ECLI:NL:TADRAMS:2021:303 Raad van Discipline Amsterdam 21-585/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2021:303 |
---|---|
Datum uitspraak: | 27-12-2021 |
Datum publicatie: | 06-01-2022 |
Zaaknummer(s): | 21-585/A/A |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Klacht over de advocaat van de wederpartij ongegrond. Klager beklaagt zich erover dat verweerster zich openlijk negatief heeft uitgelaten over de rechtmatigheidsvraag voor het beroep op rechtsbijstand van overheidswege door klager en dat zij zich in dat kader tevens tot de Raad voor Rechtsbijstand heeft gewend. Het staat een advocaat in beginsel vrij om namens haar cliënten gemotiveerd melding van misbruik van gesubsidieerde rechtsbijstand te maken bij de Raad voor Rechtsbijstand over een wederpartij. Het is uiteindelijk aan de Raad voor Rechtsbijstand te beoordelen of de melding doel treft. Klacht ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 27 december 2021
in de zaak 21-585/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
gemachtigde: mr. I. Heijselaar
over:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 21 januari 2019 heeft de gemachtigde van klager namens klager bij de deken
van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht
ingediend over verweerster.
1.2 Op 8 juli 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 781420/EJH/YH van
de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 15 november 2021 in aanwezigheid
van klager met zijn gemachtigde en met zijn begeleidster en verweerster vergezeld
door mr. M. Frantzen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de
op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klager is reeds jarenlang, meer dan 15 jaar, in geschil met de cliënten van
verweerster waarbij verweerster optreedt als hun gemachtigde. Er zijn tussen klager
en de cliënten van verweerster vele juridische procedures gevoerd.
2.3 Klager heeft voor de gevoerde procedures gefinancierde rechtsbijstand ontvangen
van de Raad voor Rechtsbijstand.
2.4 In een brief van 15 december 2016 heeft verweerster aan de Raad voor Rechtsbijstand
onder andere het volgende geschreven:
“Op verzoek van mijn cliënten […] breng ik een vermoeden van misbruik van gefinancierde
rechtsbijstand onder uw aandacht, met het verzoek het nodige onderzoek te verrichten
en indien daarvan sprake blijkt te zijn, de toevoeging aan [naam klager] in te trekken.
(…)
Cliënten stellen zich op het standpunt dat [naam klager] op basis van voornoemde voorwaarden
niet in aanmerking komt voor gefinancierde rechtsbijstand, mitsdien diens toevoeging
onverwijld dient te worden ingetrokken.
(…)”
2.5 In een brief van 14 september 2018 heeft verweerster aan de Raad voor Rechtsbijstand
onder andere het volgende geschreven:
“Reeds op 15 december 2016 heb ik u aangeschreven vanwege een vermoeden van misbruik
van gefinancierde rechtsbijstand door [naam klager] (…)
(…)
[Naam klager] heeft derhalve aantoonbaar aanzienlijke middelen c.q. inkomsten die
hij niet opgeeft aan belasting, UWV en uw Raad. Hij maakt misbruik van publieke middelen
en dit dient onverwijld een halt te worden toegeroepen.
Op grond van het voorgaande stel ik vast dat [naam klager] evident misbruik maakt
van gesubsidieerde rechtsbijstand en verzoeken u hiernaar het nodige onderzoek te
verrichten en maatregelen te treffen.
(…)”
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster
het volgende.
a) Verweerster heeft zich openlijk negatief uitgelaten over de rechtmatigheidsvraag
voor het beroep op rechtsbijstand van overheidswege door klager en heeft zich in dat
kader tevens tot de Raad voor Rechtsbijstand gewend.
b) Verweerster handelt in strijd met Gedragsregels 1, 6, 7 en 10 door verschillende
wederpartijen van klager in verschillende procedures bij te staan en informatie die
zij uit het ene dossier kent te gebruiken in andere dossiers.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft tegen de klachten verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar
nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 Allereerst stelt de raad vast dat de klachtonderdelen betrekking hebben op
het handelen van de advocaat van de wederpartij. Volgens vaste rechtspraak van het
hof van discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen
van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goed
dunkt. Deze vrijheid, die mede voortvloeit uit de kernwaarde partijdigheid als bedoeld
in artikel 10a Advocatenwet, is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt
indien de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten
poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid
zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de
belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder redelijk doel. De
raad zal het optreden van verweerder daarom aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
5.2 Ter zitting heeft klager klachtonderdeel b) ingetrokken, waardoor alleen klachtonderdeel
a) ter beoordeling voor de raad overblijft.
5.3 Klager heeft aan de onderbouwing van zijn klacht toegevoegd dat uit de brief
van verweerster van 15 december 2016 gericht aan de Raad voor Rechtsbijstand blijkt
dat zij een negatieve invloed heeft gehad op het vaststellen van de hoogte van de
WOZ-waarde van het perceel van klager. Verweerster heeft ontkend daar iets mee van
doen te hebben gehad. Ter zitting heeft klager verklaard dat naar aanleiding van de
melding van verweerster de Raad voor Rechtsbijstand een aanzienlijk bedrag bij hem
heeft teruggevorderd.
5.4 De raad oordeelt als volgt. Het staat een advocaat in beginsel vrij om namens
haar cliënten gemotiveerd melding van misbruik van gesubsidieerde rechtsbijstand te
maken bij de Raad voor Rechtsbijstand over een wederpartij. Er is geen rechts- of
gedragsregel die dat verbiedt. Bovendien hadden de cliënten van verweerster, gelet
op de vele juridische procedures die klager tegen hen heeft aangespannen, er ook belang
bij om een dergelijk middel in te zetten om te trachten de procedures van klager te
stoppen. Het is uiteindelijk aan de Raad voor Rechtsbijstand te beoordelen of de melding
doel treft. Dat heeft de Raad voor Rechtsbijstand gedaan en heeft blijkbaar een bedrag
bij klager teruggevorderd. Het argument van klager over het beïnvloeden van de hoogte
van de WOZ-waarde van zijn perceel door verweerster is niet onderbouwd en ook valt
niet in te zien hoe dit verband houdt met deze klacht. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdeel a) ongegrond;
- verklaart dat klachtonderdeel b) door klager is ingetrokken.
Aldus beslist door mr. mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. P. van Lingen, C.C. Oberman, S. van Andel, I.J. de Laat, leden, bijgestaan door mr. A.M. van der Hoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 27 december 2021.
Griffier Voorzitter
Verzonden op 27 december 2021