ECLI:NL:TADRAMS:2021:35 Raad van Discipline Amsterdam 20-1023/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2021:35
Datum uitspraak: 08-02-2021
Datum publicatie: 18-02-2021
Zaaknummer(s): 20-1023/A/A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat kennelijk ongegrond. Niet gebleken dat verweerder de letselschadezaak van klager niet voortvarend heeft behandeld. De vertraging die in de zaak is ontstaan is niet aan verweerder te wijten. Verweerder mocht zich in de gegeven omstandigheden beroepen op zijn retentierecht en mocht zich onttrekken aan de zaak.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam van  8 februari 2021 in de zaak 20-1023/A/A naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 24 december 2020 met kenmerk 2020-1180970/EJH/AvO, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 9.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.2    Verweerder heeft klager in verschillende zaken bijgestaan.

1.3    Op 8 juni 2011 is klager betrokken geweest bij een auto-ongeluk doordat hij van achteren is aangereden. Op 17 juli 2019 heeft verweerder met klager en diens echtgenote een eerste gesprek over deze zaak gehad. Op 18 juli 2019 heeft verweerder de wederpartij van klager meegedeeld dat hij klager voortaan zal bijstaan in deze zaak. Op 4 oktober 2019 heeft een tweede bespreking plaatsgevonden tussen verweerder, klager en diens echtgenote. In een e-mail van 7 oktober 2019 heeft verweerder verslag gedaan van de tweede bespreking en uiteengezet wat er in de daaropvolgende periode moest gebeuren, waaronder het laten vertalen van de in het Duits opgestelde stukken.

1.4    Op eveneens 7 oktober 2019 heeft verweerder de Raad voor Rechtsbijstand verzocht meer uren aan de zaak van klager te mogen besteden, gelet op het zeer omvangrijke dossier.

1.5    Op 17 oktober 2019 heeft verweerder aan AVB opdracht gegeven de stukken te vertalen.

1.6    Op 11 november 2019 heeft een derde bespreking met klager plaatsgevonden.

1.7    De Raad voor Rechtsbijstand verleende geen toestemming voor de vertaling van de stukken, zolang niet op het verzoek om meer uren was beslist. Op 3 december 2019 heeft de Raad voor Rechtsbijstand het verzoek om meer uren toegekend. Verweerder heeft vervolgens op 6 december 2019 nogmaals opdracht gegeven om de stukken te vertalen. Op 7 januari 2020 heeft de Raad voor Rechtsbijstand toestemming verleend voor die vertalingwerkzaamheden. Verweerder heeft de vertaling op 14 februari 2020 ontvangen.

1.8    Op 6 februari 2020 heeft klager een arts benaderd voor een second opinion.

1.9    Op 2 maart 2020 heeft verweerder telefonisch overleg gevoerd met klager. In dat gesprek heeft klager aangegeven dat hij de reactie van de in 1.7 genoemde arts wilde laten rusten, omdat er een afspraak stond gepland in het Sint Antonius Ziekenhuis te Nieuwegein. Klager en verweerder hebben afgesproken het onderzoek in Nieuwegein af te wachten.

1.10    Bij e-mail van 19 mei 2020 heeft verweerder klager meegedeeld dat er sprake is van een betalingsachterstand en klager verzocht het openstaande bedrag van € 894,- te voldoen.

1.11    De e-mailwisseling van 22 mei 2020 tussen klager en verweerder, luidt onder meer als volgt: klager heeft verweerder geschreven:

“We zijn nu bijna 11 maanden verder.

Graag wil ik weten wat er in deze 11 maand bereikt is …..

Hoe is de stand in MIJN letselschadezaak?”

1.12    Verweerder heeft klager geschreven:

“Wij spraken af dat wij in dit dossier de resultaten van Nieuwegein zouden afwachten. Door de coronapandemie werd uw afspraak uitgesteld. Hoe staat het daarmee?

Voor alle dossiers die bij ons kantoor in behandeling zijn geldt echter het volgende: de behandeling zal voorlopig moeten worden stilgelegd, omdat betaling van de eigen bijdrage is uitgebleven. (…)

Graag ontvang ik een ommegaande betaling van het openstaande bedrag.”

Klager heeft verweerder hierop geschreven:

“De uitgestelde onderzoeken te Nieuwegein zullen neurologisch vervolg krijgen op 28 mei 2020 aanstaande. Voorts heb ik vandaag en gisteren nagekeken dat U inmiddels 9 maanden achterloopt met beantwoorden van vragen en opmerkingen……

Ik stel dus voor dat betalingen plaats gaan vinden NADAT alle vragen en opmerkingen beantwoord zijn !”

