ECLI:NL:TADRAMS:2021:230 Raad van Discipline Amsterdam 21-693/A/NH
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2021:230 |
---|---|
Datum uitspraak: | 27-09-2021 |
Datum publicatie: | 26-10-2021 |
Zaaknummer(s): | 21-693/A/NH |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij is kennelijk ongegrond. De brief van verweerder naar het gerechtshof had zorgvuldiger gekund, maar deze onzorgvuldigheid is van onvoldoende gewicht om verweerder een tuchtrechtelijk verwijt te maken. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 27 september 2021
in de zaak 21-693/A/NH
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter)
heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement
Noord-Holland (hierna: de deken) van 16 augustus 2021 met kenmerk ks/ns/1404518, digitaal
door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde
bijlagen 1 tot en met 7.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Verweerder heeft de ex-echtgenote van klager (hierna: de vrouw) bijgestaan
in procedures rond de echtscheiding, waaronder een kinderalimentatieprocedure.
1.2 Bij brief van 5 november 2020 aan het gerechtshof heeft verweerder het volgende
geschreven: “In bovengenoemde kwestie zend ik u bijgaand in vijfvoud de volgende producties:
Prod. 6 t/m 15: loonstroken van de vrouw over de periode januari t/m oktober 2020.
(…)”
1.3 Bij beschikking van 26 januari 2021 heeft het gerechtshof bepaald dat de door
klager te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de dochter
van hem en de vrouw per 11 april 2019 € 339,- en per 1 januari 2020 € 343,- bedraagt.
1.4 Bij beschikking van 30 maart 2021 heeft het gerechtshof het verzoek van klager
om de beschikking van 26 januari 2021 te verbeteren afgewezen, omdat niet van een
kennelijke fout kan worden gesproken. Volgens het gerechtshof blijkt pas bij een correcte
lezing van de door de vrouw overgelegde loonstroken van januari tot en met oktober
2020 dat het tijdvak voor het daarin vermelde loon vier weken is en niet een maand.
Terecht heeft de vrouw er dan ook op gewezen dat het hier niet gaat om een kennelijke
fout, nu deze niet voor derden en zeker niet op het eerste gezicht duidelijk is, aldus
het gerechtshof.
1.5 Op 3 mei 2021 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder
het volgende.
a) Verweerder heeft bij het gerechtshof onjuiste gegevens aangeleverd.
b) Verweerder stond niet open voor een minnelijke schikking.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter stelt voorop dat de advocaat van de wederpartij een grote mate
van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die
hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar
kan onder meer worden begrensd indien de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat
over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten
dat deze in strijd zijn met de waarheid dan wel c) (anderszins) bij de behartiging
van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onevenredig schaadt
zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Het optreden van verweerder dient
aan de hand van deze maatstaf beoordeeld te worden.
Klachtonderdeel a)
4.2 Klager heeft toegelicht dat verweerder niet de loonstroken tot en met oktober
2020 heeft aangeleverd, maar de loonstroken tot en met 3 oktober 2020. Ook waren er
twee versies van het verweerschrift in omloop. Een versie die zijn advocaat rechtstreeks
van verweerder heeft ontvangen van 123 pagina’s en een versie die zijn advocaat via
het gerechtshof heeft ontvangen van 119 pagina’s, terwijl bij deze versie nog een
voorbrief zit. In elk geval verschillen de producties 5 bij de verweerschriften.
Ook verschillen in de verweerschriften de bedragen onder punt 8.
4.3 Verweerder heeft verklaard dat zijn brief van 5 november 2020 beter had gekund.
Volgens verweerder is de inhoud van de producties voor de procesdeelnemers evenwel
leidend en waren de producties duidelijk. De loonstroken van de vrouw over de periode
van 29 december 2019 tot en met 3 oktober 2020 zijn aangeleverd. Het had op de weg
van de advocaat van klager gelegen om eigen berekeningen te maken en zich bij het
gerechtshof te verweren. Het verweerschrift met de producties is per aangetekende
post naar het gerechtshof gestuurd en de advocaat van klager heeft daarvan een exacte
kopie per post ontvangen. Tijdens de procedure bij het gerechtshof heeft klager niet
geklaagd over het verweerschrift en de producties, aldus verweerder.
