ECLI:NL:TADRAMS:2021:259 Raad van Discipline Amsterdam 19-350/A/A 19-351/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2021:259 |
---|---|
Datum uitspraak: | 15-11-2021 |
Datum publicatie: | 25-11-2021 |
Zaaknummer(s): |
|
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid |
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Verzetbeslissing. Verzet is niet-ontvankelijk, omdat het verzetschrift te laat is ingediend. Voorzittersbeslissing is op 11 mei 2020 per aangetekende e-mail naar partijen verstuurd. Het enkele feit dat klager eerst op 12 mei 2020 de aangetekende e-mail van de raad van 11 mei 2020 heeft ontsloten, komt voor zijn risico. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 15 november 2021
in de zaken 19-350/A/A en 19-351/A/A
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter
van de raad van discipline van 11 mei 2020 op de klacht van:
klager
gemachtigde: mr. A. Aerts
over:
1.
verweerder
2.
verweerster
hierna tezamen ook: verweerders
gemachtigde: mr. W.F. Hendriksen
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 3 april 2019 is namens klager bij de deken van de Orde van Advocaten in
het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerders.
1.2 Op 31 mei 2019 heeft de raad het klachtdossier met kenmerken 847061/EJH/YH
en 847077/EJH/YH van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 11 mei 2020 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de
raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht in beide zaken kennelijk ongegrond verklaard.
Deze beslissing is op 11 mei 2020 via aangetekende e-mail naar partijen verstuurd.
1.4 Op 11 juni 2020 is namens klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de
voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 11 juni 2020 ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 4 oktober 2021. Daarbij
waren klager en verweerders met hun gemachtigden aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het
verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en
van het verzetschrift van klagers gemachtigde. Ook heeft de raad kennisgenomen van
de e-mail van 2 oktober 2020 met bijlagen van klagers gemachtigde. Tot slot heeft
de raad kennisgenomen van de door klagers gemachtigde overgelegde en voorgedragen
pleitaantekeningen en van hetgeen overigens ter zitting naar voren is gebracht.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager het niet
eens is met de beslissing van de voorzitter. De voorzitter heeft haar beoordeling
van de klacht gebaseerd op een onjuist feit, omdat in de beslissing staat dat klager
onder een autochtone schuilnaam met de secretaresse van het kantoor van verweerders
heeft gebeld terwijl het klagers gemachtigde is geweest die heeft gebeld.
2.2 Tegen de overige feiten in de voorzittersbeslissing en de klachtomschrijving
komt (de gemachtigde van) klager in het verzetschrift niet op.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad
naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad het verzet inhoudelijk kan beoordelen, moet de raad ambtshalve
vaststellen of het verzet tijdig namens klager is ingediend.
4.2 Op grond van artikel 46 lid 1 Advocatenwet kan klager tegen een beslissing
van de voorzitter binnen dertig dagen na de dag van verzending van het afschrift van
de beslissing verzet doen bij de raad van discipline. Uit de beslissing van de voorzitter
blijkt dat deze op 11 mei 2020 naar partijen is verzonden. Klager kon dus uiterlijk
op 10 juni 2020 zijn verzetschrift bij de griffie van de raad indienen. De gemachtigde
van klager heeft het verzetschrift echter pas op 11 juni 2020 per e-mail bij de griffie
ingediend, en dat is een dag te laat. Klager heeft ter zitting betoogd dat het verzetschrift
tijdig is ingediend omdat de raad de beslissing van de voorzitter op 12 mei 2020 per
e-mail heeft verzonden. Dit betoog volgt de raad niet. De griffie heeft de voorzittersbeslissing
op 11 mei 2020 per aangetekende e-mail naar het bij de raad bekende e-mailadres
van klagers gemachtigde verzonden. Deze e-mail betrof een aankondiging dat er een
e-mail klaarstond die klagers gemachtigde kon ‘opvragen’ door op een bijgaande link
te klikken. Klagers gemachtigde heeft niet direct op 11 mei 2020 maar een dag later,
op 12 mei 2020, op de betreffende link geklikt waardoor hij op 12 mei 2020 de aangetekende
e-mail ontving waarbij de voorzittersbeslissing was gevoegd. Dit betekent echter niet
dat voor de verzettermijn moet worden uitgegaan van 12 mei 2020, zoals klager
stelt. Het enkele feit dat klager eerst op 12 mei 2020 de aangetekende e-mail van
de raad van 11 mei 2020 heeft ontsloten, komt voor zijn risico. Deze wijze van aangetekend
e-mailen is eerder door het Hof van Discipline geaccepteerd (zie Hof van Discipline,
1 maart 2021, ECLI:NL:TAHVD:2021:44).
4.3 Uit het bovenstaande volgt dat de raad niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling
van het verzet, omdat het verzetschrift te laat is ingediend. De raad zal het verzet
dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet in beide zaken niet-ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. J.H. Dubois, voorzitter, mrs. M.W. Schüller en C.C. Horrevorts, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 november 2021.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 15 november 2021