ECLI:NL:TADRAMS:2022:122 Raad van Discipline Amsterdam 22-335/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2022:122 |
---|---|
Datum uitspraak: | 27-06-2022 |
Datum publicatie: | 01-07-2022 |
Zaaknummer(s): | 22-335/A/A |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat deels niet-ontvankelijk vanwege tijdsverloop en voor het overige kennelijk ongegrond. Verweerder heeft voldoende adequaat gereageerd op de verzoeken van klagers om hun persoonsgegevens te verwijderen. Niet kan worden vastgesteld dat verweerder klager agressief heeft bejegend en uitgescholden. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 27 juni 2022
in de zaak 22-335/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klagers
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 20 april 2022 met kenmerk 1342049, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van klagers aan de raad van 25 april 2022.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Verweerder heeft klagers vanaf eind 2013 tot maart 2015 in verschillende juridische
kwesties bijgestaan. Naast advocaat is verweerder bestuurder van een school en van
een uitvaartorganisatie. De kinderen van klagers gaan naar de school waarvan verweerder
bestuurder is.
1.2 Verweerder heeft klagers onder andere bijgestaan in een letselschadezaak en
in een strafzaak, dit naar aanleiding van het overlijden van hun 7-jarige dochter
als gevolg van een verkeersongeluk. Die zaken zijn in maart 2015 door een andere advocaat
overgenomen.
1.3 Bij e-mail van 1 september 2020 hebben klagers verweerder gevraagd al hun persoonsgegevens
te verwijderen en verwijderd te houden. Op 11 september 2020 hebben klagers een rappel
gestuurd.
1.4 Bij e-mail van 16 september 2020 heeft de zoon van verweerder die ook op het
kantoor van verweerder werkzaam is klagers meegedeeld dat de dossiers zijn vernietigd.
Klagers hebben verweerder hierop bij e-mail van 17 september 2020 onder meer geschreven:
“Naar aanleiding van uw bericht hebben wij de volgende twee vragen:
1. mogen wij er van uitgaat dat u bedoelt over alle onze dossiers, die ooit door
uw kantoor is behandeld, en over alle soorten dossiers incl. een digitale of die in
het archief?
2. zijn ook alle persoonsgegevens van alle leden van onze gezin verwijderd?”
1.5 Bij e-mail van 31 december 2020 hebben klagers verweerder nogmaals gevraagd
of hun dossiers zijn vernietigd en hun persoonsgegevens zijn verwijderd.
1.6 Op 4 januari 2021 hebben klager en verweerder elkaar gezien op de school.
1.7 Op 12 januari 2021 hebben klagers een verzoekschrift bij de rechtbank ingediend
tot verwijdering van hun persoonsgegevens (hierna: de AVG-procedure).
1.8 Bij e-mail van 15 januari 2021 heeft de zoon van verweerder klager, in antwoord
op de e-mail van 31 december 2020, geschreven:
“Uw vragen kan ik bevestigend beantwoorden”.
1.9 Op 15 februari 2021 hebben klagers bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
1.10 Bij e-mail van 7 maart 2021 heeft klager verweerder kort gezegd gevraagd of
hij bereid is om te praten over een minnelijke regeling met betrekking tot de AVG-procedure.
1.11 Op 17 maart 2021 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen klager, verweerder
en de zoon van verweerder. Bij e-mail van 18 maart 2021 heeft de zoon van verweerder
klager onder meer geschreven:
“Naar aanleiding van ons constructieve overleg van gisteren bericht ik u graag als
volgt.
U heeft aangegeven andermaal bevestiging van ons kantoor te willen ontvangen dat uw
persoonsgegevens en dossier, zowel digitaal als in archief-vorm, verwijderd zijn en
zullen blijven. Wij hebben afgesproken dat aan u een concept-mail ter goedkeuring
zal worden voorgelegd waarin dit (andermaal) staat. (…)
In het kader van de te maken afspraken verlangen wij op onze beurt dat u [verweerder]
of ons kantoor niet meer opzoekt. Onderdeel daarvan is dat u de door u aanhangig gemaakte
(AVG) procedure bij de rechtbank en de ingediende klacht bij de orde van advocaten
intrekt.”
1.12 Partijen hebben uiteindelijk geen minnelijke regeling getroffen.
1.13 Bij vonnis van 30 september 2020 heeft de rechtbank Amsterdam in de AVG-procedure
de vordering van klagers toegewezen, in die zin dat verweerder is veroordeeld de persoonsgegevens
van klagers in e-mails aan de privé e-mailadressen van verweerder te wissen.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klagers verwijten verweerder
het volgende.
a) Er is sprake van belangenverstrengeling doordat verweerder de advocaat van klagers
was en tevens bestuurder van de school waar de kinderen van klagers naartoe gaan.
Verweerder heeft destijds niet tegen klagers gezegd dat hij bestuurder van de school
was.
b) Verweerder heeft ten onrechte gedurende zes maanden een DVD met beeldmateriaal
van het verkeersongeluk waarbij de dochter van klagers om het leven is gekomen onder
zich gehouden.
c) Verweerder heeft niet adequaat gereageerd op het verzoek van klagers om hun
persoonsgegevens te verwijderen.
d) Verweerder heeft klager agressief bejegend en hem uitgescholden.
