ECLI:NL:TADRAMS:2021:47 Raad van Discipline Amsterdam 21-058/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2021:47
Datum uitspraak: 01-03-2021
Datum publicatie: 12-03-2021
Zaaknummer(s): 21-058/A/A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. Anders dan klager stelt hebben zijn adresgegevens geen rol gespeeld bij de keuze van verweerster om een datum voor een kort geding aan te vragen bij de rechtbank Midden-Nederland. Verweerster heeft verder onbetwist gesteld dat zij de dagvaarding tijdig heeft betekend nadat zij op het allerlaatste moment van de rechtbank Midden-Nederland bericht had gekregen dat een nieuwe datum en/of tijdstip voor het kort geding niet mogelijk was. Het enkele feit dat verweerster in de dagvaarding niet tot in detail het standpunt van klager heeft beschreven, is onvoldoende voor de conclusie dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Verweerster mocht, gegeven de aard van de zaak, in de dagvaarding volstaan met een korte weergave van het standpunt van klager.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam van  1 maart 2021 in de zaak 21-058/A/A naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 19 januari 2021 met kenmerk 1238975/EJH/YH, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Verweerster is de advocaat van de ex-partner van klager (hierna: de vrouw). Klager en de vrouw hebben samen een minderjarige dochter.

1.2    Bij per e-mail gestuurde brief van 26 juni 2020 heeft verweerster klager onder meer geschreven:

“Tezamen met cliënte oefent u het gezamenlijk gezag uit over jullie dochter (…)

Van cliënte heb ik begrepen dat u – ondanks meerdere gemaakte afspraken – geen medewerking verleent aan het verlenen van toestemming voor de geplande vakantie naar Hongarije van 5 t/m 15 juli a.s. en 5 augustus t/m 15 augustus aanstaande. De reden daarvoor zou zijn dat [de dochter] voor de vakantie met het vliegtuig moet reizen. U heeft te kennen gegeven dat u geen toestemming wil geven voor deze reis in verband de risico’s omtrent het COVID-19.

(…)

Met verwijzing naar het bovenstaande verzoek ik u mij thans uiterlijk maandag a.s. voor 13:00 uur te verrichten of u alsnog toestemming verleend voor de geplande vakantie van 5 juli t/m 15 juli a.s. en 5 augustus t/m 15 augustus a.s. naar Hongarije. Van cliënte heeft u het toestemmingsformulier eerder al ontvangen. Zekerheidshalve zend ik het nogmaals mee. Bij gebreke van een tijdige reactie zal ik zonder uw verhinderdata een datum vragen aan de rechter voor de behandeling van een kort geding om vervangende toestemming. Cliënte hoopt en vertrouwt erop dat u het niet zover zult laten komen.”

1.3    Bij e-mail van 29 juni 2020 heeft klager verweerster meegedeeld dat hij niet akkoord gaat met de voorgestelde vliegreis van zijn dochter en haar verzocht in het vervolg zijn juiste adres te gebruiken in plaats van zijn oude in de brief van 26 juni 2020 genoemde adres.

1.4    Op diezelfde dag hebben klager en verweerster telefonisch contact met elkaar gehad. Naar aanleiding daarvan heeft klager verweerster een e-mail gestuurd met een nadere toelichting.

1.5    Op eveneens 29 juni 2020 heeft verweerster bij de rechtbank Midden-Nederland een datum aangevraagd voor een kort geding. In het aanvraagformulier heeft zij het oude adres van klager vermeld. De rechtbank heeft het kort geding gepland op 3 juli 2020 om 10:30 uur en daarbij bepaald dat de dagvaarding uiterlijk op 1 juli 2020 om 12:00 moet worden betekend.

1.6    Op 30 juni 2020 heeft klager verweerster gevraagd naar het verdere vervolg. In de ochtend van 1 juli 2020 hebben klager en verweerster telefonisch contact met elkaar gehad.

1.7    Op 1 juli 2020 om 11:51 uur heeft de deurwaarder de dagvaarding aan klager betekend.

1.8    Bij e-mail van 1 juli 2020 12:02 uur heeft verweerster de dagvaarding aan de advocaat van klager gestuurd. De advocaat van klager heeft verweerster hierop geantwoord dat hij haar weliswaar heeft meegedeeld dat klager vrijwillig op de zitting zal verschijnen, maar dat hij er daarbij vanuit is gegaan dat zij de zaak bij de rechtbank Den Haag aanhangig zou maken omdat de rechtbank Midden-Nederland niet bevoegd is. Verweerster heeft de advocaat van klager hierop geantwoord dat de rechtbank van de woonplaats van het kind bevoegd is. Zij heeft vervolgens de rechtbank Den Haag verzocht het kort geding daar plaats te laten vinden. De rechtbank Den Haag heeft verweerster hierop bericht dat het kort geding zal plaatsvinden op 3 juli 2020 om 10:00 uur.

1.9    Op 1 juli 2020 heeft verweerster een herstelexploot bij klager doen betekenen waarin zij de zittingsplaats heeft gewijzigd naar de rechtbank Den Haag en de zittingstijd heeft gewijzigd.

1.10    De advocaat van klager heeft een conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie bij de rechtbank ingediend. Op 2 juli 2020 heeft verweerster een akte eiswijziging en eisvermeerdering met daarbij producties bij de rechtbank ingediend. Op eveneens 2 juli 2020 heeft de advocaat van klager aanvullende producties bij de rechtbank ingediend.

