ECLI:NL:TADRAMS:2021:64 Raad van Discipline Amsterdam 21-198/A/A/W

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2021:64
Datum uitspraak: 15-03-2021
Datum publicatie: 19-04-2021
Zaaknummer(s): 21-198/A/A/W
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Wraking
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Wrakingsverzoek kennelijk ongegrond.

Beslissing van de Wrakingskamer van de

Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 15 maart 2021

in de zaak 21-198/A/A/W

naar aanleiding van het verzoek tot wraking van na te noemen tuchtrechters, ingediend door:

verzoeker

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (hierna: de raad) zijn vier klachtzaken aanhangig waarbij verzoeker partij is; als klager in de klachtzaken met zaaknummers 20-795/A/A en 20-796/A/A en als verweerder in door derden ingediende klachten met zaaknummers 20-637/A/A en 20-640/A/A. De mondelinge behandeling van deze klachtzaken is gepland op 22 maart 2021. Na ontvangst van de oproep voor de zitting, waarin aan verzoeker is meegedeeld dat de raad die de klachtzaken zal behandelen bestaat uit mr. J.H. Dubois (voorzitter), mr. M. Bootsma en mr. D. Horeman, leden, heeft verzoeker mrs. Dubois en Horeman bij brief van 22 februari 2021 gewraakt.

1.2    Mr. Horeman heeft in de wraking berust. Mr. Dubois heeft niet in de wraking berust en heeft op 8 maart 2021 verweer gevoerd tegen het wrakingsverzoek.

1.3    Naar aanleiding van het wrakingsverzoek is een wrakingskamer (hierna: de wrakingskamer) samengesteld. De wrakingskamer heeft bij zijn beslissing kennisgenomen van de dossierstukken.

2    BEOORDELING

2.1    Op grond van artikel 47 Advocatenwet en artikel 512 Wetboek van Strafvordering is wraking van een tuchtrechter mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

2.2     Van dergelijke feiten en omstandigheden kan sprake zijn door de subjectieve instelling van de tuchtrechter ten opzichte van een partij of van het voorliggend geschil. Wraking is verder mogelijk als feiten en omstandigheden betreffende de persoon van de tuchtrechter, los van diens subjectieve instelling, een partij in objectieve zin grond geven te vrezen dat de tuchtrechter niet onpartijdig is. Bij dat laatste is ook van belang dat de schijn van partijdigheid wordt vermeden. Elke tuchtrechter wordt uit hoofde van zijn aanstelling vermoed onpartijdig te zijn. Dit is alleen anders als zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de tuchtrechter in kwestie vooringenomen is tegen verzoeker, althans dat de vrees daarvoor bij verzoeker objectief gerechtvaardigd is.

2.3    Verzoeker heeft aan het wrakingsverzoek het volgende ten grondslag gelegd. Mr. Dubois is niet onpartijdig, althans heeft de schijn van partijdigheid tegen zich, nu zij familie is van een advocaat met dezelfde achternaam tegen wie verzoeker een klacht heeft ingediend en vanuit het kantoor van deze advocaat een klacht tegen verzoeker loopt. Ook heeft verzoeker aangevoerd dat mr. Dubois bij de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, heeft samengewerkt met mr. H. die daar destijds griffier was en dat op de zitting van 22 maart 2021 een klacht van verzoeker jegens mr. H. wordt behandeld. Daarnaast is de schijn van partijdigheid volgens verzoeker gewekt doordat mr. H. met verzoeker in een civiele zaak is verwikkeld die de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, behandelt, waardoor mr. Dubois reeds is betrokken bij deze civiele zaak. 

2.4     Het verweer van mr. Dubois luidt als volgt. Van (schijn van) partijdigheid is geen sprake. Mr. Dubois is geen familie van de door klager bedoelde advocaat en zij kent deze advocaat ook niet. Volgens de herinnering van mr. Dubois heeft zij niet met mr. H. samengewerkt en nooit met mr. H. contact gehad. Mr. Dubois heeft verder vermeld dat zij - vanzelfsprekend - niet inhoudelijk is betrokken bij de door klager genoemde civiele zaak en dat zij niet in de civiele sector werkzaam is.

    Het oordeel van de wrakingskamer

2.5    De wrakingskamer overweegt als volgt. Mr. Horeman heeft in de wraking berust, zodat verzoeker geen belang meer heeft bij een beslissing op zijn wrakingsverzoek ten aanzien van mr. Horeman. Mr. Dubois heeft weersproken dat zij familie is, of bekend is met de door klager genoemde personen en dat zij bij voormelde civiele zaak is betrokken. Voor zover mr. Dubois hiermee de vrees van verzoeker dat zij jegens hem vooringenomen is, niet zou hebben weggenomen, overweegt de wrakingskamer dat die vrees niet objectief gerechtvaardigd is. Naar het oordeel van de wrakingskamer is niet gebleken van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid van mr. Dubois schade zou kunnen leiden.

2.6    Het verzoek is kennelijk ongegrond. De wrakingskamer zal, gelet op artikel 4 van het Wrakingsprotocol raden van discipline, het verzoek zonder behandeling ter zitting afwijzen.

BESLISSING

De wrakingskamer:

- verklaart het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond.

- bepaalt dat de hoofdzaak, zaaknummers 20-795/A/A, 20-796/A/A, 20-637/A/A en 20-640/A/A, mondeling zal worden behandeld op 22 maart 2021 om 9.00 uur.

Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, voorzitter, mrs. P. van Lingen en C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. I.R. van der Veen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2021.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 15 maart 2021