ECLI:NL:TADRAMS:2021:235 Raad van Discipline Amsterdam 21-296/A/A 21-297/A/A 21-298/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2021:235 |
---|---|
Datum uitspraak: | 27-09-2021 |
Datum publicatie: | 26-10-2021 |
Zaaknummer(s): |
|
Onderwerp: | Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in overige hoedanigheden |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Ongegronde klacht over drie advocaten die op verzoek van hun cliënte een intern onderzoek hebben verricht naar over klaagsters door Engelse collega’s over hen ingediende klachten. Niet is gebleken van dusdanige onvolkomenheden in de door verweerders verrichtte onderzoeken dat hen ter zake een tuchtrechtelijk verwijt valt te maken. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 27 september 2021
in de zaken 21-296/A/A, 21-297/A/A en 21-298/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klaagsters
over:
verweerders
gemachtigde: mr. E. van Liere
advocaat te Amsterdam
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 27 oktober 2021 hebben klaagsters bij de deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerders.
1.2 Op 25 maart 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1018739, 1032625
en 1032654/EJH/FS van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 6 september 2021. Daarbij
waren klaagsters en verweerders, bijgestaan door hun gemachtigde, aanwezig. Van de
behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de
op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5. Ook heeft de raad kennisgenomen
van de e-mail met bijlagen van klaagsters aan de raad van 3 augustus 2021 en de e-mail
met bijlagen van de gemachtigde van verweerders aan de raad van 17 augustus 2021.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klaagsters waren in dienst bij een bank (hierna: de bank).
Onderzoek 1
2.3 Op 13 december 2018 heeft de bank het (voormalige) kantoor van verweerders
(hierna: het kantoor van verweerders) gevraagd een onderzoek te verrichten naar klachten
van medewerkers van de vestiging van de bank in Londen over pestgedrag van klaagsters.
Klaagsters waren werkzaam bij de vestiging van de bank in Utrecht en verrichtten regelmatig
werkzaamheden voor de vestiging van de bank in Londen.
2.4 Op 14 december 2018 heeft de bank het kantoor van verweerders twee e-mails
met klachten van twee medewerkers van de bank in Londen toegestuurd op grond waarvan
de bank eerder een eigen intern onderzoek was gestart. De bank heeft het kantoor
van verweerders gevraagd te beoordelen of die klachten als basis voor een onderzoek
zouden kunnen gelden.
2.5 Op 17 december 2018 heeft de bank klaagsters meegedeeld dat is besloten een
externe onderzoekscommissie aan te wijzen en dat het onderzoek zal worden verricht
door verweerders.
2.6 Op 8 januari 2019 zijn verweerders door de bank als externe onderzoekscommissie
benoemd. Op 9 januari 2019 hebben verweerders aan de bank bevestigd dat zij op de
hoogte zijn van de Klachtenregeling Ongewenste Omgangsvormen [de bank] Nederland (hierna:
de klachtenregeling NL) en dat zij conform die regeling zullen handelen, tenzij [de
banks] Engelse klachtenregeling (hierna: de klachtenregeling UK) meer waarborgen zou
bieden. Op 10 januari 2019 heeft de bank klaagsters ervan op de hoogte gesteld dat
verweerders als externe onderzoekscommissie waren benoemd.
2.7 Op 10 januari 2019 hebben verweerders geoordeeld dat de e-mails met klachten
van de twee medewerkers die zij op 14 december 2018 van de bank hadden ontvangen niet
voldeden aan de eisen genoemd in artikel 3(a) van de klachtenregeling NL, en de twee
klagende medewerkers de gelegenheid geboden binnen twee weken hun klachten aan te
passen.
2.8 Op 21 januari 2019 hebben verweerders herziene klachten van de twee klagende
medewerkers ontvangen. Op diezelfde dag hebben verweerders klachten van twee andere
medewerkers van de bank in Londen over klaagsters ontvangen.
2.9 Op 25 januari 2019 hebben verweerders de bank en de klagende medewerkers meegedeeld
dat de klachten ontvankelijk zijn en de bank gevraagd klaagsters daarvan op de hoogte
te stellen en hen een afschrift van de klachtenregeling NL en UK toe te sturen.
