ECLI:NL:TADRAMS:2021:282 Raad van Discipline Amsterdam 21-235/A/NH
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2021:282 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-12-2021 |
Datum publicatie: | 14-12-2021 |
Zaaknummer(s): | 21-235/A/NH |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. Klacht van een advocaat over een advocaat. Verweerder is ook na het inleveren van de kantoorlaptop gebruik blijven maken van zijn account van Advocaat Centraal en hij heeft daarbij ook de vertrouwelijke omzetcijfers van het kantoor van klager ingezien. Hoewel er geen duidelijke (schriftelijke) afspraken zijn gemaakt over het gebruik door verweerder van zijn account van Advocaat Centraal had verweerder moeten weten dat zijn handelwijze niet betamelijk is en strijd oplevert met zijn integriteit als advocaat. Klacht gegrond. Waarschuwing en proceskostenveroordeling. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 13 december 2021
in de zaak 21-235/A/NH
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 23 juli 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 5 maart 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk mb/ks/1221702 van
de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 15 oktober 2021. Daarbij
waren klager, verweerder en de gemachtigde van verweerder aanwezig. Van de behandeling
is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de
op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5. Ook heeft de raad kennisgenomen
van de e-mail van verweerder van 4 oktober 2021 met bijlage en van de e-mail van klager
van 5 oktober 2021 met bijlage.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Verweerder heeft tot en met 31 maart 2019 op het advocatenkantoor van klager
gewerkt, eerst als advocaat-stagiair en later als advocaat-medewerker.
2.3 Per 1 april 2019 is verweerder zijn eigen kantoor gestart. In overleg met klager
heeft verweerder 76 zaken, waaronder een aantal zaken van Vesting Finance, meegenomen.
Voor de afhandeling van deze zaken heeft verweerder zijn laptop van klagers kantoor
nog een tijd mogen gebruiken. Over de financiële afwikkeling van de door verweerder
meegenomen zaken en het gebruik van de laptop hebben klager en verweerder hun afspraken
niet (schriftelijk) vastgelegd.
2.4 Op 3 april 2019 hebben klager en verweerder via Whatsapp de volgende appjes
aan elkaar gestuurd:
‘Klager : wat is je wachtwoord voor de computer?
Verweerder : (…) Maar ik gebruik dat account nu ook nog voor alle Vesting dingen.
Klager : Prima! Maar er moet iemand op die computer kunnen werken.
Verweerder : Yes! Dan log ik gewoon 1x per dag in ofzo toch?
Klager : Amice, van harte!
Verweerder : Wat attent! Dank en maandag datum voor kantoor eten!!!’
2.5 Op 3 juni 2019 heeft verweerder via Whatsapp aan klager bericht dat hij de
zaken van Vesting Finance heeft afgerond en dat de laptop terug kan.
2.6 In mei 2020 is het klager gebleken dat verweerder na zijn vertrek en inlevering
van de laptop nog ruim een jaar regelmatig heeft ingelogd op het systeem van klagers
kantoor, Advocaat Centraal. De supportdesk van Advocaat Centraal heeft het logbestand
van verweerder over de periode van 15 maart 2019 tot en met 20 mei 2020 naar klager
gemaild, waarbij het volgende is opgemerkt: ‘Het is altijd zaak om als een medewerker
vertrekt, deze op inactief te zetten en het wachtwoord te wijzigen.’ Op 25 mei 2020
is verweerders account van Advocaat Centraal beëindigd.
2.7 In een e-mail van 26 mei 2020 heeft verweerder erkend dat hij weleens inlogt
op Advocaat Centraal zodat hij de door hem overgenomen zaken kan inzien.
2.8 Medio juni 2020 hebben klager en verweerder elkaar gesproken over onder meer
het inloggen door verweerder op Advocaat Centraal.
2.9 Op 30 juni 2020 heeft verweerder op verzoek van klager aan klager laten weten
in welke zaken hij nog stukken nodig heeft. Deze stukken zijn op papier aan verweerder
ter beschikking gesteld.
2.10 In een brief van 10 juli 2020 heeft verweerder aan klager onder meer het volgende
bericht:
‘Tijdens onze bespreking heb ik bevestigd dat ik jouw omzet wel eens heb gezien. Voor
alle helderheid, ik heb de omzetcijfers voorbij zien komen en uitdrukkelijk niet bekeken
en/of bestudeerd.(…) Ik heb niet gezegd dat ik regelmatig jouw omzet heb bekeken en/of
bestudeerd en dat is ook niet zo.
(…)
Toen jij mij vroeg waarom ik jouw omzet wel eens had gezien heb ik iets in de trant
van het volgende gezegd: “weet ik veel [voornaam klager] , jaloezie, nieuwsgierigheid,
whatever.” Die cijfers boeien mij niet. Dit heb ik spottend/als grapje bedoeld. Dat
moge duidelijk zijn voor jou en elk ander zal begrijpen dat mijn opmerking als zodanig
was bedoeld. Nogmaals: ik log al jaren in naar mijn weten met jouw toestemming om
mijn dossiers te kunnen behandelen en van de honderden velden die het AC Systeem heeft,
is mijn oog ook wel eens gevallen op jouw omzet. (…)’
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder
uiteindelijk dat hij zonder toestemming gebruik is blijven maken van Advocaat Centraal
en dat hij daarbij de omzetcijfers van klagers kantoor opzettelijk heeft geraadpleegd,
terwijl dit vertrouwelijke informatie betreft. Klager vindt dit niet integer.
