ECLI:NL:TADRAMS:2021:288 Raad van Discipline Amsterdam 21-553/A/NH
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2021:288 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-12-2021 |
Datum publicatie: | 23-12-2021 |
Zaaknummer(s): | 21-553/A/NH |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. Verschillende klachtonderdelen over eigen advocaat. De raad stelt vast dat klagers tegen verweerder en zijn kantoorgenoot identieke klachten hebben ingediend. Verweerder heeft aangevoerd dat hij met de in de klachtonderdelen genoemde handelingen geen bemoeienis heeft gehad. De raad is van oordeel dat - mede gelet op de standpunten van de partijen - in onvoldoende mate is gebleken dat verweerder betrokken is geweest bij het gestelde klachtwaardige handelen. Dat betekent dat de klacht in alle onderdelen ongegrond zal worden verklaard. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 13 december 2021
in de zaak 21-553/A/NH
naar aanleiding van de klacht van:
klagers
gemachtigde: mr. L. de Jager
over:
verweerder
gemachtigde: mr. N. Fanoy
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 27 oktober 2020 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in
het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 24 juni 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk td/ds/1271327 van
de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 29 oktober 2021. Daarbij
waren klagers, met hun gemachtigde en verweerder met zijn gemachtigde aanwezig. Van
de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier met bijlagen.
Ook heeft de raad kennisgenomen van een e-mail met bijlagen van 21 oktober 2021.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Begin december 2019 heeft de heer B.E.F. Doelwijt, namens klagers contact gezocht
met het kantoor van verweerder met betrekking tot een rechtszaak die klagers hadden
aangespannen tegen A. B.V. Die procedure had ten doel om betaling te verkrijgen van
een bedrag aan onbetaald gebleven facturen, doch die uitmondde in een grote tegenvordering.
Doelwijt heeft namens klagers de opdracht verstrekt om de procedure bij de rechtbank
over te nemen en voort te zetten teneinde de reconventionele vordering te weerleggen.
Voordat zij zich tot het kantoor van verweerder wenden, werden klagers in die procedure
door een andere advocaat bijgestaan.
2.3 Op 21 januari 2020 heeft mr. De W. een opdrachtbevestiging met algemene voorwaarden
aan klagers gezonden met een voorschotdeclaratie van € 40.000,- exclusief BTW. Klagers
hebben de nota voldaan.
2.4 Mr. De W. is eigenaar/bestuurder van het advocatenkantoor. In deze zaak was
hij de behandelend advocaat en het vaste aanspreekpunt voor klagers. Hij heeft de
financiële afspraken met klagers gemaakt en de opdrachtbevestiging opgesteld en gestuurd.
In deze zaak heeft verweerder, medewerker in loondienst bij het advocatenkantoor,
een conclusie van antwoord in reconventie geschreven.
2.5 Bij factuur van 5 februari 2020 is € 18.897,80 exclusief BTW gedeclareerd en
verrekend met het betaalde voorschot. Bij factuur van 10 maart 2020 is € 14.315,44
exclusief BTW gedeclareerd en verrekend met het betaalde voorschot. In de maanden
april, mei en juni geen declaraties gezonden. Bij factuur van 14 juli 2020 is
€ 33.471,25 exclusief BTW aan honorarium gedeclareerd. Uiteindelijk is in totaal een
bedrag van € 68.502,44 exclusief BTW bij klagers in rekening gebracht.
2.6 Bij e-mail van 27 juli 2020 hebben klagers bezwaar gemaakt tegen de hoogte
van de declaraties.
2.7 Bij e-mail van 28 juli 2020 heeft mr. De W. gereageerd op deze mail van klagers.
2.8 Vervolgens hebben klagers, bijgestaan door mr. De Jager, uitgebreid met mr.
De W. gecorrespondeerd over de facturen en de voortgang van de zaak.
2.9 Op 24 augustus 2020 heeft mr. De W., na goedkeuring van de heer Doelwijt, de
conclusie van antwoord bij de rechtbank ingediend.
2.10 Op 9 september 2020 heeft mr. De W. nog een reactie naar de rechtbank gestuurd
naar aanleiding van een verzoek van de wederpartij.