1.13     Verweerder heeft klager hierop meegedeeld dat hij niet weet op welke vragen klager doelt, dat het beantwoorden van vragen overigens geen voorwaarde is voor het betalen van de declaraties en dat de declaraties zien op maar liefst vier verschillende zaken. Klager heeft verweerder hierop voorgesteld dat hij op 28 mei 2020 alle dossiers komt ophalen.

1.14    In reactie heeft verweerder klager geschreven:

“Nee, ik wil niet van de zaken af. Behandeling van de zaken kan alleen niet plaatsvinden als de nota’s niet worden betaald. Als u de nota’s voldoet, dan zullen de werkzaamheden gewoon hervat worden. (…)

Ik heb veel werk gestoken in uw zaken”

1.15    Klager heeft verweerder nogmaals meegedeeld dat hij de dossiers op 28 mei 2020 komt ophalen. Verweerder heeft klager hierop gereageerd:

“Uit uw e-mail leid ik af dat u kennelijk mijn bijstand niet meer wenst. Dat is op zichzelf duidelijk.

U hebt de wens tot het beëindigen van de bijstand echter kenbaar gemaakt nadat ik u heb aangesproken op de betalingsachterstand. Ik concludeer daarom dat daarin de aanleiding is gelegen voor het beëindigen van de bijstand. Ik betreur dat, want ik u heb u steeds graag mijn bijstand verleend. (…)

Ook na het beëindigen van de rechtsbijstand zullen de nota’s door u moeten worden voldaan. Het beëindigen van de bijstand ontslaat u aldus niet van de betalingsverplichting.

Donderdag a.s. zullen de dossiers nog niet opgehaald kunnen worden (…) Bovendien: afgifte van dossiers zal pas kunnen plaatsvinden na betaling van de openstaande rekeningen. Nadat u mij een betalingsbewijs hebt toegezonden zal ik een afspraak maken met u voor het afgeven van de dossiers.”

1.16    Klager heeft verweerder hierop meegedeeld dat als de dossiers op 28 mei 2020 niet klaarliggen om afgehaald te worden, klager bij de deken een klacht zal indienen.

1.17    Bij e-mail van 25 mei 2020 heeft klager verweerder meegedeeld dat hij bereid is verweerder een laatste kans te geven, onder acht in de e-mail genoemde voorwaarden.

1.18    Bij e-mail van eveneens 25 mei 2020 heeft verweerder klager onder meer geschreven:

“Ik heb u gevraagd de openstaande nota’s te voldoen, omdat er een zeer forse achterstand was ontstaan. Uw reactie daarop was dat u de opdracht beëindigde. Nu wenst u dat ik mijn bijstand weer voortzet, onder een groot aantal voorwaarden. Die voorwaarden geven geen blijk van vertrouwen. (…) Nu het vertrouwen ontbreekt zal ik mijn bijstand niet meer voortzetten en zal ik u -ook in de toekomst- geen bijstand meer verlenen.

De openstaande rekeningen dienen door u te worden voldaan. Daarna zal ik alle dossiers gereed maken, zodat deze door u kunnen worden opgehaald.”

1.19    Klager heeft hierop gereageerd: “u kent de consequenties als aanstaande donderdag de dossiers niet klaar liggen.”

1.20    Op 25 mei 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

1.21    Bij e-mail van 26 mei 2020 heeft verweerder klager onder meer geschreven:

“1. Ik zal mij – zoals eerder aangekondigd – onttrekken in de zaken die aanhangig zijn bij de rechtbank. (…)

Voordat ik mij daadwerkelijk onttrek informeer ik u hierover, zodat u hierdoor niet wordt verrast. Ik zal mij donderdag a.s. onttrekken, zodat u nog twee dagen (en daarna dus nog 14 dagen) heeft om een nieuwe advocaat te zoeken. (…)

2. U kunt de dossiers afhalen als de betaling is verricht.”

1.22    Op 1 juli 2020 heeft klager zijn klacht over verweerder aangevuld.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.

a)    Verweerder heeft de letselschadezaak van klager niet voortvarend behandeld.

b)    Verweerder heeft niet gereageerd op aanvullende medische informatie.

c)    Verweerder heeft e-mails met vragen over de zaak genegeerd.

d)    Verweerder weigert de dossiers van klager vrij te geven.

e)    Er is sprake van chantage en het opzettelijk toebrengen van schade.

f)    De zaak van klager en diens echtgenote tegen een uitvaartverzorger is gesaboteerd met als gevolg veel schade.