3.2 De raad gaat hierna bij de beoordeling, waar nodig, ingaan op de stellingen
en stukken van klaagster.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd en betwist dat hij tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld. Verweerder heeft aangevoerd dat hij het systeem Advocaat
Centraal nodig had om de zaken die hij van klager had overgenomen te behandelen, omdat
de fysieke dossiers bij klagers kantoor waren achtergebleven. Volgens verweerder volgt
klagers toestemming voor het inloggen op Advocaat Centraal onder meer uit het feit
dat zijn account niet is geblokkeerd en hij er nooit op is gewezen dat hij niet meer
kon en mocht inloggen. Over de omzetcijfers heeft verweerder aangevoerd dat hij die
voorbij heeft zien komen maar uitdrukkelijk niet heeft bekeken en/of bestudeerd en
dat het alleen ging om de omzetcijfers in zijn eigen zaken. Verweerder biedt zijn
excuses aan voor het feit dat onbedoeld zaken voorbij zijn gekomen die niet relevant
zijn en kennelijk vertrouwelijk zijn.
4.2 De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
Ontvankelijkheid
5.1 Verweerder heeft ter zitting een beroep gedaan op de niet-ontvankelijkheid
van klager. Als sprake zou zijn van enig belang bij het indienen van een klacht tegen
verweerder, zou de onderneming waar klager bestuurder van is dat belang hebben en
niet klager, aldus verweerder. De raad is van oordeel dat klager een rechtstreeks
eigen belang heeft bij de klacht. De klacht gaat over de omzetcijfers van klager.
De klacht is dan ook ontvankelijk.
Klacht
5.2 De raad stelt voorop dat de integriteit van een advocaat een belangrijke, zo
niet de belangrijkste kernwaarde van de advocatuur is. Van een advocaat mag worden
verwacht dat hij die waarde beschermt, zich van die waarde voortdurend bewust is en
dat hij zijn handelwijze afstemt op het voorkomen van twijfel daarover en dus op het
voorkomen van twijfel aan de eerlijkheid en oprechtheid van zijn handelen (zie Hof
van Discipline, 19 augustus 2019, ECLI:NL:TAHVD:2019:83).
5.3 De raad is op grond van de dossierstukken en de ter zitting afgelegde verklaringen
van oordeel dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de kernwaarde integriteit.
Verweerder heeft in zijn verweer en ter zitting erkend dat hij na zijn vertrek bij
klagers kantoor gebruik is blijven maken van zijn account van Advocaat Centraal. Uit
de overgelegde loglijst blijkt dat verweerder regelmatig, soms meerdere keren per
dag, op Advocaat Centraal heeft ingelogd ook nadat hij zijn kantoorlaptop had ingeleverd,
terwijl klager via Whatsapp blijkbaar slechts toestemming had gegeven voor het een
keer per dag inloggen (zie 2.4). In verband met dat inloggen heeft verweerder in zijn
brief aan klager van 10 juli 2020 (zie 2.10) en in zijn verweer tegen de klacht erkend
omzetcijfers te hebben gezien, ook de omzetcijfers van het kantoor van klager. Met
laatstgenoemde cijfers heeft verweerder, als voormalige medewerker van klagers kantoor,
echter niets te maken. Het standpunt van verweerder dat de omzetcijfers van klagers
kantoor niet heeft bekeken of bestudeerd, volgt de raad niet. Het feit dat verweerder,
toen hij niet meer in dienst was bij klagers kantoor, inzage heeft gehad in de vertrouwelijke
omzetcijfers van het gehele kantoor is immers al tuchtrechtelijk verwijtbaar. Voor
de afhandeling van zijn dossiers had verweerder geen inzage in deze omzetcijfers nodig.
Hoewel er geen duidelijke (schriftelijke) afspraken zijn gemaakt over het gebruik
door verweerder van zijn account van Advocaat Centraal had verweerder moeten weten
dat zijn handelwijze niet betamelijk is en strijd oplevert met zijn integriteit als
advocaat. De klacht is dan ook gegrond.
6 MAATREGEL
6.1 De raad heeft vastgesteld dat verweerders handelwijze onbetamelijk is en in
strijd is met de kernwaarde integriteit. De aard en ernst van het gegrond bevonden
tuchtrechtelijke verwijt rechtvaardigen naar het oordeel van de raad een tuchtrechtelijke
maatregel. Daarbij weegt de raad mee dat het verwijtbare gedrag van verweerder heeft
plaatsgevonden in de beslotenheid van het advocatenverkeer en dat de situatie – het
beschikbaar blijven van het account voor verweerder – door toedoen van klager zelf
heeft kunnen ontstaan. Als klager er immers voor had gezorgd dat verweerders account
van Advocaat Centraal bij zijn vertrek meteen was beëindigd, had verweerder daar niet
meer mee kunnen inloggen. Ook heeft de raad het tuchtrechtelijk verleden van verweerder
meegewogen. Gelet op het bovenstaande ziet de raad aanleiding om aan verweerder de
maatregel van een waarschuwing op te leggen.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel
46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden
binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen
twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder
door.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond
van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
b) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van een waarschuwing op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de
Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald
in 7.3.
Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, voorzitter, mrs. A. de Groot en G. Kaaij,
leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar
op
13 december 2021.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 13 december 2021