ECLI:NL:TADRAMS:2021:258 Raad van Discipline Amsterdam 20-256/A/A 20-257/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2021:258 |
---|---|
Datum uitspraak: | 15-11-2021 |
Datum publicatie: | 25-11-2021 |
Zaaknummer(s): |
|
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid |
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Verzetbeslissing. Verzet is niet-ontvankelijk, omdat het verzetschrift te laat is ingediend. Voorzittersbeslissing is op 11 mei 2020 per aangetekende e-mail naar partijen verstuurd. Het enkele feit dat klager eerst op 12 mei 2020 de aangetekende e-mail van de raad van 11 mei 2020 heeft ontsloten, komt voor zijn risico. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 15 november 2021
in de zaken 20-256/A/A en 20-257/A/A
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter
van de raad van discipline van 11 mei 2020 op de klacht van:
klager
gemachtigde: mr. A. Aerts
over:
1.
verweerder
2.
verweerster
hierna tezamen ook: verweerders
gemachtigde: mr. W.F. Hendriksen
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 3 april 2019 is namens klager bij de deken van de Orde van Advocaten in
het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerders.
1.2 Op 7 april 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerken 2019-969219/EJH/kb
en 2019-969620/EJH/kb van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 11 mei 2020 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de
raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht in beide zaken kennelijk ongegrond verklaard.
Deze beslissing is op 11 mei 2020 via aangetekende e-mail naar partijen verstuurd.
1.4 Op 11 juni 2020 is namens klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de
voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 11 juni 2020 ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 4 oktober 2021. Daarbij
waren klager en verweerders met hun gemachtigden aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het
verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en
van het verzetschrift van klagers gemachtigde. Ook heeft de raad kennisgenomen van
de e-mail van 2 oktober 2020 met bijlage van klagers gemachtigde. Tot slot heeft de
raad kennisgenomen van de door klagers gemachtigde overgelegde en voorgedragen pleitaantekeningen
en van hetgeen overigens ter zitting naar voren is gebracht.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager het niet
eens is met de beslissing van de voorzitter. Anders dan de voorzitter overweegt,
hebben wel in strijd met de waarheid verklaard over de inhoud van het telefoongesprek
van klager met hun secretaresse. Verder is in de beslissing onterecht vermeld dat
klager tijdens zijn telefoongesprek met de secretaresse van verweerders heeft verwezen
naar een filmpje op YouTube.
2.2 Tegen de feiten in de voorzittersbeslissing en de klachtomschrijving komt (de
gemachtigde van) klager in het verzetschrift niet op.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad
naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad het verzet inhoudelijk kan beoordelen, moet de raad ambtshalve
vaststellen of het verzet tijdig namens klager is ingediend.
4.2 Op grond van artikel 46 lid 1 Advocatenwet kan klager tegen een beslissing
van de voorzitter binnen dertig dagen na de dag van verzending van het afschrift van
de beslissing verzet doen bij de raad van discipline. Uit de beslissing van de voorzitter
blijkt dat deze op 11 mei 2020 naar partijen is verzonden. Klager kon dus uiterlijk
op 10 juni 2020 zijn verzetschrift bij de griffie van de raad indienen. De gemachtigde
van klager heeft het verzetschrift echter pas op 11 juni 2020 per e-mail bij de griffie
ingediend, en dat is een dag te laat. Klagers gemachtigde heeft ter zitting betoogd
dat het verzetschrift tijdig is ingediend, omdat de raad de beslissing van de voorzitter
op 12 mei 2020 per e-mail heeft verzonden. Dit betoog volgt de raad niet. De griffie
heeft de voorzittersbeslissing op 11 mei 2020 per aangetekende e-mail naar het
bij de raad bekende e-mailadres van klagers gemachtigde verzonden. Deze e-mail betrof
een aankondiging dat er een e-mail klaarstond die klagers gemachtigde kon ‘opvragen’
door op een bijgaande link te klikken. Klagers gemachtigde heeft niet direct op 11
mei 2020 maar een dag later, op 12 mei 2020, op de betreffende link geklikt waardoor
hij op 12 mei 2020 de aangetekende e-mail ontving waarbij de voorzittersbeslissing
was gevoegd. Dit betekent echter niet dat voor de verzettermijn moet worden uitgegaan
van 12 mei 2020, zoals klager stelt. Het enkele feit dat klager eerst op 12 mei 2020
de aangetekende e-mail van de raad van 11 mei 2020 heeft ontsloten komt voor risico
van klager. Deze wijze van aangetekend e-mailen is eerder door het Hof van Discipline
geaccepteerd (zie Hof van Discipline, 1 maart 2021, ECLI:NL:TAHVD:2021:44).
4.3 Uit het bovenstaande volgt dat de raad niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling
van het verzet, omdat het verzetschrift te laat is ingediend.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet in beide zaken niet-ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. J.H. Dubois, voorzitter, mrs. M.W. Schüller en C.C. Horrevorts, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 november 2021.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 15 november 2021