ECLI:NL:TADRAMS:2021:67 Raad van Discipline Amsterdam 20-522/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2021:67
Datum uitspraak: 15-03-2021
Datum publicatie: 19-04-2021
Zaaknummer(s): 20-522/A/A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ongegrond verzet.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 15 maart 2021 in de zaak 20-522/A/A naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 17 augustus 2020 op de klacht van:

klager

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 24 september 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 8 juli 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1011313 van de deken ontvangen.

1.3    Bij beslissing van 17 augustus 2020 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht deels niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen.

1.4    Op 28 augustus 2020 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen.

1.5    Het verzet is, gevoegd met het verzet in de zaak 20-521/A/A, behandeld op de zitting van de raad van 15 februari 2021. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

2.2    Verweerder heeft de overtreding begaan in juli 2016. In augustus 2016 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder, dus ruim binnen de driejaarstermijn van artikel 46 lid 1 onder a, Advocatenwet. Klager heeft de in 2016 ingediende klacht niet ingetrokken en het onderzoek naar de klacht is ook niet afgerond. In 2019 heeft klager bij de deken wederom een klacht ingediend over verweerder. Dit is als een aparte klacht ingediend.

2.3    De periode tussen de overtreding (in juli 2016) en het indienen van de klacht is drie jaar en enkele weken. Gezien alle correspondentie in de tussentijd is een verjaring nauwelijks houdbaar.

2.4    Aan de raad en aan de deken is gevraagd het bewijs voor klachtonderdeel b) boven water te krijgen. De vrouw heeft de bewuste uitspraken gedaan in het bijzijn van een advocaat (beoogde mediator). De advocaat kan eenvoudig door de raad of de deken worden gehoord.

2.5    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

3    FEITEN EN KLACHT

3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2    De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Zij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden deels niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond bevonden.

4.3    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, voorzitter, mrs. M. Bootsma en E.M.J. van Nieuwenhuizen, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 maart 2021.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op 15 maart 2021