ECLI:NL:TADRAMS:2021:7 Raad van Discipline Amsterdam 20-651/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2021:7
Datum uitspraak: 11-01-2021
Datum publicatie: 21-01-2021
Zaaknummer(s): 20-651/A/A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Klacht gegrond, zonder maatregel
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Klacht over dienstverlening eigen advocaat. Door producties pas op de dag van de kortgedingzitting heeft verweerder het risico genomen dat de behandelend kantonrechter de producties buiten beschouwing zou laten. Dit is tuchtrechtelijk verwijtbaar want in strijd met hetgeen een goed advocaat betaamt als het gaat om het behartigen van de belangen van zijn cliënte. Klacht gegrond. De raad ziet geen aanleiding om een maatregel op te leggen, omdat verweerder deze producties door middel van zijn pleitnotities op zodanige wijze voor het voetlicht heeft gebracht dat de kantonrechter er in het kortgedingvonnis niet aan voorbij is gegaan.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 11 januari 2021

in de zaak 20-651/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 11 december 2019 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 28 augustus 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2019-1054969/EJH/AvO van de deken ontvangen.

1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 30 november 2020. Daarbij waren de gemachtigde van klaagster en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 13 en I tot en X.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2    Klaagster had in 2019 in een geschil met een huurder van een van haar panden (hierna: de huurder) over het gebruik van de gehuurde ruimte. Verweerder heeft klaagster in dit geschil bijgestaan.

2.3    Verweerder heeft voor klaagster bij de rechtbank een kort geding tegen de huurder aanhangig gemaakt. 

2.4    Op de dag van de kortgedingzitting, 17 oktober 2019, heeft  verweerder in de ochtend nog een aantal producties naar de rechtbank gestuurd.

2.5    Het kort geding heeft op 17 oktober 2019 om 14.30 uur plaatsgevonden. De kantonrechter heeft op de zitting een opmerking gemaakt over het moment van de indiening van de producties door verweerder. Tijdens de zitting heeft verweerder pleitnotities voorgedragen.

2.6    Bij e-mail van 17 oktober 2019 om 21:43 uur aan verweerder heeft klager – kort gezegd – zijn ongenoegen geuit over de gang van zaken tijdens de kortgedingzitting en het handelen van verweerder.

2.7    Bij e-mail van 18 oktober 2019 heeft verweerder – kort gezegd – zijn excuses aan klager aangeboden voor het niet eerder sturen van de producties naar de rechtbank.

2.8    Op 5 december 2019 heeft verweerder een creditnota naar klager gestuurd.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende.

a)    Verweerder heeft het kort geding tegen de huurder onvoldoende of te laat voorbereid, omdat op de zitting bleek dat verweerder de belangrijkste producties pas een uur voor de zitting naar de rechtbank had gestuurd. Klaagster voelt zich hierdoor in haar belangen geschaad; 

b)    Verweerder heeft een verrichting aan klaagster gedeclareerd die hij al eerder bij klaagster in rekening heeft gebracht.

3.2    De raad zal de stellingen en overgelegde stukken van klaagster hierna bij de beoordeling, waar nodig, bespreken.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd en betwist dat hij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.  De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING

Klachtonderdeel a)

5.1    Klachtonderdeel a) gaat over de voorafgaand aan de kortgedingzitting door verweerder ingediende producties. 

5.2    Verweerder heeft zowel in zijn schriftelijke verweer als op de zitting erkend dat hij de producties te laat heeft ingediend. Door de producties op de dag van de kortgedingzitting in de ochtend naar de rechtbank te sturen, terwijl de zitting dezelfde dag om 14.30 uur gepland stond, heeft verweerder het risico genomen dat de behandelend kantonrechter de producties buiten beschouwing zou laten. Dit handelen is tuchtrechtelijk verwijtbaar want in strijd met hetgeen een goed advocaat betaamt als het gaat om het behartigen van de belangen van zijn cliënte. Klachtonderdeel a) is dan ook gegrond.

Klachtonderdeel b)

5.3    Klachtonderdeel b) gaat over een door verweerder dubbel gedeclareerde verrichting. Op de zitting heeft klager gesteld dat de door verweerder verstuurde creditnota van 5 december 2019 maar gedeeltelijk ziet op de dubbel gedeclareerde verrichting. Verweerder heeft op zitting verklaard dat de verrichting die hij per ongeluk twee maal in rekening had gebracht het opstellen van de dagvaarding was.

5.4    De raad kan op grond van de dossierstukken en de op zitting gegeven toelichtingen van klager en verweerder niet vaststellen voor welke verrichting de creditnota is gestuurd en of de creditnota, zoals klager heeft gesteld, maar gedeeltelijk de dubbel gedeclareerde verrichting betreft. De creditnota is namelijk geen onderdeel van het klachtdossier en is door klager ook niet als aanvullend stuk overgelegd. Omdat een feitelijke onderbouwing ontbreekt,  kan de raad ook niet vaststellen of verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Klachtonderdeel b) is daarom ongegrond.

6    MAATREGEL

6.1    Hoewel verweerder op zichzelf tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door de producties niet tijdig naar de rechtbank te sturen, heeft verweerder deze producties door middel van zijn pleitnotities echter op zodanige wijze voor het voetlicht gebracht dat de kantonrechter er in het kortgedingvonnis – dat zich in het dossier bevindt –  niet aan voorbij is gegaan. De gevolgen van het niet tijdig indienen van de producties zijn dus beperkt gebleven, al is begrijpelijk dat de zitting voor klager onaangenaam was omdat de kantonrechter zijn advocaat berispend toesprak. Het tuchtrechtelijke verwijt aan verweerder is desalniettemin gering. Onder deze omstandigheden ziet de raad geen aanleiding om een maatregel aan verweerder op te leggen. Dit temeer nu verweerder meteen aan klager zijn excuses heeft aangeboden voor het niet eerder sturen van de producties naar de rechtbank.

7    GRIFFIERECHT

7.1    Omdat de raad de klacht (gedeeltelijk) gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. De gemachtigde van klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing het rekeningnummer van klaagster schriftelijk aan verweerder door. 

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel a) gegrond;

- verklaart klachtonderdeel b) ongegrond;

- bepaalt dat geen maatregel wordt opgelegd;

- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster.

Aldus beslist door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. H.C.M.J. Karskens en E.M.J. van Nieuwenhuizen, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 11 januari 2021.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 11 januari 2021

mededelingen van de griffier ter informatie:

Verzending

Deze beslissing is in afschrift gelijktijdig verzonden.