ECLI:NL:TADRAMS:2021:289 Raad van Discipline Amsterdam 21-621/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2021:289 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-12-2021 |
Datum publicatie: | 23-12-2021 |
Zaaknummer(s): | 21-621/A/A |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Confraternele correspondentie/schikkingsonderhandelingen |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Klagers verwijten verweerder dat hij zich zonder toestemming van klagers ten overstaan van de rechter inhoudelijk heeft uitgelaten over de gevoerde schikkingsonderhandelingen. Voor de beantwoording van de vraag of verweerder ten opzichte van klagers gedragsregel 27 heeft geschonden acht de raad de volgende omstandigheden van belang. Er was sprake van een lopend onderhandelingsproces tussen partijen, waarbij de rechter betrokken was. Al eerder is deze procedure was door klager(s) informatie over schikkingsonderhandelingen in het geding gebracht en de nadere zitting was gepland om (verder) te spreken over de mogelijkheid van een minnelijke regeling tussen partijen. Vóór deze zitting heeft verweerder zijn eerste e-mail gestuurd. Klager was het met de inhoud van die e-mail niet eens en heeft verweerder verzocht om de rechtbank mede te delen dat zijn bericht misleidend was. Daarop heeft verweerder zijn tweede e-mail gestuurd. De raad is van oordeel dat de mededelingen van verweerder gelet op de aard van de procedure waarin ze zijn gedaan en het feit dat ze (deels) zijn gedaan op verzoek van klagers, niet in strijd zijn met gedragsregel 27. Dat betekent dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en de klacht ongegrond zal worden verklaard. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 13 december 2021
in de zaak 21-621/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klagers
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 1 februari 2021 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in
het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 21 juli 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 021-1332953/EJH/AvO
van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 29 oktober 2021. Daarbij
waren klagers en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de
op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 De cliënte van verweerder, Abbott Laboratories (verder: Abbott), is een Amerikaans
farmaceutisch bedrijf dat onder meer teststrips voor diabetici produceert. Abbott
procedeert voor de rechtbank Den Haag tegen een drietal vennootschappen en tegen klager
2. in persoon als voormalig werknemer van Kamstra, één van de vennootschappen, over
de handel in herverpakte teststrips. Klager 1. treedt als advocaat op voor klager
2.
2.3 Tijdens een mondelinge behandeling op 8 januari 2021 heeft de rechtbank partijen
gevraagd of zij een minnelijke regeling wilden beproeven. Partijen waren daartoe bereid
en de rechtbank heeft daarop bepaald dat de zitting op 29 januari 2021 zou worden
voortgezet om verder te spreken over een minnelijke regeling.
2.4 Bij e-mail van 29 januari 2021 heeft verweerder het volgende aan de rechtbank
geschreven:
“Het is helaas niet mogelijk gebleken om deze zaak te schikken. Abbott heeft ook een
poging gedaan om – los van de andere partijen – een regeling met (slechts) de heer
Erents te treffen, maar ook dat is mislukt. Abbott zal derhalve vanmiddag om vonnis
vragen.”
2.5 Bij e-mail van 29 januari 2021 heeft klager 1. als volgt op die e-mail gereageerd:
2.6 “Abbott heeft geen voorstel gedaan om – los van de andere partijen – een regeling
te treffen met Erents. Onderdeel van uw voorstel was namelijk uitdrukkelijk ook dat
Kamstra een verklaring / overeenkomst zou tekenen. Uw onderstaand bericht is dan ook
misleidend te noemen. Het zou mijn voorkeur genieten als u dat zelf zou berichten
aan de rechtbank, maar anders zal ik dat melden aan de rechtbank (met de mededeling
dat uw bericht misleidend was).”
2.7 Daarop heeft verweer bij e-mail van 29 januari 2021 heeft volgende aan de rechtbank
geschreven:
“Mr. Van der Rakt heeft mij offline gevraagd om duidelijk te maken dat in de discussie
met de heer Erents, naast een onthoudingsverklaring van de heer Erents zelf, Abbott
van Kamstra eiste dat zij zou bevestigen dat zij zich niet in de toekomst op het standpunt
zal stellen dat de gevolgen van de handel van de heer Erents niet aan haar als werkgever
toe te rekenen zouden zijn. In die zin was de discussie met de heer Erents niet geheel
los te koppelen van de discussie met Kamstra en was in mijn eerdere mail de zinsnede
“los van de andere partijen” inderdaad ongelukkig. Ik bedoelde – zonder het te hebben
over de inhoud van de gevoerde discussies – louter tot uitdrukking te brengen dat
er twee aparte sets discussies zijn gevoerd: één mislukte poging met alle gedaagden
(waarbij de advocaten van Kamstra het woord hebben gevoerd namens alle gedaagden);
en één mislukte poging met (met name) de advocaat van de heer Erents (waarbij echter
ook de medewerking van Kamstra nodig was).”