3    VERWEER

3.1    Verweerder voert tegen de klacht verweer. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    Verweerder heeft als meest vergaande verweer aangevoerd dat de klacht niet-ontvankelijk is, omdat klager niet eerst de interne klachtenprocedure van het kantoor van verweerder heeft gevolgd. Dit verweer slaagt niet. Het doorlopen van de interne klachtenprocedure is geen vereiste voor toegang tot de tuchtrechter. De klacht is dan ook ontvankelijk.

4.2    De voorzitter stelt voorop dat bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt rekening moet worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. De advocaat is verder gehouden de aan hem toevertrouwende belangen met de nodige voortvarendheid te behartigen.

Klachtonderdeel a)

4.3    In klachtonderdeel a) verwijt klager verweerder dat hij in de letselschadezaak gedurende 11 maanden niet of nauwelijks stappen heeft ondernomen.

4.4    De voorzitter heeft op basis van het klachtdossier niet kunnen vaststellen dat verweerder de letselschadezaak niet voortvarend heeft behandeld. Verweerder heeft verschillende gesprekken met klager plaatsgevoerd en hij heeft, na overleg met klager, een vertaalopdracht gegeven. Wel blijkt uit het klachtdossier dat de zaak enige vertraging heeft opgelopen. Die vertraging is echter niet aan verweerder te wijten; de zaak heeft vertraging opgelopen doordat het heeft lang geduurd voordat de Raad voor Rechtsbijstand een beslissing had genomen op het verzoek van verweerder om extra uren en doordat de afspraak van klager bij het ziekenhuis in Nieuwegein is uitgesteld van maart naar mei 2020 in verband met corona. Klachtonderdeel a) is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdelen b) en c)

4.5    Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Klager verwijt verweerder dat hij niet heeft gereageerd op aanvullende medische informatie en e-mails met vragen over de zaak heeft genegeerd. Klager heeft dit echter op geen enkele manier feitelijk onderbouwd. Reeds gelet hierop zijn klachtonderdelen b) en c) kennelijk ongegrond.

Klachtonderdelen d) en e)

4.6    Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

4.7    Uit het klachtdossier blijkt dat verweerder niet bereid is de dossiers aan klager af te geven, althans niet zonder dat klager eerst de openstaande declaraties voldeed. Verweerder heeft aldus gebruik gemaakt van zijn retentierecht. De voorzitter stelt voorop dat de advocaat slechts behoedzaam gebruik dient te maken van zijn recht om  dossier(s) onder zich te houden . Bovendien is hij, ook zonder betaling van zijn declaratie, op verzoek van zijn cliënt en onder door de deken te stellen voorwaarden. niettemin verplicht het dossier af te geven aan een opvolgend advocaat

4.8    In het licht van de omstandigheden van het geval kon verweerder zich beroepen op het retentierecht. Klager vroeg immers niet om afgifte ten behoeve van een opvolgend advocaat, maar wenste zelf de dossiers te ontvangen zonder dat een opvolgend advocaat (zichtbaar) in beeld was en klager wilde geen gesprek aangaan over betaling van de openstaande declaraties. Nadat klager bleef volharden in zijn verzoek om afgifte van de dossiers, heeft verweerder – in zijn reactie op de onderhavige klacht – de deken gevraagd te bemiddelen. Gelet hierop valt het verweerder niet tuchtrechtelijk te verwijten dat hij de dossiers niet aan klager heeft afgegeven. Van chantage is geen sprake. Klachtonderdelen d) en e) zijn ook kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel f)

4.9    In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerder, zo begrijpt de voorzitter, dat hij zich ten onrechte heeft onttrokken in een zaak van klager en diens echtgenote tegen een uitvaartverzorger, waardoor klager (en diens echtgenote) schade heeft (hebben) geleden.

4.10    Verweerder voert aan dat hij in de zaak tegen de uitvaartverzorger namens klager en diens echtgenote een dagvaarding heeft doen uitgaan, waarbij is gedagvaard tegen 17 juni 2020. Verweerder heeft de zaak aangebracht. Verweerder heeft klager en diens echtgenote op 26 mei 2020 meegedeeld dat hij zich op 28 mei 2020 zal onttrekken vanwege een vertrouwensbreuk, en daarbij heeft hij klager erop gewezen dat een nieuwe advocaat zich binnen twee weken moet stellen.

4.11    De voorzitter overweegt als volgt. Het staat de advocaat vrij om de werkzaamheden te beëindigen. Als de vertrouwensbasis is vervallen, is hij daartoe zelfs gehouden. Wel dient de advocaat die beslissing zo tijdig kenbaar te maken en de cliënt te wijzen op de te nemen stappen, dat de cliënt daarvan geen procedurele schade ondervindt. Aan deze vereisten heeft verweerder voldaan. Ook klachtonderdeel f) is kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.H. Dubois, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2021.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op 8 februari 2021