3 VERWEER
3.1 Verweerder voert tegen de klacht verweer. De voorzitter zal hierna, waar nodig,
op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
Klachtonderdelen a) en b)
4.1 De voorzitter ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of klagers kunnen
worden ontvangen in deze klachtonderdelen. Ingevolge artikel 46g lid 1 onder a, Advocatenwet
wordt een klacht niet-ontvankelijk verklaard indien de klacht (bij de deken) wordt
ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen
of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat
waarop de klacht betrekking heeft. Op deze regel bevat lid 2 van genoemd artikel een
uitzondering voor het geval de gevolgen van het handelen of nalaten van de advocaat
pas later bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen
van een klacht een jaar nadat de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn
aan te merken. De voorzitter dient deze voorschriften ambtshalve toe te passen.
4.2 In klachtonderdeel a) verwijten klagers verweerder dat er sprake is van belangenverstrengeling
en dat verweerder destijds heeft nagelaten aan klagers te melden dat hij bestuurder
is van de school waar de kinderen van klagers ingeschreven staan.
4.3 Niet is in geschil dat verweerder klagers van eind 2013 tot maart 2015 heeft
bijgestaan en dat klagers in ieder geval in 2015 wisten dat verweerder bestuurder
is van de school. Door pas op 15 februari 2021 te klagen over belangenverstrengeling,
hebben klagers de termijn van artikel 46g lid 1, onder a Advocatenwet overschreden.
Voor zover klagers stellen dat zij pas met een onderzoeksrapport over de school uit
2018 bekend zijn geworden met de omvang van de belangenverstrengeling, de ernst en
de consequenties ervan geldt dat klagers – gelet op het bepaalde in artikel 46g lid
2 Advocatenwet – binnen een jaar na dat onderzoeksrapport hadden moeten klagen. Dat
hebben zij niet gedaan.
4.4 Klachtonderdeel b) ziet op het niet verstrekken van een DVD door verweerder
aan de opvolgend advocaat van klagers. Niet is in geschil dat verweerder de zaak waar
de DVD betrekking op heeft in maart 2015 heeft overgedragen aan de opvolgend advocaat
van klagers. Dit klachtonderdeel ziet dan ook op de periode maart tot en met augustus
2015. Ook hiervoor geldt dat klagers de termijn van artikel 46 lid 1, onder a Advocatenwet
hebben overschreden.
4.5 De conclusie uit het voorgaande is dat klachtonderdelen a) en b) niet-ontvankelijk
zijn.
Klachtonderdeel c)
4.6 Klagers verwijten verweerder in dit klachtonderdeel dat hij niet adequaat heeft
gereageerd op hun verzoeken om hun persoonsgegevens te verwijderen.
4.7 De voorzitter overweegt als volgt. Uit het klachtdossier volgt dat klagers
verweerder op 1 september, 17 september en 31 december 2020 hebben verzocht hun persoonsgegevens
te verwijderen. Bij e-mail van 16 september 2020 heeft de zoon van verweerder klagers
meegedeeld dat de dossiers zijn vernietigd en bij e-mail van 15 januari 2021 heeft
hij bevestigend geantwoord op de door klagers in hun e-mail van 31 december 2020 gestelde
vragen. Anders dan klagers stellen heeft verweerder hiermee voldoende adequaat gereageerd
op de verzoeken van klagers. Het is verder aan de civiele rechter en niet aan de tuchtrechter
om in de AVG-procedure te beoordelen of verweerder in strijd met de AVG heeft gehandeld.
Klachtonderdeel c) is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel d)
4.8 In dit klachtonderdeel verwijten klagers verweerder dat hij klager op 4 januari
2021 agressief heeft bejegend en heeft uitgescholden. Verweerder heeft dit betwist.
4.9 De voorzitter overweegt als volgt. In gevallen als deze, waarin de lezingen
van partijen over het handelen van de advocaat uiteenlopen en waarin zonder bewijslevering
- die niet is aangeboden en waartoe de klachtprocedure zich niet goed leent - niet
kan worden vastgesteld welke van beide lezingen de juiste is, kan de klacht in beginsel
niet gegrond worden verklaard. Dit berust niet hierop dat het woord van klagers minder
geloof zou verdienen dan het woord van verweerder, maar op de omstandigheid dat voor
de kwalificatie van het handelen of nalaten van verweerder als tuchtrechtelijk verwijtbaar
eerst dient te worden vastgesteld dat het verweten handelen feitelijk heeft plaatsgevonden.
Dat nu is in deze zaak niet mogelijk. Klachtonderdeel d) is daarom kennelijk ongegrond.
4.10 Klagers hebben op 25 april 2022 een e-mail met een groot aantal bijlagen aan
de raad gestuurd. Voor zover zij daarin nieuwe klachten over verweerder hebben geuit
die zij niet tijdens het onderzoek door de deken hebben geuit geldt het volgende.
Het is niet mogelijk om bij de raad van discipline nieuwe klachten over een advocaat
in te dienen. Een klacht over een advocaat moet worden ingediend bij de deken, die
de klacht moet onderzoeken (artikel 46c Advocatenwet). De voorzitter zal dan ook niet
op die nieuwe klachten in gaan.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
klachtonderdelen a) en b), met toepassing van artikel 46g, lid 1 onder a Advocatenwet,
niet-ontvankelijk;
klachtonderdelen c) en d), met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk
ongegrond.
Aldus beslist door mr. H.P.H.I. Cleerdin, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 27 juni 2022