3 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klagers verwijten verweerder
dat hij zich in twee e-mails zonder toestemming van klagers ten overstaan van de rechter
inhoudelijk heeft uitgelaten over de gevoerde schikkingsonderhandelingen.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. Verweerder meent dat het
hem vrij stond te herhalen wat zijn cliënte van klager 2. had geëist en ook te zeggen
dat er geen reactie is gekomen op het voorstel. De inhoud van zijn e-mailbericht behelsde
geen openbaarmaking van de schikkingsonderhandelingen. Het was slechts een weergave
van de eisen van zijn cliënte om tot een schikking te komen - iets waarmee de rechtsbank
reeds bekend was - en de mededeling dat de onderhandelingen mislukt waren. De inhoud
van de onthoudingsverklaring is niet besproken. Evenmin heeft verweerder iets gezegd
over de inhoud van zijn correspondentie met klager 1.
5 BEOORDELING
5.1 De raad stelt voorop dat de klacht betrekking heeft op het handelen van de
advocaat van de wederpartij van klagers. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van
Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van
zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt.
Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden ingeperkt als de advocaat
a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij
weet of redelijkerwijs kan weten dat deze in strijd met de waarheid zijn dan wel c)
(anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de
wederpartij onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.
Het optreden van verweerder dient aan de hand van deze maatstaf beoordeeld te worden.
5.2 De raad stelt verder voorop dat de tuchtrechter het handelen of nalaten van
de advocaat over wie geklaagd wordt dient te toetsen aan de norm van artikel 46 Advocatenwet.
De gedragsregels voor advocaten vormen daarbij een richtlijn, maar of het niet naleven
van een gedragsregel ook tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen oplevert, hangt af van
de feitelijke omstandigheden en wordt per geval door de tuchtrechter beoordeeld.
5.3 Klagers verwijten verweerder dat hij in strijd met Gedragsregel 27 over het
verloop van de schikkingsonderhandelingen inhoudelijke mededelingen heeft gedaan aan
de rechter aan wiens oordeel de zaak is onderworpen. Het belang van deze gedragsregel
is het waarborgen van de vrijheid van advocaten om in de fase van overleg en onderhandelingen
om een minnelijke schikking te bereiken een standpunt in te nemen zonder het risico
dat dit standpunt hun later door de rechter zal worden tegengeworpen, mocht een minnelijke
schikking niet tot stand komen. Daarmee wordt het risico vermeden dat de stellingname
van een partij in het vertrouwelijke proces van overleg en schikkingsonderhandelingen
een rol kan gaan spelen in de oordeelsvorming van de rechter.
5.4 De raad begrijpt dat de cliënt van verweerder onderhandelingen heeft gevoerd
met verschillende wederpartijen. Voor zover klagers klagen over het feit dat verweerder
mededelingen heeft gedaan over de schikkingsonderhandeling met een derde, te weten
Kamstra (de werkgever van klager 2.), is de raad van oordeel dat klagers daarover
wegens gebrek aan belang niet kunnen klagen. De klacht is in zoverre niet- ontvankelijk.
5.5 Voor de beantwoording van de vraag of verweerder ten opzichte van klagers gedragsregel
27 heeft geschonden acht de raad voorts de volgende omstandigheden van belang. Er
was sprake van een lopend onderhandelingsproces tussen partijen, waarbij de rechter
betrokken was. Al eerder is deze procedure was door klager(s) informatie over schikkingsonderdelingen
in het geding gebracht en de nadere zitting van 29 januari 2021 was gepland om (verder)
te spreken over de mogelijkheid van een minnelijke regeling tussen partijen. Vóór
deze zitting heeft verweerder zijn eerste e-mail van 29 januari 2021 gestuurd. Klager
1. was het met de inhoud van die e-mail niet eens en heeft verweerder verzocht om
de rechtbank mede te delen dat zijn bericht misleidend was. Daarop heeft verweerder
zijn tweede e-mail gestuurd. De raad is van oordeel dat de mededelingen van verweerder
gelet op de aard van de procedure waarin ze zijn gedaan en het feit dat ze (deels)
zijn gedaan op verzoek van klagers, niet in strijd zijn met gedragsregel 27. Dat betekent
dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en de klacht ongegrond
zal worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, mrs. R. Lonterman en A.Ch.H. Franken, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 december 2021.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 13 december 2021