ECLI:NL:TADRAMS:2021:48 Raad van Discipline Amsterdam 21-169/A/A/W

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2021:48
Datum uitspraak: 08-03-2021
Datum publicatie: 12-03-2021
Zaaknummer(s): 21-169/A/A/W
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Wraking
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Wrakingsverzoek naar aanleiding van procesbeslissingen en gebaseerd op vermoedens van vooringenomenheid. Geen ‘echte’ wrakingsgronden aangevoerd. Geen sprake van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.  Verzoek is kennelijk ongegrond.

Beslissing van de Wrakingskamer van de

Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 8 maart 2021

in de zaak 21-169/A/A/W

naar aanleiding van het verzoek tot wraking van na te noemen tuchtrechters, ingediend door:

verzoekster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (hierna: de raad) is van de deken van de Amsterdamse orde van advocaten een verzoek aanhangig om op grond van artikel 60b Advocatenwet een voorziening te treffen met betrekking tot de praktijkuitoefening van mr. Nakad-Weststrate onder nummer 21-028/A/A met verzoekster als verweerster. De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 22 februari 2021 door mr. P.M. Wamsteker, plaatsvervangend voorzitter, mrs. G. Kaaij, C. Wiggers, S. van Andel en H.C.M.J. Karstens, leden (hierna: de tuchtrechters).

1.2    Op die zitting heeft verzoekster de wraking verzocht van de tuchtrechters. Van dit verzoek is een proces-verbaal opgemaakt. De tuchtrechters hebben niet berust in de wraking en hebben op 26 februari 2021 gezamenlijk verweer gevoerd tegen het wrakingsverzoek.

1.3    Naar aanleiding van het wrakingsverzoek is een wrakingskamer samengesteld. De wrakingskamer heeft bij zijn beslissing kennisgenomen van de dossierstukken en van het schrijven van verzoekster van 3 maart 2021.

2    BEOORDELING

2.1    Op grond van artikel 47 Advocatenwet en artikel 512 Wetboek van Strafvordering is wraking van een tuchtrechter mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

2.2     Van dergelijke feiten en omstandigheden kan sprake zijn door de subjectieve instelling van de tuchtrechter ten opzichte van een partij of van het voorliggend geschil. Wraking is verder mogelijk als feiten en omstandigheden betreffende de persoon van de tuchtrechter, los van diens subjectieve instelling, een partij in objectieve zin grond geven te vrezen dat de tuchtrechter niet onpartijdig is. Bij dat laatste is ook van belang dat de schijn van partijdigheid wordt vermeden. Elke tuchtrechter wordt uit hoofde van zijn aanstelling vermoed onpartijdig te zijn. Dit is alleen anders als zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de tuchtrechter in kwestie vooringenomen is tegen verzoekster, althans dat de vrees daarvoor bij verzoekster objectief gerechtvaardigd is.

2.3    In het proces-verbaal van de zitting zijn de gronden voor wraking van de tuchtrechters samengevat. Deze gronden komen zakelijk weergegeven op het volgende neer. De tuchtrechters zijn niet onafhankelijk, althans wekken de schijn van partijdigheid, gelet op de onevenwichtige behandeling van het verzoek van de deken, zowel in de aanloop naar de zitting als tijdens de zitting. Door de anonieme bronnen die ten grondslag liggen aan het verzoek van de deken is het voor verzoekster niet mogelijk om vast te stellen of er banden bestaan tussen deze bronnen en de tuchtrechters. Daarnaast zijn de procesbeslissingen steeds in het nadeel van verzoekster uitgevallen. Zo zijn belanghebbenden niet tot de procedure toegelaten en is geen gevolg gegeven aan haar verzoek om transcripties van de audio-opnamen van de gesprekken die verzoekster met de deken heeft gevoerd. Ter zitting is bij de huishoudelijke mededelingen geen gewag gemaakt van het verzoek van verzoekster tot het horen van getuigen en is aan de deken veel ruimte geboden om een valse voorstelling van zaken te geven en de goede reputatie van verzoekster aan te tasten.

