ECLI:NL:TADRAMS:2022:11 Raad van Discipline Amsterdam 21-641/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2022:11 |
---|---|
Datum uitspraak: | 17-01-2022 |
Datum publicatie: | 24-01-2022 |
Zaaknummer(s): | 21-641/A/A |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën |
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Verzet ongegrond |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 17 januari 2022
in de zaak 21-641/A/A
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter
van de raad van discipline van 6 september 2021 op de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 5 januari 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 28 juli 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2021—1315433/EJH/AvO
van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 6 september 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van
de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze
beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4 Op 6 oktober 2021 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de
voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 20 december 2021. Daarbij
waren klager en verweerder aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het
verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en
van het verzetschrift.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
2.2 De voorzitter heeft bij de beoordeling van klachtonderdelen a, b en c miskend
dat klager zich slechts tot verweerder heeft gewend met het verzoek een reeds door
hem opgesteld herzieningsverzoek in te dienen. Volgens klager lijkt de voorzitter
er bij de beoordeling van die klachtonderdelen aan voorbij te gaan dat een advocaat
niet zijn eigen belang, maar dat van de cliënt moet dienen. Verweerder heeft in de
opdrachtbevestiging niet kenbaar gemaakt dat hij geen strafrechtspecialist is en dat
hij nog nooit een herzieningsverzoek heeft ingediend. Verweerder noemt zich op zijn
brief papier verder attorney at law terwijl hij dat “in de zin van de Amerikaanse
advocatenwet” niet is en hij heeft daarmee de indruk gewekt dat hij deskundige is
op het rechtsgebied waarvoor klager hem inschakelde.
2.3 De voorzitter is voorbij gegaan aan de kern van de zaak, namelijk dat de werkzaamheden
zouden aanvangen na betaling door klager. Klager mocht ervan uitgaan dat verweerder
niet met werkzaamheden zou beginnen zonder zijn betaling en het is aan verweerder
om de stelling dat hij toch is begonnen te onderbouwen. De voorzitter heeft miskend
dat verweerder dat niet heeft gedaan. de voorzitter mocht bij het oordeel over dit
onderwerp ook niet afgaan op het vonnis van de kantonrechter, omdat de kantonrechter
is uitgegaan van een onjuist feitencomplex. Verweerder heeft de kantonrechter namelijk
ten onrechte voorgehouden dat hij van klager elf ordners had ontvangen, terwijl het
in werkelijkheid ging om drie ordners.
2.4 Het oordeel van de voorzitter over klachtonderdelen b en c komt er volgens
klager op neer dat een advocaat zonder aantoonbaar werkzaamheden te hebben verricht
recht heeft op honorarium. In het oordeel “openbaart zich een ongerijmdheid, dat een
advocaat niet het belang van zijn cliënt hoeft te dienen, maar primair zijn eigen
belang voorop mag stellen”.
2.5 Volgens klager heeft verweerder het dossier inmiddels naar klager gestuurd.
Klager heeft verweerder vervolgens gevraagd waarom hij de kantonrechter verkeerd heeft
geïnformeerd over het aantal ordners. Verweerder heeft daarop niet gereageerd. Volgens
klager zou het vonnis niet in het voordeel van verweerder zijn uitgevallen, “indien
deze feiten en omstandigheden eerder bekend waren bij de kantonrechter”. De voorzitter
heeft klachtonderdeel e ten onrechte kennelijk ongegrond verklaard.
2.6 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet
niet op.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad
naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een
gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 Klager verwijt verweerder dat hij misleidt door zich te presenteren als attorney.
De raad stelt vast dat dit punt pas in verzet door klager naar voren is gebracht.
Het verwijt is in de aanvankelijke klacht niet gemaakt. Dit betekent dat de voorzitter
terecht niet over dit punt heeft geoordeeld en dat het verzet in zoverre ongegrond
is.
4.3 De raad is van oordeel dat de verder door klager aangevoerde verzetgronden
niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en
heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval.
De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond
bevonden.
4.4 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe
gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De
raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. C. Kraak, voorzitter, mrs. S. van Andel en R. Lonterman, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 januari 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 17 januari 2022