2.10 Op 31 januari 2018 heeft de bank klaagsters een kopie van de over hen ingediende
klachten toegestuurd alsmede de klachtenregeling NL en UK. De bank heeft klaagsters
daarbij meegedeeld dat verweerders hun onderzoek zullen verrichten conform de klachtenregeling
NL, tenzij de klachtenregeling UK meer waarborgen biedt.
2.11 Op 19 februari 2019 heeft klaagster 1 verweerders een reactie op de klachten
toegestuurd. Klaagster 2 heeft dat gedaan op 20 februari 2019. Op 22 februari 2019
hebben verweerders klaagster 1 drie uur geïnterviewd over de klachten en klaagster
2 is geïnterviewd op 25 februari 2019. Klaagster 2 heeft op 12 maart 2019 aanvullende
stukken aan verweerders gestuurd. Op 15 maart 2019 hebben verweerders alle ondertekende
interviewverslagen en documenten die zij gedurende het Onderzoek 1 hebben ontvangen
aan de gezamenlijke advocaat van klaagsters gestuurd en klaagsters in de gelegenheid
gesteld hierop te reageren. Dat hebben zij op 27 maart 2019 gedaan.
2.12 Op 15 april 2019 hebben verweerders een rapport van bevindingen afgegeven.
In dat rapport zijn verweerders tot de volgende conclusies gekomen:
“3. Conclusion
a. Conclusions based on the Dutch Complaint Policy
Based on the aforementioned interim conclusions, we have not established behavior
from [klaagster 2] and/or [klaagster 1] towards the Complainants or other [de bank]
London employees that constituted bullying pursuant to the Dutch Complaint Policy.
Therefore, the Complaints are not justified pursuant to article 13 (…)
Although we conclude that the Complaints are not justified (…) we however note that
during our investigation and in particular during the interviews, we perceived a severe
tension between the UK employees on the one hand and [klaagster 2] en klaagster 1]
on the other hand. (…) The constant factor in relation to the majority of these indications
appears to be the involvement of [klaagster 2]. We furthermore note that, although
this was not the subject of our investigation, that the working relationship between
the Defendants on the one hand, and multiple employees from [de bank] London on the
other hand, appears to be severely damaged by this tension.
(…)
b. Conclusions based on the UK Complaint Policy
Based on the aforementioned interim conclusions arising from the consistent evidence
of the interviewees, we believe that the cumulative effect of the behaviours, actions
and challenges of the Defendants has contributed to genuine feelings of a hostile
working environment during encounters between many of the interviewees and the Defendants.
This is sufficient to constitute bullying under the terms of the UK Complaint Policy.
The Complaints are therefore upheld under the UK Complaint Policy. Whilst we recognize
that the Complaints are not justified under the Dutch Complaint Policy, it was entirely
appropriate that the Complainants have raised these complaints under the UK Complaint
Policy. Whilst some of the examples taken in isolation may seem less significant,
it is important to look at the cumulative impact on all interviewees and the London
team generally when assessing whether it is reasonable to believe the behavior complained
of constitutes bullying.”
2.13 De bank heeft de arbeidsovereenkomst met klaagster 2 beëindigd. Ook klaagster
1 is niet meer werkzaam voor de bank.
Onderzoek 2
2.14 Op 21 respectievelijk 27 maart 2019 hebben verweerders van de bank zes klachten
ontvangen van klaagster 1 respectievelijk klaagster 2 tegen vijf medewerkers van de
bank in Londen (de vier klagende medewerkers uit Onderzoek 1 en een derde/getuige
uit Onderzoek 1) en een medewerker van de bank in Utrecht (een derde/getuige uit Onderzoek
1).
2.15 Op 3 april 2019 hebben verweerders de gezamenlijke advocaat van klaagsters
per e-mail meegedeeld dat zij de klachten hadden ontvangen, maar dat zij de beoordeling
van de ontvankelijkheid van die klachten zouden uitstellen tot na de afronding van
hun rapport van bevindingen voor Onderzoek 1.
2.16 Op 24 april 2019 heeft de bank verweerders gevraagd Onderzoek 2 te starten.
Daarop hebben verweerders klaagsters diezelfde dag per e-mail meegedeeld dat zij de
ontvankelijkheid van klaagsters klachten zouden gaan toetsen en hen gevraagd om “supporting
documents” met betrekking tot hun klachten te verstrekken. Op 29 april 2019 hebben
verweerders klaagsters meegedeeld dat hun klachten ontvankelijk zijn.