1.11    Op de zitting van 3 juli 2020 hebben klager en de vrouw een schikking getroffen.

1.12    Op 31 augustus 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.

a)    Verweerster heeft de verkeerde adresgegevens van klager gebruikt bij het aanvragen van een kort geding, ondanks dat zij door klager op de juiste adresgegevens is gewezen. Verweerster heeft hierdoor een kort geding aangevraagd bij een onbevoegde rechtbank.

b)    Verweerster heeft klager op het laatste moment uitsluitend per exploot op de hoogte gesteld van de dagvaarding, ondanks dat zij eerder zowel per telefoon als per e-mail contact met hem heeft gehad. Zij heeft hierbij zelfs beweerd dat “de rechtbank op zich liet wachten met een datum”, terwijl het exploot al onderweg was. Hiermee is extra tijdsdruk gecreëerd.

c)    Verweerster heeft zich in de dagvaarding noch in de producties op enige manier gehouden aan de substantiëringsplicht, maar integendeel de positie van klager verdraaid.

3    VERWEER

3.1    Verweerster voert tegen de klacht verweer. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    De klacht ziet op het handelen en/of nalaten van verweerster als advocaat van de wederpartij. Uitgangspunt is dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een tegenpartij worden beperkt, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

Klachtonderdelen a) en b)

4.2    Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

4.3    Klager verwijt verweerster dat zij de verkeerde adresgegevens van klager heeft gebruikt bij het aanvragen van een kort geding, ondanks dat klager haar op de juiste adresgegevens had gewezen. Op basis van deze verkeerde adresgegevens heeft zij bij een onbevoegde rechtbank een kort geding aangevraagd. Verweerster heeft klager verder pas op het laatste moment uitsluitend per exploot op de hoogte gesteld van de dagvaarding, ondanks dat zij eerder zowel per telefoon als per e-mail contact met klager heeft gehad. Hierbij heeft verweerster zelfs beweerd dat “de rechtbank op zich liet wachten met een datum” terwijl het exploot al onderweg was. Hiermee is extra tijdsdruk gecreëerd, aldus klager.

4.4    Verweerster voert aan dat zij in eerste instantie een kort geding had aangevraagd bij de rechtbank Midden-Nederland. Dat had niets te maken met de adresgegevens van klager, maar met de woonplaats van de dochter. De advocaat van klager heeft verweerster op 1 juli 2020 meegedeeld dat klager bereid was vrijwillig te verschijnen op de zitting van 3 juli 2020, als de zitting in Den Haag zou plaatsvinden. Hierop is de zittingsplaats gewijzigd naar Den Haag. Ook na wijziging van de zittingsplaats heeft de advocaat van klager verklaard dat klager vrijwillig zou verschijnen. Het kort geding in Midden-Nederland was gepland op een tijdstip dat verweerster qua reistijd niet kon vanwege een andere zitting. Het was op dat moment nog niet duidelijk wanneer een andere zitting kon worden vastgesteld. Dat was klager bekend. Ook was het klager bekend dat er een zitting zou plaatsvinden uiterlijk 3 juli 2020 omdat het ging om vervangende toestemming voor een vakantie vanaf 5 juli 2020. Er is tijdig betekend toen bekend werd dat de rechtbank geen nieuwe datum en tijd kon geven, aldus steeds verweerster.

4.5    De voorzitter overweegt als volgt. Anders dan klager stelt hebben zijn adresgegevens geen rol gespeeld bij de keuze van verweerster om een datum voor een kort geding aan te vragen bij de rechtbank Midden-Nederland. Zoals verweerster terecht heeft aangevoerd is immers de rechtbank van de woonplaats van het kind gewoonlijk bevoegd en dat is dan ook de reden geweest dat verweerster bij de rechtbank Midden-Nederland een kort geding aanhangig heeft gemaakt. Verweerster en de advocaat van klager hebben nadien afgesproken om bij de rechtbank Den Haag een datum voor een kort geding aan te vragen, wat verweerster vervolgens heeft gedaan. Klachtonderdeel a) is gelet op het voorgaande kennelijk ongegrond.

4.6    Ook klachtonderdeel b) is kennelijk ongegrond. Verweerster heeft onbetwist gesteld dat zij de dagvaarding tijdig heeft betekend nadat zij op het allerlaatste moment van de rechtbank Midden-Nederland bericht had gekregen dat een nieuwe datum en/of tijdstip voor het kort geding niet mogelijk was. Dat verweerster hiervan al op de hoogte was tijdens het telefonisch contact met klager in de ochtend van 1 juli 2020, is niet gebleken. Klager wist bovendien heel goed dat het kort geding voor 5 juli 2020 zou moeten plaatsvinden. Van het bewust creëren van extra tijdsdruk door verweerster is geen sprake.

Klachtonderdeel c)

4.7    Klager verwijt verweerster tot slot dat zij zich in de dagvaarding noch in de producties op enige manier heeft gehouden aan de substantiëringsplicht, maar de positie van klager heeft verdraaid.

4.8    De voorzitter overweegt als volgt. Het enkele feit dat verweerster in de dagvaarding niet tot in detail het standpunt van klager heeft beschreven, is onvoldoende voor de conclusie dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Verweerster mocht, gegeven de aard van de zaak, in de dagvaarding volstaan met een korte weergave van het standpunt van klager. Het lag vervolgens op de weg van klager om zijn standpunt verder aan de voorzieningenrechter toe te lichten, wat hij, althans zijn advocaat ook heeft gedaan. Dat verweerster in de dagvaarding het standpunt van klager heeft verdraaid en/of onjuist heeft weergegeven, heeft klager onvoldoende onderbouwd. Klachtonderdeel c) is eveneens kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.H. Dubois, voorzitter, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 1 maart 2021.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op 1 maart 2021