2.11 Bij e-mail van 22 september 2020 heeft mr. De W. zich in de procedure als
advocaat onttrokken.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klagers verwijten verweerder:
a) excessief te declareren;
b) dat hij hen niet op de hoogte heeft gesteld dat de declaratie aanmerkelijk hoger
zal worden dan de aanvankelijk opgegeven schatting;
c) niet te wijzen op de kantoorklachtenregeling en de overige mogelijkheden om
het geschil op te lossen;
d) niet op een zorgvuldige wijze de verstrekte opdracht neer te leggen;
e) onvoldoende voor ogen te houden dat een regeling in der minne de voorkeur verdient.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende aangevoerd.
4.2 Omdat de klacht niet is toegespitst op de individuele advocaten, is de klacht
niet- ontvankelijk.
4.3 Ook omdat de klagende vennootschappen niet meer bestaan zijn de klagers niet-ontvankelijk
zijn.
4.4 Verweerder heeft met de in de vier klachtonderdelen genoemde handelingen geen
bemoeienis gehad. Hij in loondienst werkzaam is bij Guido de Wit Advocaten. In de
onderhavige zaak heeft hij slechts het processtuk geschreven, mr. De Wit geassisteerd
bij de behandeling van de zaak en de door hem geschreven uren gecontroleerd op juistheid
en redelijkheid.
4.5 De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
Ontvankelijkheid
5.1 Verweerder heeft aangevoerd dat de klacht niet-ontvankelijk is omdat de klacht
niet is toegespitst op de individuele advocaten. De raad is van oordeel dat op grond
van de klachtbrief en toelichting, alsmede het verhandelde ter zitting voldoende duidelijk
is geworden dat de klacht in alle onderdelen is gericht tegen zowel verweerder als
mr. De W.
5.2 Verweerder heeft onder verwijzing naar informatie van de Kamer van Koophandel
nog betoogd dat de klagende vennootschappen niet meer bestaan en klagers om die reden
niet-ontvankelijk zijn. De raad overweegt hierover als volgt. De opdrachtbevestiging
is gestuurd aan Lenard & Lenard training & development B.V. Partij in de procedure
was deze vennootschap alsmede Lenard & Lenard HR Outsourcing Consultancy B.V. Hoewel
klagers zich in de klachtbrief van 27 oktober 2020 bedienen van de kennelijk op dat
moment niet meer gehanteerde statutaire naam van deze vennootschappen, is voldoende
duidelijk dat het de vennootschappen zijn die destijds de voornoemde statutaire namen
hadden, die de klachten hebben ingediend. Deze vennootschappen bestaan nog, zij het
onder een andere statutaire naam. De raad is op grond van het bovenstaande van oordeel
dat klagers ontvankelijk zijn in de klacht.
Inhoudelijk
5.3 De raad hanteert als uitgangspunt dat de tuchtrechter mede tot taak heeft de
kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij
deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat
heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor
de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. De vrijheid die de
advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes
waar hij voor kan komen te staan, zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de
eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van datgene wat binnen
de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt
een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende
advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (HvD 5 februari 2018 ECLI:NL:TAHVD:2018:32).
Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit
geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden.
De raad toetst daarom of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van
een redelijk bekwame en redelijke handelende advocaat in de gegeven omstandigheden
mag worden verwacht (HvD 3 april 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:80).
5.4 De raad stelt vast dat klagers tegen verweerder en zijn kantoorgenoot mr. De
W. identieke klachten hebben ingediend. Verweerder heeft aangevoerd dat hij met de
in de klachtonderdelen genoemde handelingen geen bemoeienis heeft gehad. Hij is in
loondienst werkzaam bij Guido de Wit Advocaten en in de onderhavige zaak heeft hij
slechts het processtuk geschreven en mr. De W. geassisteerd bij de behandeling van
de zaak. Mr. De W. was de behandeld advocaat en aanspreekpunt voor klagers. Ter zitting
hebben klagers deze stelling van verweerder niet betwist. Klagers hebben de klacht
tegen verweerder enkel gehandhaafd omdat mr. De W. op de zitting van de raad niet
bereid was om de volledige verantwoordelijkheid te nemen voor het handelen van verweerder.
De raad is van oordeel dat - mede gelet op deze standpunten van de partijen - in onvoldoende
mate is gebleken dat verweerder betrokken is geweest bij het gestelde klachtwaardige
handelen. Dat betekent dat de klacht in alle onderdelen ongegrond zal worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, mrs. R. Lonterman en A.Ch.H. Franken, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 december 2021.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 13 december 2021