2.17 Op 3 mei 2019 hebben verweerders klaagsters uitgenodigd voor een interview
op 7 of 8 mei 2019. Na een herinnering op 6 mei 2019 hebben klaagsters verweerders
meegedeeld op 7 en 8 mei 2019 verhinderd te zijn. Verweerders hebben klaagsters hierop
uitgenodigd voor interviews in de daaropvolgende week. Er is toen een afspraak gemaakt
voor 14 mei 2019.
2.18 Voorafgaand aan het interview op 14 mei 2019 hebben klaagster 2 en haar advocaat
verweerders gewraakt. Klaagster 1 heeft zich op een later moment bij dit wrakingsverzoek
aangesloten. Op 12 juni 2019 heeft de Trusted Committee van de bank geoordeeld dat
er geen reden is voor verweerders om zich te verschonen.
2.19 Op 13 juni 2019 hebben verweerders via de bank negen documenten van klaagsters
ontvangen, met daarin (additionele) klachten. Zes van die ‘addendums’ zagen op de
zes personen tegen wie klaagsters in maart 2019 klachten hadden ingediend. De overige
drie ‘addendums’ zagen op personen die in Onderzoek 1 als derden/getuigen waren gehoord,
maar tegen wie klaagsters (nog) geen klachten hadden ingediend. Op 18 juni 2019 hebben
verweerders de gezamenlijke advocaat van klaagsters meegedeeld dat de zes ‘addendums’
ten aanzien van de personen tegen wie klaagsters in maart 2019 een klacht hadden ingesteld
als aanvulling op deze klachten zouden beschouwen. Op 28 juni 2019 hebben verweerders
geoordeeld dat de overige drie ‘addendums’ niet konden worden aangemerkt als ontvankelijke
klachten.
2.20 Op 28 juni 2019 hebben verweerders klaagsters uitgenodigd voor interviews
op 3, 4, 9, 10, 11 of 12 juli 2019. Na herinneringen op 2 en 5 juli 2019 heeft de
advocaat van klaagsters verweerders op 5 juli 2019 meegedeeld dat de interviews moeten
worden uitgesteld in verband met een adviesverzoek van klaagsters aan Bureau Speak
Up.
2.21 Op 22 juli 2019 hebben verweerders klaagsters nogmaals uitgenodigd voor een
interview op 25, 26, 29 of 30 juli of 1 augustus 2019. Op 23 juli 2019 heeft de advocaat
van klaagsters verweerders meegedeeld dat klaagsters op vakantie zijn van 25 juli
tot 17 augustus 2019 en dat zij geïnterviewd wilden worden op 19 augustus 2019 vanaf
18:00 uur of op 26 augustus 2019 om 18:00 uur. Verweerders hebben de advocaat van
klaagsters daarop meegedeeld dat het belang van de aangeklaagden ernstig zou worden
geschonden als Onderzoek 2 weer met een maand zou worden uitgesteld en aangeboden
de interviews telefonisch te laten plaatsvinden. Klaagsters wilden hieraan niet meewerken.
2.22 Op 29 juli 2019 hebben verweerders Onderzoek 2 beëindigd.
2.23 Op 27 oktober 2019 hebben klaagsters bij de deken een klacht ingediend over
verweerders.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar
hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagsters verwijten verweerders
dat zij door het uitvoeren van een eenzijdig onderzoek de (werknemers)rechten van
klaagsters hebben geschonden en dat zij niet hebben gehandeld in overeenstemming met
de klachtenregeling NL. De door verweerders gehanteerde wijze van het doen van onderzoek
heeft schade toegebracht aan klaagsters, in die zin dat het onderzoek heeft geleid
tot het einde van het dienstverband van klaagsters bij de bank. Verweerders hebben
verder onderzoek 2 ten onrechte voortijdig beëindigd. Meer in het bijzonder verwijten
klaagsters verweerders het volgende:
Met betrekking tot Onderzoek 1
a) Het kantoor van verweerders heeft de opdracht als onafhankelijke externe onderzoeker
aangenomen zonder dat er formele klachten bestonden. Dit is in strijd met artikel
4c van de klachtenregeling NL.
b) Het kantoor van verweerders heeft de klachten vier weken nadat zij was benoemd
ontvankelijk geacht, terwijl de klachten geen beknopte, objectieve of feitelijke beschrijving
van het ervaren ongewenste gedrag bevatten, hetgeen op grond van de klachtenregeling
NL vereist is.
