ECLI:NL:TADRAMS:2022:118 Raad van Discipline Amsterdam 21-960/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2022:118 |
---|---|
Datum uitspraak: | 27-06-2022 |
Datum publicatie: | 29-06-2022 |
Zaaknummer(s): | 21-960/A/A |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Ongegrond verzet |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 27 juni 2022
in de zaak 21-960/A/A
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter
van de raad van discipline van 31 januari 2022 op de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 19 juli 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 30 november 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2020-1488819/EJH/GJP
van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 17 januari 2022 heeft de plaatsvervangend voorzitter van
de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk en
deels kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden
aan partijen.
1.4 Op 26 januari 2022 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de
voorzitter. De raad heeft het verzetschrift met de bijlagen op dezelfde datum ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 30 mei 2022. Daarbij
waren klager en verweerder aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het
verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en
van het verzetschrift met de bijlagen. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail
met bijlage van klager aan de raad van 27 april 2022.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
2.2 Anders dan de voorzitter ten aanzien van klachtonderdeel a) heeft geoordeeld
dient klager wel als belanghebbende te worden aangemerkt. Door de band tussen klager
en diens echtgenote is de (indirecte) schade en het belang over en weer voldoende
evident en had de voorzitter er niet zonder nader onderzoek vanuit mogen gaan dat
klager niet bevoegd was zijn echtgenote te vertegenwoordigen. De voorzitter heeft
de echtgenote van klager niet in de gelegenheid gesteld zich hierover uit te laten
en een en ander toe te lichten.
2.3 Wat betreft klachtonderdeel b) heeft de voorzitter ongemotiveerd geoordeeld
dat de drie inhoudelijke punten waarover klager niet is geadviseerd niet onder de
verantwoordelijkheid van verweerder vallen. Deze stelling is niet alleen onjuist,
maar mist ook nog eens elke nauwkeurigheid.
2.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c) geldt dat de voorzitter wist of redelijkerwijs
had kunnen weten dat klager verweerder op 19 juli 2021 per e-mail aansprakelijk heeft
gesteld.
2.5 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet
niet op.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad
naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een
gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen;
de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening
gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Zij heeft de klacht
dus terecht en op juiste gronden deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk
ongegrond bevonden. Anders dan klager kennelijk veronderstelt is het niet aan de raad
om aan een klager te vragen of hij heeft bedoeld om een klacht ook namens iemand anders
in te dienen en vervolgens van diegene een machtiging te vragen. Hoe de voorzitter
wist of had kunnen weten dat klager verweerder bij e-mail van 19 juli 2021 aansprakelijk
had gesteld -nu klager die aansprakelijkstelling tijdens het dekenonderzoek niet heeft
overgelegd- heeft klager niet toegelicht of onderbouwd. Klagers standpunt wordt daarom
op dit punt gepasseerd.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe
gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De
raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. J.H. Dubois, voorzitter, mrs. P. van Lingen en I.J. de Laat, leden, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 juni 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 27 juni 2022