijke correspondentie tussen een advocaat en zijn cliënt. Nu de correspondentie gericht is aan klager en de wederpartij hebben klager en zijn gemachtigde ervoor gekozen om de grenzen van de vertrouwelijkheid tussen advocaat en cliënt te verlaten. Op verweerder rustte dan ook geen verplichting om het voornemen tot het indienen van de betreffende e-mail als productie te bespreken met klagers gemachtigde, dan wel de deken daarover te benaderen. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 4 juli 2022
in de zaak 22-425/A/NH
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) van 16 mei 2022 met kenmerk ks/ds/1698865, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 11.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klager is eiser in een gerechtelijke procedure tegen zijn voormalig makelaar
(hierna: de makelaar) die een verkoopopdracht van een bedrijfspand voor klager heeft
uitgevoerd. Klager wordt in deze procedure bijgestaan door zijn gemachtigde en de
makelaar wordt bijgestaan door verweerder.
1.2 Klager heeft aanvankelijk tegen de makelaar een kortgedingprocedure gevoerd
over de verkoop van dat bedrijfspand, omdat de koper het bedrijfspand niet wilde afnemen
en de inhoud en de strekking van de (telefonische) onderhandelingen die met de makelaar
van klager (als verkopende partij) zijn gevoerd, betwistte. Klager vorderde schadevergoeding,
welke vordering door de voorzieningenrechter is afgewezen.
1.3 In de aanloop naar het kort geding heeft klagers gemachtigde op 9 september
2020 een e-mail aan klager en de makelaar gestuurd. De e-mail vangt aan met: “Heren,
Zojuist bereikte mij bijgevoegde stukken die namens (…) aan de rechter zijn verzonden.
(…)”
1.4 Bij e-mail van eveneens 9 september 2020 heeft de makelaar op voornoemde e-mail
aan klagers gemachtigde (en klager in cc) geantwoord: “(…) Bedankt voor de toegezonden
informatie. In reactie (…) bericht ik u hierbij als volgt. (…)”
1.5 Nadat een door klager tegen de makelaar ingediende tuchtklacht, gedeeltelijk
gegrond was verklaard, heeft klager de makelaar bij brief van 15 november 2020 aansprakelijk
gesteld, welke aansprakelijkheid door de makelaar is afgewezen.
1.6 Klager is vervolgens op 15 oktober 2021 een bodemprocedure tegen de makelaar
gestart.
1.7 Bij conclusie van antwoord van 8 december 2021 heeft verweerder namens de makelaar
verweer gevoerd tegen klagers aantijgingen in de gerechtelijke procedure. Onderdeel
van dit verweer is de stelling dat klager de makelaar over essentiële punten niet
of onjuist heeft geïnformeerd, waaronder over de indeplaatsstelling.
1.8 Ter onderbouwing van zijn stelling heeft verweerder de e-mail van 9 september
2020 van klagers gemachtigde gericht aan klager en de makelaar bijgevoegd, waarin
over deze indeplaatsstelling wordt gesproken. Tevens heeft verweerder geciteerd uit
dit e-mailbericht.
1.9 Op 17 januari 2022 heeft is namens klager bij de deken een klacht ingediend
over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder
niet te hebben gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt door in zijn conclusie
van antwoord te citeren uit en een afschrift te overleggen van correspondentie tussen
klager en zijn gemachtigde (de e-mail van 9 september 2020). De makelaar staat volgens
klager in deze e-mail in cc. Deze correspondentie is volgens klager vertrouwelijk
van aard, zodat verweerder deze correspondentie niet zonder toestemming van klager
of van diens gemachtigde had mogen gebruiken. Ongeacht hoe verweerder aan die correspondentie
is gekomen, geldt dat het gebruik daarvan onrechtmatig is. Er is geen sprake van bijzondere
omstandigheden die rechtvaardigen dat niet vooraf toestemming is gevraagd.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig voor de te nemen beslissing, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 De klacht heeft betrekking op het optreden van de advocaat van de wederpartij.
Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te
behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid
is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich
niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten
mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat
bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij
niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel.
4.2 Op grond van vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline (zie beslissing
van 7 juli 2014 ECLI:NL:TAHVD:2014:214) geldt dat correspondentie tussen een advocaat
en zijn cliënt vertrouwelijk is. Daarvan behoort de advocaat van de wederpartij in
beginsel geen kennis te nemen of gebruik te maken, behoudens uitdrukkelijke en ondubbelzinnige
toestemming of bijzondere omstandigheden.
4.3 Klager stelt zich, kort gezegd, op het standpunt dat de e-mail van 9 september
2020 dergelijke vertrouwelijke correspondentie betreft, als gevolg waarvan verweerder
deze e-mail niet had mogen gebruiken zonder voorafgaande toestemming van klager dan
wel diens gemachtigde.
4.4 De voorzitter volgt klager niet in dit standpunt en overweegt het volgende.
Zoals door verweerder terecht is gesteld, is de bewuste e-mail, anders dan klager
betoogt, niet in cc, maar rechtstreeks zowel aan klager als aan de makelaar gericht.
Klagers gemachtigde heeft er bovendien bewust voor gekozen om een e-mail te sturen
aan klager en de makelaar. Dat blijkt uit de aanhef van de e-mail die begint met ‘Heren’,
hetgeen onderschrijft dat klagers gemachtigde zowel klager als de makelaar benaderde.
Naar het oordeel van de voorzitter mocht de makelaar derhalve kennisnemen van deze
e-mail en hebben klager en zijn gemachtigde ervoor gekozen om de grenzen van de vertrouwelijkheid
tussen advocaat en cliënt te verlaten. Klagers gemachtigde heeft nadien ook niet laten
weten dat de e-mail per abuis tevens aan de makelaar is gestuurd. Bovendien heeft
de makelaar ook gereageerd op de e-mail en heeft verweerder onbetwist gesteld dat
klagers gemachtigde die reactie zonder bezwaar in ontvangst heeft genomen.
4.5 De voorzitter komt op grond van het voorgaande tot de slotsom dat de e-mail
in kwestie niet het karakter draagt van vertrouwelijke correspondentie tussen advocaat
en cliënt en dat er zodoende op verweerder geen verplichting rustte om het voornemen
tot het indienen van de betreffende e-mail als productie te bespreken met klagers
gemachtigde, dan wel de deken daarover te benaderen. De klacht zal dan ook kennelijk
ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 4 juli 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 4 juli 2022