c) In een aantal klachten was niet beschreven tegen wie de klacht was ingediend,
terwijl dat op grond van de klachtenregeling NL vereist is. Het kantoor van verweerders
was ervan op de hoogte dat er geen stappen zijn ondernomen om de klachten minnelijk
op te lossen.
d) Het kantoor van verweerders heeft artikel 7 van de klachtenregeling NL geschonden
door klachten ontvankelijk te verklaren die niet aan de vormvereisten voldeden.
e) Het kantoor van verweerders heeft artikel 9 van de klachtenregeling NL geschonden.
De door de klagende medewerkers aangedragen getuigen zijn verhoord voordat klaagsters
waren gehoord.
f) Argumenten en verklaringen dienen betrekking te hebben op het onderwerp van
het onderzoek, te weten de ingediende klachten. Het kantoor van verweerders heeft
zich daaraan niet gehouden.
g) Het kantoor van verweerders heeft de klagende medewerkers en getuigen gehoord.
Het kantoor van verweerders heeft het horen van klaagsters zonder motivering en ten
onrechte afgewezen hetgeen in strijd is met artikel 9 van de klachtenregeling NL.
h) Het kantoor van verweerders heeft in strijd gehandeld met artikel 10 van de
klachtenregeling NL door onder meer verklaringen te delen met klaagsters.
i) Het kantoor van verweerders heeft in strijd gehandeld met artikel 3 en artikel
7 van de klachtenregeling NL door zich niet te houden aan het doen van onderzoek naar
formeel ingediende klachten. Het kantoor van verweerders heeft verklaringen meegenomen
die niet relevant waren dan wel geen relatie hadden met de ingediende klachten.
j) Het kantoor van verweerders heeft de AVG geschonden door de bank niet op de
hoogte te brengen van het feit dat een getuigenverklaring persoonlijke informatie
bevatte die is verwerkt zonder toestemming en in strijd met de AVG.
k) Het kantoor van verweerders heeft de verklaringen van de klagende medewerkers
en van de door hen voorgedragen getuigen als waar aangenomen, hetgeen in strijd is
met artikel 13 van de klachtenregeling NL.
l) Het kantoor van verweerders heeft de tijdslijnen uit de klachtenregeling NL
geschonden door pas na vier maanden een eindrapport op te leveren.
m) Het kantoor van verweerders heeft zich niet aan de klachtenregeling NL gehouden
doordat zij niet alleen de ingediende klachten heeft onderzocht. Het kantoor van verweerders
heeft in haar eindrapport ook een conclusie opgenomen over (beschadigde) werkrelaties
en spanningen.
n) Het kantoor van verweerders heeft in het onderzoek Engels recht toegepast, terwijl
dit recht niet op klaagsters van toepassing is. Het Engelse recht is door het kantoor
van verweerders niet juist en selectief toegepast.
o) Het kantoor van verweerders heeft het beginsel van hoor en wederhoor niet toegepast.
p) Door het bewust opnemen van een conclusie over een onderwerp dat geen onderdeel
uitmaakte van het onderzoek, heeft het kantoor van verweerders de klachtenregeling
NL geschonden. Het kantoor van verweerders heeft niet gehandeld als een onafhankelijk
onderzoeker. Het kantoor van verweerders heeft met de bank de uitkomsten van het onderzoek
en het eindrapport besproken voordat het met klaagsters is gedeeld.
q) De bank heeft op basis van het eindrapport van het kantoor van verweerders geprobeerd
de arbeidsovereenkomst met klaagster 2 met onmiddellijke ingang te beëindigen.
r) De bank heeft het eindrapport van het kantoor van verweerders eveneens tegen
klaagster 1 gebruikt.
s) Klaagsters hebben het kantoor van verweerders gevraagd of zij wist dat het eindrapport
door de bank tegen hen zou worden gebuikt. Het kantoor van verweerders heeft hierop
meegedeeld dat over het opnemen van de paragraaf omtrent (beschadigde) werkrelaties
en spanningen veel discussie met de bank is geweest.
t) Klaagsters hebben enkel en alleen vanwege het door het kantoor van verweerders
uitgevoerde onderzoek de conclusie getrokken dat er geen andere optie was dan de bank
te verlaten.
