ECLI:NL:TADRAMS:2021:254 Raad van Discipline Amsterdam 21-759/A/NH
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2021:254 |
---|---|
Datum uitspraak: | 01-11-2021 |
Datum publicatie: | 11-11-2021 |
Zaaknummer(s): | 21-759/A/NH |
Onderwerp: | Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarop al eerder is beslist |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing, Klacht over de eigen advocaat kennelijk niet-ontvankelijk vanwege ne bis in idem. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 1 november 2021
in de zaak 21-759/A/NH
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over:
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) van 16 september 2021 met kenmerk ks/ds/1468799, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Op 6 november, aangevuld op 17 en 18 november 2020 en 6 en 11 februari 2021,
heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster. De klacht zag
op de rechtsbijstand van verweerster aan klaagster in een strafzaak. Bij beslissing
van 31 mei 2021 heeft de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Klaagster
is hiertegen in verzet gegaan.
1.2 Op 10 juni 2021 heeft klaagster bij de deken een nieuwe klacht ingediend over
verweerster.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij weigert aan klaagster
afschrift toe te zenden van de strafprocesdossiers terwijl verweerster nadrukkelijk
stelt klaagster als piketadvocaat in strafzaken te hebben bijgestaan.
3 VERWEER
3.1 Verweerster voert tegen de klacht verweer. De voorzitter zal hierna, waar nodig,
op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 In het tuchtrecht geldt het ne bis in idem-beginsel. Dat beginsel houdt in
dat niet voor een tweede maal kan worden geklaagd over een gedraging van een advocaat
waarover de tuchtrechter al geoordeeld heeft. Het beginsel brengt ook mee dat een
klager, die zich naar aanleiding van een bepaald feitencomplex over een advocaat wenst
te beklagen, zijn klachten in één keer kenbaar dient te maken. Het beginsel verzet
zich ertegen dat, nadat een klacht over een feitencomplex is beoordeeld en daarop
is beslist, de klager zich later opnieuw en met een andere klacht naar aanleiding
van dat feitencomplex over de advocaat beklaagt. Een advocaat heeft immers belang
bij toepassing van het beginsel van rechtszekerheid, dat onder meer meebrengt dat
een advocaat ervan mag uitgaan dat alle klachten over de wijze waarop hij gedurende
een bepaalde periode zijn werkzaamheden heeft verricht tegelijk worden ingediend.
Dit is tevens een legitiem belang van de dekens en de tuchtrechters en een beginsel
van goede procesorde.
4.2 De voorzitter overweegt als volgt. De onderhavige klacht van klaagster over
verweerster ziet – zo begrijpt de voorzitter – op hetzelfde feitencomplex als waarop
de in de beslissing van 31 mei 2021 beoordeelde klacht berust. Van klaagster mag worden
verwacht dat zij voor of tijdens de eerdere klachtprocedure nagaat – of eventueel
via de deken na laat gaan – of zij alle relevante informatie heeft en of haar klacht
in het licht daarvan compleet is. Voor zover klaagster in de eerdere klachtprocedure
niet alle klachten ten aanzien van verweerster naar voren heeft gebracht, komt dat
voor haar rekening. Nieuwe klachten die daarop betrekking hebben worden alleen beoordeeld
als het onmogelijk was deze in de eerdere procedure al mee te nemen. Dat daarvan sprake
is, is niet gebleken.
4.3 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van
artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. J.H. Dubois, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 1 november 2021.
Griffier Voorzitter
Verzonden op 1 november 2021