2.4     De tuchtrechters hebben niet berust in de wraking en hebben zich als volgt verweerd. Van (schijn van) partijdigheid is geen sprake. Bovendien zien de wrakingsgronden grotendeels op procedurele beslissingen en dergelijke beslissingen kunnen geen grond voor wraking vormen. Daarnaast is het wrakingsverzoek wat deze beslissingen betreft en de overige feiten en omstandigheden die aan het wrakingsverzoek ten grondslag liggen tardief, nu het niet is gedaan zodra zij bij verzoekster bekend zijn geworden. Met de haar door de griffier gestuurde e-mails van 17 en 18 februari 2021 is verzoekster namelijk al met deze feiten en omstandigheden bekend geworden. Alleen voor zover wordt aangenomen dat het wrakingsverzoek ook ziet op de afwijzing van het verzoek tot schorsing van de zitting in afwachting van voormelde transcripties, is het verzoek tijdig. Van een onevenwichtige behandeling van de zaak is in de aanloop naar de zitting en tijdens de zitting geen sprake geweest. Niet valt in te zien hoe de omstandigheid dat de deken zijn bronnen anoniem wenst te houden, kan raken aan de onpartijdigheid van de tuchtrechters. Verder is inherent aan een mondelinge behandeling ter zitting en het beginsel van hoor en wederhoor dat beide partijen hun standpunt kenbaar kunnen maken. Verzoekster is daartoe ook in de gelegenheid gesteld, maar is daar door het wrakingsverzoek niet meer aan toegekomen.

Oordeel wrakingskamer

2.5    Het is niet aan de wrakingskamer om genomen (proces)beslissingen inhoudelijk te toetsen. Wraking kan immers niet fungeren als rechtsmiddel tegen onwelgevallige of onjuiste (proces)beslissingen. Zie de uitspraak van het Hof van Discipline van 13 maart 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:50. Om deze reden kan het wrakingsverzoek reeds niet slagen, voor zover het ziet op de (proces)beslissingen op de verzoeken van verzoekster over de toelating van personen tot de zitting, het horen van getuigen en het schorsen van de zitting in afwachting van voormelde transcripties. Dat deze beslissingen volgens verzoekster steeds in haar nadeel uitvielen, brengt niet mee dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Overigens was de zitting voor belangstellenden te volgen door middel van een hiertoe gerealiseerde livestreamverbinding. Voor zover het wrakingsverzoek niet ziet op (proces)beslissingen overweegt de wrakingskamer het volgende. Het verzoek van verzoekster tot het horen van getuigen zou ter zitting worden besproken, zoals de griffier aan verzoekster per e-mail van 17 februari 2021 bekend heeft gemaakt. De enkele omstandigheid dat dit verzoek niet meteen bij aanvang van de zitting aan de orde is gesteld, is geen zwaarwegende aanwijzing voor het oordeel dat de tuchtrechters vooringenomen zijn tegen verzoekster, althans dat de vrees daarvoor bij verzoekster objectief gerechtvaardigd is. Hetzelfde geldt voor hetgeen verzoekster heeft gesteld over het betoog van de deken ter zitting. Verzoekster had ook de gelegenheid om te reageren op hetgeen de deken naar voren had gebracht, maar heeft daarvan afgezien en in de plaats daarvan de tuchtrechters gewraakt. Dat verzoekster vanwege anonieme bronnen van de deken niet kan vaststellen of er banden bestaan tussen deze bronnen en de tuchtrechters levert evenmin een zwaarwegende aanwijzing op voor vooringenomenheid van de tuchtrechters of objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor bij verzoekster. Overigens zijn deze bronnen ook voor de tuchtrechters anoniem. Ook de aangedragen feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, leveren bedoelde zwaarwegende aanwijzing niet op. In hoeverre het wrakingsverzoek tardief is, behoeft gelet op het voorgaande geen bespreking. 

2.6    Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond. De wrakingskamer zal, gelet op artikel 4 van het Wrakingsprotocol raden van discipline, het verzoek zonder behandeling ter zitting afwijzen.

2.7    Omdat verzoekster als advocaat verondersteld wordt ermee bekend te zijn dat wraken als reactie op (proces)beslissingen nooit tot honorering van een wrakingsverzoek zal leiden en haar wrakingsverzoek niet anders kan zijn bedoeld dan om tijd te winnen - het schrijven van verzoekster van 3 maart 2021 past ook in deze bedoeling -  is naar het oordeel van de wrakingskamer sprake van misbruik van het recht op wraking. De wrakingskamer zal daarom op de voet van artikel 47 lid 2 Advocatenwet en artikel 515 lid 4 Wetboek van Strafvordering bepalen dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekster niet meer in behandeling wordt genomen.

BESLISSING

De wrakingskamer:

- verklaart het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond.

- bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling wordt genomen.

Aldus beslist door mr. Q.R.M. Falger voorzitter, mrs. E.M.J. van Nieuwenhuizen en K. Straathof, leden, bijgestaan door mr. I.R. van der Veen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2021.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 8 maart 2021

mededelingen van de griffier ter informatie:

Verzending

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.