Met betrekking tot Onderzoek 2
u) Het kantoor van verweerders heeft de klachten van klaagsters niet getoetst op
toelaatbaarheid binnen de daarvoor gestelde periode. Het kantoor van verweerders heeft
de toets uitgesteld zonder gegronde reden.
v) Het kantoor van verweerders heeft de toelaatbaarheidstoets pas uitgevoerd nadat
het interne Speak Up Bureau van de bank erbij betrokken werd. Het kantoor van verweerders
heeft zich hierbij niet onafhankelijk opgesteld, nu er vooraf communicatie met de
bank heeft plaatsgevonden. Dit is in strijd met artikel 4 en artikel 7 van de klachtenregeling
NL.
w) Het kantoor van verweerders heeft niet gevraagd om bewijs en heeft verzoeken
tot het horen van getuigen zonder motivatie en gegronde reden afgewezen.
x) Na het wrakingsverzoek heeft het kantoor van verweerders, als enige externe
onderzoeker, de opdracht niet teruggegeven aan de bank, hetgeen zij op grond van artikel
6 klachtenregeling NL wel had moeten doen.
y) Het kantoor van verweerders heeft klachten tegen personen die in het eerste
onderzoek als getuigen optraden afgewezen op grond van redenen die daarvoor niet gebruikt
hadden kunnen worden.
z) Het kantoor van verweerders heeft het onderzoek naar de klachten van klaagsters
ten onrechte voortijdig beëindigd. Vertragingen in het onderzoek die te wijten waren
aan het kantoor van verweerders en aan de bank werden klaagsters verweten. Het kantoor
van verweerders heeft data voorgesteld voor het horen van klaagsters, terwijl zij
wist dat klaagsters verhinderd waren. Het kantoor van verweerders heeft voorstellen
van klaagsters voor alternatieve data genegeerd. Ook heeft het kantoor van verweerders
het feit genegeerd dat bij het Bureau Speak Up door klaagsters aanvullende klachten
waren ingediend.
4 VERWEER
4.1 Verweerders voeren verweer tegen de klacht. De raad zal hierna, waar nodig,
op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De bank heeft verweerders gevraagd een intern onderzoek te verrichten naar
de door medewerkers van de vestiging van de bank in Londen over klaagsters ingediende
klachten (Onderzoek 1) en naar de door klaagsters over medewerkers van de vestiging
van de bank in Londen en een medewerker van de vestiging van de bank in Utrecht ingediende
klachten (Onderzoek 2). Uitgangspunt is dat het advocaten niet verboden is om in opdracht
van de eigen cliënt feitenonderzoek te verrichten en daarover aan de cliënt te rapporteren.
Hoe dat onderzoek moet worden ingericht en waaruit het moet bestaan, is ter vrije
bepaling aan de advocaat en de cliënt. Dat geldt ook voor de inhoud en inrichting
van daaruit voortkomende onderzoeksrapporten als die uitsluitend intern worden gebruikt
en niet ter beschikking komen van derden, zoals in dit geval. Aan de advocaat komt
een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de
wijze die hem passend voorkomt. Dit uitgangspunt geldt ook als de advocaat een feitenonderzoek
uitvoert en daarover rapporteert. Die vrijheid is echter niet onbeperkt en vindt zijn
begrenzing onder meer hierin dat de advocaat geen stellingen mag poneren of (proces)handelingen
mag verrichten waardoor de belangen van de wederpartij of derden nodeloos en op ontoelaatbare
wijze worden geschaad.
5.2 Klaagsters hebben hun klacht toegelicht in 27 punten. De kern van hun klacht
is dat zij -onaangenaam- zijn verrast door de wijze waarop verweerders het onderzoek
naar de klachten hebben verricht en door de conclusies van Onderzoek 1.
5.3 Anders dan klaagsters hebben aangevoerd, is de raad niet gebleken van dusdanige
onvolkomenheden in de door verweerders verrichtte onderzoeken dat hen ter zake een
tuchtrechtelijk verwijt valt te maken. Hiertoe overweegt de raad het volgende.
