ECLI:NL:TADRAMS:2021:256 Raad van Discipline Amsterdam 21-109/A/NH
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2021:256 |
---|---|
Datum uitspraak: | 15-11-2021 |
Datum publicatie: | 18-11-2021 |
Zaaknummer(s): | 21-109/A/NH |
Onderwerp: | Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk |
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Ongegrond verzet. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag
van 15 november 2021
in de zaak 21-109/A/NH
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van
discipline in het ressort Amsterdam van 22 februari 2021 op de klacht van:
klaagster
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 20 augustus 2020 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 4 februari 2021 heeft de raad van discipline in het ressort Amsterdam het
klachtdossier met kenmerk td/re/20-299/1233610 van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 22 februari 2021 heeft de voorzitter van de raad van discipline
in het ressort Amsterdam (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard.
Deze beslissing is op 22 februari 2021 verzonden aan partijen.
1.4 Op 22 maart 2021 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de
voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 22 maart 2021 ontvangen.
1.5 Per e-mail van 21 april 2021 heeft de griffier van de raad van discipline in
het ressort Amsterdam aan de voorzitter van het Hof van Discipline verzocht de onderhavige
zaak te verwijzen naar een raad van discipline in een ander ressort, omdat verweerder
inmiddels was benoemd tot lid van de raad van discipline in het ressort Amsterdam.
1.6 Bij beslissing van 21 april 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van het
Hof van Discipline voor de behandeling van de onderhavige klacht de raad van discipline
in het ressort Den Haag aangewezen.
1.7 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 4 oktober 2021. Daarbij
waren klaagster (via een videoverbinding) en verweerder (fysiek) aanwezig.
1.8 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het
verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd, van
het verzetschrift en van de beslissing van het Hof van Discipline van 21 april 2021.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klaagster zich
in de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kan vinden.
Meer in het bijzonder heeft de voorzitter volgens klaagster ten onrechte geoordeeld
dat klaagster onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat verweerder beschikt over vertrouwelijke
informatie die hij tegen haar kan gebruiken.
2.2 Tegen de vaststelling van de feiten en de klachtomschrijving komt klaagster
in verzet niet op.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad
naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een
gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgrond niet slaagt:
de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening
gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Ook naar het oordeel
van de raad is niet komen vast te staan dat tussen klaagster en verweerder sprake
was van een advocaat-cliëntrelatie of dat verweerder vertrouwelijkheid aan klaagster
zou hebben toegezegd. Ter zitting van 4 oktober 2021 heeft klaagster op de vraag welke
vertrouwelijke informatie verweerder naar voren heeft gebracht, geantwoord dat zij
dat wel wist maar niet wilde vertellen omdat er nog een zaak zou lopen.
4.3 De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond
bevonden.
4.4 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe
gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De
raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. L.P.M. Eenens, P. Rijpstra, M.F. Laning en M.P. de Klerk, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 november 2021.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 15 november 2021