ECLI:NL:TADRAMS:2021:60 Raad van Discipline Amsterdam 21-118/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2021:60
Datum uitspraak: 22-03-2021
Datum publicatie: 19-04-2021
Zaaknummer(s): 21-118/A/A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat kennelijk ongegrond. Klager heeft onvoldoende concreet toegelicht en onderbouwd dat verweerder tekort is geschoten in zijn dienstverlening aan klager.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  22 maart 2021

in de zaak 21-118/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 4 februari 2021 met kenmerk 1199270/EJH/KV, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klager is verwikkeld (geweest) in een geschil met het UWV over zijn mate van arbeidsongeschiktheid en de hoogte van zijn WIA-uitkering. Verweerder heeft klager daarin vanaf februari 2017 bijgestaan als advocaat, onder andere in een bezwaarprocedure tegen een beslissing van het UWV van 26 januari 2017 waarin aan klager is meegedeeld dat zijn WIA-uitkering onveranderd blijft vastgesteld op 65 tot 80%.

1.2    Op 11 mei 2017 heeft er in het kader van de bezwaarprocedure een hoorzitting plaatsgevonden bij het UWV. Tijdens de hoorzitting heeft klager toestemming gegeven medische informatie te kopiëren en te gebruiken bij de beoordeling van zijn bezwaarschrift.

1.3    Bij brief van 6 juni 2017 heeft het UWV verweerder een conceptrapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegestuurd. In de begeleidende brief staat onder meer:

“Tijdens de hoorzitting heeft [klager] toestemming gegeven om medische informatie te kopiëren en te gebruiken in de beoordeling van het bezwaar.

Op 29 mei 2017 heeft [klager] telefonisch contact met ons opgenomen met de mededeling dat hij alsnog geen toestemming geeft om de overhandigde medische informatie te gebruiken bij de beoordeling van het bezwaar. Het kwam er op neer dat [klager] niemand vertrouwd en bang is dat de informatie gemanipuleerd wordt.”

1.4    Bij e-mail van 8 juni 2017 heeft verweerder klager onder meer geschreven:

“Zie bijgaand de concept rapportage ven de verzekeringsarts bezwaar en beroep.

* Ik ontvang graag schriftelijk uw commentaar op de rapportage en op de functionele mogelijkhedenlijst

* U hebt uw toestemming om de overgelegde informatie te mogen gebruiken ingetrokken. Ik wist dat niet. Kunt u schriftelijk aangeven of de gebruikte informatie (zoals verwoord in de rapportage) gebruikt mag worden.”

1.5    Op 10 mei 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.

a)    Verweerder is de afspraken met klager niet goed nagekomen.

b)    Verweerder heeft klager niet goed verdedigd tijdens de hoorzitting op 11 mei 2017.

c)    Verweerder heeft zonder toestemming van klager medische gegevens doorgestuurd aan het UWV.

d)    Verweerder heeft documenten weggemoffeld.

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

Ontvankelijkheid

4.1    Verweerder heeft als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat de klacht niet-ontvankelijk is. Volgens verweerder is de klacht ingediend na 11 mei 2020, zodat klager niet kan worden ontvangen in zijn klacht over de hoorzitting van 11 mei 2017 en ook niet in zijn overige klachten die betrekking hebben op gebeurtenissen voor of tijdens de hoorzitting.

4.2    Anders dan verweerder is de voorzitter van oordeel dat de e-mail van klager aan de deken van 10 mei 2020 moet worden gezien als een klacht over (onder andere) verweerder. Ingevolge artikel 46g lid 1 onder a, Advocatenwet wordt een klacht niet-ontvankelijk verklaard indien de klacht (bij de deken) wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. De voorzitter dient dit voorschrift ambtshalve toe te passen. Een en ander betekent dat de klacht, voor zover de klacht betrekking heeft op een handelen en/of nalaten van verweerder van na 10 mei 2017, waaronder de hoorzitting van 11 mei 2017, wel ontvankelijk is. Voor zover de klacht betrekking heeft op een handelen en/of nalaten van verweerder van voor 10 mei 2017 is de klacht niet-ontvankelijk.

Inhoudelijk

4.3    De voorzitter stelt voorop dat bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt rekening moet worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.

Klachtonderdeel a)

4.4    Klager verwijt verweerder allereerst dat hij de met klager gemaakte afspraken niet goed is nagekomen. Voor zover dit verwijt ziet op de periode na 10 mei 2017 heeft klager dit verwijt niet feitelijk onderbouwd of geconcretiseerd. Zo heeft klager bijvoorbeeld niet toegelicht welke afspraken hij precies met verweerder heeft gemaakt die door verweerder niet zijn nagekomen en waaruit die afspraken blijken. Dat had wel op zijn weg gelegen. Het is immers aan de klager om de feiten waarop hij zijn klacht baseert voldoende aannemelijk te maken en ten minste aanknopingspunten aan te dragen voor de juistheid van zijn stellingen. Dat heeft klager niet gedaan. Klachtonderdeel a), voor zover het klachtonderdeel ziet op de periode na 10 mei 2017, is daarom kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel b)

4.5    Klager verwijt verweerder in dit klachtonderdeel dat hij klager niet goed heeft verdedigd tijdens de hoorzitting op 11 mei 2017. Klager heeft ook dit verwijt niet feitelijk onderbouwd of geconcretiseerd. Klager stelt weliswaar dat verweerder op de hoorzitting niets heeft gezegd en dat klager zijn eigen verweer heeft moeten voeren, maar verweerder heeft dit gemotiveerd betwist. Klachtonderdeel b) is eveneens kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel c)

4.6    In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerder dat hij zonder toestemming van klager medische gegevens heeft doorgestuurd aan het UWV. Voor zover dit verwijt ziet op de periode na 10 mei 2017 geldt dat klager ook dit verwijt, tegenover de gemotiveerde betwisting van verweerder, niet feitelijk heeft onderbouwd of geconcretiseerd. Overigens blijkt uit het klachtdossier dat klager zelf tijdens de hoorzitting op 11 mei 2017 toestemming heeft gegeven medische informatie te kopiëren en te gebruiken bij de beoordeling van zijn bezwaarschrift. Ook klachtonderdeel c), voor zover het klachtonderdeel ziet op de periode na 10 mei 2017, is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel d)

4.7    Klager verwijt verweerder tot slot dat hij documenten heeft weggemoffeld. Voor zover dit verwijt ziet op de periode na 10 mei 2017 geldt dat klager ook dit verwijt op geen enkele manier feitelijk heeft onderbouwd of geconcretiseerd. Klachtonderdeel d), voor zover het klachtonderdeel ziet op de periode na 10 mei 2017, is daarom eveneens kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

-    klachtonderdelen a), c) en d), voor zover deze klachtonderdelen zien op de periode voor 10 mei 2017, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, niet-ontvankelijk;

-    klachtonderdelen a), c) en d) voor het overige, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond;

-    klachtonderdeel b), met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. C. Kraak, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 22 maart 2021.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op 22 maart 2021