4.4 De voorzitter overweegt als volgt. De brief van 5 november 2020 had zorgvuldiger
gekund door daarin in plaats van loonstroken januari t/m oktober 2020 te vermelden,
de exacte begin- en einddatum te vermelden van de periode waarop de loonstroken betrekking
hadden. De voorzitter acht deze onzorgvuldigheid evenwel van onvoldoende gewicht om
verweerder hiervan een tuchtrechtelijk verwijt te maken. Verweerder heeft terecht
gesteld dat de producties leidend zijn. Dat het gerechtshof klaarblijkelijk niet heeft
onderkend dat de loonstroken betrekking hadden op een tijdvak van vier weken en niet
van een maand, kan verweerder niet worden aangerekend.
4.5 Wat betreft het betoog van klager over verschillende versies van het verweerschrift
en de producties overweegt de voorzitter dat niet is gebleken dat verweerder zijn
beklag hierover heeft gedaan bij het gerechtshof, hetgeen wel voor de hand had gelegen.
Evenmin is gebleken welke belangen van klager hierdoor zijn geschaad, vooropgesteld
dat er verschillende versies van het verweerschrift en producties in omloop zouden
zijn geweest, hetgeen verweerder heeft weersproken en waarvan de voorzitter niet is
gebleken. Dat, zoals klager naderhand nog naar voren heeft gebracht, verweerder in
zijn verweer op de klacht heeft verklaard dat hij geen stukken per telefax naar het
gerechtshof heeft gestuurd, terwijl hij dat wel heeft gedaan, doet aan het voorgaande
niet af. Overigens heeft verweerder toegelicht dat, naar hij heeft begrepen, het verweerschrift
met de producties voor de zekerheid van tijdige indiening voorafgaand aan de schriftelijke
verzending ook per telefax aan het gerechtshof is verzonden. Klaarblijkelijk was verweerder
van deze extra handeling niet op de hoogte toen hij in zijn verweer vermeldde dat
de stukken per aangetekende post aan het gerechtshof waren verzonden en dat er geen
stukken per telefax aan het gerechtshof waren verzonden.
4.6 De voorzitter concludeert dat verweerder bij de behartiging van de belangen
van zijn cliënt de belangen van de klager niet onevenredig heeft geschaad en zal daarom
klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond verklaren.
Klachtonderdeel b)
4.7 Ten aanzien van dit klachtonderdeel, waarin klager verweerder verwijt dat hij
niet openstond voor een minnelijke regeling, overweegt de voorzitter het volgende.
Een advocaat is de gids van de cliënt bij het vinden van een oplossing en tegelijk
de poortwachter naar een juridische procedure. Een advocaat moet zich voldoende inzetten
om een geschil in onderling overleg tussen de advocaten of met hulp van een mediator
op te lossen als dat in het belang van zijn cliënt is. Dit is ter vrije beoordeling
van de advocaat en zijn cliënt. Indien zij menen dat een regeling in der minne niet
haalbaar is, kan de advocaat niet door de wederpartij worden verplicht alsnog een
regeling in der minne te beproeven. Indien het niet lukt om een regeling te treffen
en de cliënt wil procederen is het alleszins gerechtvaardigd dat de advocaat aan die
wens van zijn cliënt tegemoetkomt.
4.8 De voorzitter is gelet op deze maatstaf van oordeel dat het klachtonderdeel
geen doel treft. Klager heeft niet aannemelijk gemaakt dat het in onderling overleg
oplossen van het geschil over de onderhavige kinderalimentatie tot de mogelijkheden
behoorde en dat verweerder zich daarvoor onvoldoende heeft ingezet. Overigens heeft
verweerder verklaard dat hij verschillende keren heeft getracht om via onderling overleg
tot overeenstemming te komen en daarbij verwezen naar zijn brief van 4 december 2020
aan de advocaat van klager, maar dat de standpunten van partijen daarvoor te ver uit
elkaar lagen. De voorzitter zal daarom ook klachtonderdeel b) kennelijk ongegrond
verklaren.
4.9 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van
artikel 46j, Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. I.R. van der Veen als griffier en uitgesproken in het openbaar op 27 september 2021.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 27 september 2021