5.4 Ten aanzien van Onderzoek 1 volgt uit het klachtdossier dat de bank klaagsters
op 31 januari 2020 een kopie heeft gestuurd van de over hen ingediende klachten, aan
hen de klachtenregelingen NL en UK heeft toegestuurd en aan hen heeft meegedeeld dat
verweerders het onderzoek conform de klachtenregeling NL zouden verrichten, tenzij
de klachtenregeling UK meer waarborgen zou bieden. Klaagsters wisten dus waar Onderzoek
1 op zag en welke klachtenregelingen daarbij zouden worden toegepast. Zij konden daar
dan ook niet door zijn verrast. Verweerders hebben vervolgens hoor- en wederhoor toegepast.
Zij hebben de klagers, de beklaagden en getuigen geïnterviewd en klaagsters in de
gelegenheid gesteld om op alle interviewverslagen en andere documenten te reageren,
hetgeen zij ook uitgebreid hebben gedaan. Ook hierdoor kunnen klaagsters dus niet
verrast zijn. Verweerders hebben klaagsters geen concept van het rapport van bevindingen
toegestuurd. Dat rapport en de daarin opgenomen conclusies waren dan ook nieuw voor
klaagsters. In het rapport zijn verweerders samengevat tot drie conclusies gekomen,
namelijk 1) dat er op grond van de klachtenregeling NL geen sprake is van pestgedrag
van klaagsters, 2) dat verweerders wel ernstige spanningen tussen medewerkers van
de vestiging van de bank in Londen en klaagsters hebben waargenomen waardoor de werkrelatie
tussen hen ernstig beschadigd lijkt en 3) dat er op grond van de klachtenregeling
UK sprake is van “bullying”.
5.5 Klaagsters hebben ter zitting bevestigd dat zij niet verrast zijn geweest door
de eerste conclusie van verweerders. Wat betreft de tweede conclusie van verweerders
hebben klaagsters gesteld dat de beoordeling van de werksfeer tussen medewerkers van
de vestiging van de bank in Londen en klaagsters buiten de onderzoeksopdracht van
verweerders viel en dat verweerders die conclusie – die schadelijke gevolgen heeft
gehad voor klaagsters – daarom niet in hun rapport hadden mogen opnemen. De raad volgt
dit standpunt van klagers niet. De bank heeft verweerders als werkgever gevraagd een
intern onderzoek te verrichten naar aanleiding van een geschil tussen medewerkers.
In dat kader is te verwachten dat ook gekeken wordt naar de samenwerking tussen die
medewerkers en dus naar de werkrelatie. Verweerders hebben de tweede conclusie in
geserreerde termen weergegeven zonder een schuldige aan te wijzen. Met de tweede conclusie
zijn verweerders dan ook niet buiten de grenzen van de aan hen verleende opdracht
getreden. Verweerders zijn verder niet betrokken geweest bij de gevolgen die de bank
hieraan heeft verbonden, zodat hun daarvan geen tuchtrechtelijk verwijt valt te maken.
Wat betreft de derde conclusie hebben verweerders terecht naar voren gebracht dat
het tot hun taakstelling behoorde om ook te kijken naar de klachtenregeling UK. Verweerders
hebben vastgesteld dat de subjectieve beleving van de klagers over gedragingen van
klaagsters op grond van de klachtenregeling UK voldoende was om te spreken van “bullying”.
Gezien de subjectieve grondslag waarop deze conclusie gebaseerd is, kan deze derde
conclusie in het licht van de klaagsters bekende klachten naar het oordeel van de
raad voor klaagsters bezwaarlijk verrassend zijn geweest. Dat het onderzoek door verweerders
op grond van de klachtenregeling UK processuele gebreken vertoont, zoals klaagsters
op de zitting van de raad hebben gesteld, hebben klaagsters geen handen en voeten
gegeven, zodat de raad hieraan voorbij gaat.
5.6 Ten aanzien van Onderzoek 2 is evenmin gebleken dat verweerders de grenzen
van de hen toekomende vrijheid hebben overschreden. Gelet op de feiten zoals weergegeven
onder 2.20 en 2.21, en artikel 9 sub a van de klachtenregeling NL, konden verweerders
redelijkerwijs besluiten tot beëindiging van Onderzoek 2.
5.7 De conclusie uit het voorgaande is dat de klacht ongegrond is.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door mr. J.H. Dubois, voorzitter, mrs. A.Ch.H. Franken en G. Kaaij, leden, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 27 september 2021.
Griffier Voorzitter
Verzonden op 27 september 2021