ECLI:NL:TADRAMS:2022:128 Raad van Discipline Amsterdam 22-337/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2022:128
Datum uitspraak: 04-07-2022
Datum publicatie: 08-07-2022
Zaaknummer(s): 22-337/A/A
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht niet-ontvankelijk vanwege tijdsverloop. 

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam
van 4 juli 2022
in de zaak 22-337/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 20 april 2022 met kenmerk 1648135/EJH/YH, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5. 

1    FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1    Verweerster heeft de ex-echtgenote van klager (hierna: de vrouw) bijgestaan in de echtscheidingsprocedure tegen klager, als opvolgend advocaat van mr. V. Klager en de vrouw hebben naast de Nederlandse nationaliteit ook de Burkinese nationaliteit. Klager en de vrouw hebben samen met hun twee kinderen van augustus 2015 tot eind 2019 in Mali gewoond.
1.2    Op 27 september 2016 heeft mr. V namens de vrouw een verzoekschrift tot echtscheiding bij de rechtbank ingediend. Op 20 oktober 2016 heeft mr. V een verklaring van de Nederlandse Ambassade over het bezit van het Nederlanderschap van klager en van de vrouw (hierna: de verklaringen van de ambassade) aan de rechtbank overgelegd. Op 21 oktober 2016 heeft mr. V het betekeningsexploot van het echtscheidingsverzoek aan de rechtbank overgelegd en op 13 februari 2017 het uitreikingsbewijs.
1.3    Op 22 februari 2017 heeft mr. F zich in de echtscheidingsprocedure als advocaat voor klager gesteld. Op 8 maart 2017 heeft mr. F namens klager een verzoekschrift tot het treffen van voorlopige voorzieningen bij de rechtbank ingediend. In dat verzoekschrift heeft mr. F onder meer geschreven dat klager kennis heeft genomen van het echtscheidingsverzoek dat mr. V namens de vrouw heeft ingediend. 
1.4    Bij beschikking van 24 mei 2017 heeft de rechtbank beslist op het hiervoor genoemde verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen.
1.5    Bij beschikking van 8 juni 2017 heeft de rechtbank de echtscheiding tussen klager en de vrouw uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 20 juli 2017 betekend en op 3 januari 2018 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. 
1.6    Op 6 december 2017 heeft een rechtbank in Mali geoordeeld dat de beschikking van 24 mei 2017, waarvan de vrouw het exequatur had gevraagd, in strijd is met de wetten, goede zeden en de openbare orde van Mali en dat het verzoek om een exequatur daarom niet-ontvankelijk is.
1.7    In april 2020 heeft klager zich in laten schrijven bij de gemeente Den Haag.
1.8    Op 9 september 2020 heeft klager een dagvaarding tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap ontvangen, waarin onder meer staat dat klager gescheiden is.
1.9    Op 17 december 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland een klacht ingediend over verweerster. Vanwege de herindeling van arrondissementen per 1 januari 2022 valt verweerster vanaf laatstgenoemde datum onder het arrondissement Amsterdam, reden waarom de deken Midden-Nederland het klachtdossier heeft overgedragen aan de deken Amsterdam.

2    KLACHT
2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende. 
a)    Verweerster heeft in de echtscheidingsprocedure de verklaringen van de ambassade aan de rechtbank overgelegd, terwijl zij wist of behoorde te weten dat die verklaringen niet rechtmatig waren verkregen en het onjuist was om hiermee de gemeenschappelijke nationaliteit aan te tonen.
b)    Verweerster heeft in de echtscheidingsprocedure niet vermeld dat de vrouw ook de Burkinese nationaliteit bezit, terwijl zij wist of behoorde te weten dat dit van wezenlijk belang was.

3    VERWEER
3.1    Verweerster voert tegen de klacht verweer. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4    BEOORDELING
4.1    De voorzitter ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of klager kan worden ontvangen in zijn klacht. Ingevolge artikel 46g lid 1 onder a, Advocatenwet wordt een klacht niet-ontvankelijk verklaard indien de klacht (bij de deken) wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. 
4.2    De klacht heeft betrekking op de echtscheidingsprocedure die is geëindigd met de beschikking van de rechtbank van 8 juni 2017. Daargelaten de vraag of hetgeen waarover klager klaagt tuchtrechtelijk aan verweerster verweten kan worden nu niet zij maar mr. V het echtscheidingsverzoek heeft ingediend en de verklaringen van de ambassade aan de rechtbank heeft overgelegd, geldt dat klager de termijn van artikel 46g lid 1 onder a, Advocatenwet heeft overschreden door hierover pas op 17 december 2021 een klacht in te dienen. Klager heeft aangevoerd dat hij niet eerder wist van het bestaan van de verklaringen van de ambassade dan begin 2019 en dat hij niet eerder kennis heeft genomen van de echtscheidingsbeschikking dan op 9 september 2020, het moment dat hij de dagvaarding tot verdeling heeft ontvangen. Klager vermoedt dat de echtscheidingsbeschikking is betekend op een fictief adres in België. Hij woonde echter van 2015 tot 2019 in Mali en stond daar ook geregistreerd. Het echtscheidingsverzoek is nooit aan klager betekend en hij heeft ook nooit aan een advocaat in Nederland gevraagd om namens hem een verzoek tot echtscheiding in te dienen, aldus nog steeds klager. 
4.3    De voorzitter overweegt als volgt. In de echtscheidingsbeschikking staat dat er een betekeningsexploot is overgelegd. Uit het roljournaal dat verweerster bij haar dupliek heeft overgelegd blijkt dat er ook een uitreikingsbewijs is overgelegd. Uit het roljournaal blijkt verder dat mr. F zich op 22 februari 2017 als advocaat van klager in de echtscheidingsprocedure heeft gesteld. Op 8 maart 2017 heeft mr. F namens klager een verzoekschrift tot het treffen van voorlopige voorzieningen bij de rechtbank ingediend. In dat verzoek staat dat klager kennis heeft genomen van het door mr. V namens de vrouw ingediende echtscheidingsverzoek. Bovendien wordt in het vonnis van de Malinese rechter van 6 december 2017 – waarmee klager kennelijk bekend was – de beschikking van de rechtbank in de voorlopige voorzieningenprocedure aangehaald. Gelet op al deze feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien houdt de voorzitter het er dan ook voor dat klager in 2017 op de hoogte was van het echtscheidingsverzoek en de namens de vrouw in die procedure overgelegde stukken, waaronder de verklaringen van de ambassade. De voorzitter ziet dan ook geen aanleiding om de termijn van artikel 46g lid 1, onder a Advocatenwet pas in 2019 of 2020 aan te laten vangen. De voorzitter overweegt verder dat als het al zo is dat er zonder dat klager dit wist voor hem een advocaat is ingeschakeld – hetgeen de voorzitter uitdrukkelijk in het midden laat – dit niet toerekenbaar is aan verweerster. In de verhouding tussen klager en verweerster mocht verweerster er vanuit gaan dat klager via zijn advocaat op de hoogte was van het echtscheidingsverzoek en de in die procedure overgelegde stukken.  
4.4    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46g lid 1, onder a Advocatenwet, daarom niet-ontvankelijk verklaren.


BESLISSING
De voorzitter verklaart: 
de klacht, met toepassing van artikel 46g, lid 1 onder a Advocatenwet, niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. P.M. Wamsteker, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 4 juli 2022.


Griffier         Voorzitter

Verzonden op: 4 juli 2022