ECLI:NL:TADRAMS:2021:227 Raad van Discipline Amsterdam 21-662/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2021:227 |
---|---|
Datum uitspraak: | 20-09-2021 |
Datum publicatie: | 26-10-2021 |
Zaaknummer(s): | 21-662/A/A |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk van onvoldoende gewicht. De onjuiste mededelingen van verweerder op de zitting van de raad zijn in de gegeven omstandigheden kennelijk van onvoldoende gewicht om tuchtrechtelijk verwijtbaar te zijn. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 20 september 2021
in de zaak 21-662/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 5 augustus 2021 met kenmerk 1442045/JS/YH, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Op 10 mei 2021 heeft bij deze raad de mondelinge behandeling plaatsgevonden
van het door klager ingestelde verzet tegen de voorzittersbeslissing die is genomen
naar aanleiding van de door klager over twee kantoorgenoten van verweerder ingediende
klachten. Verweerder trad op als gemachtigde van zijn kantoorgenoten. Op de zitting
heeft hij het woord gevoerd aan de hand van spreekaantekeningen. Daarin staat, voor
zover relevant:
“4. Gezien het matige vertrouwen wat [klager] in ons juridisch systeem en onze beroepsgroep
in het bijzonder heeft heb ik hem voorgesteld om samen advies te vragen aan een deskundige
derde maar dat heeft [klager] afgeslagen en daar heeft hij natuurlijk het recht toe.”
1.2 In het kader van de door klager over de twee kantoorgenoten van verweerder
ingediende klachten heeft e-mailcorrespondentie tussen klager en verweerder plaatsgevonden.
Bij e-mail van 22 oktober 2020 10.08 uur heeft verweerder klager onder meer geschreven:
“Ik kan u alleen maar adviseren een deskundige derde naar uw beschuldigingen te laten
kijken en diens advies op te volgen .Indien u uw klachten wenst door te zetten dan
stel Ik voor dat we het oordeel daarover afwachten.”
1.3 Op 17 mei 2021 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij op de zitting van
de raad op 10 mei 2021 op meerdere punten heeft gelogen naar aanleiding van vragen
van de voorzitter.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 De klacht ziet op het handelen van verweerder als advocaat van de wederpartij(en).
Uitgangspunt is dat de advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen
van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt.
Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat de advocaat
geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen.
De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor
zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het
nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden
van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot
enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij
toebrengen.
4.2 Klager verwijt verweerder dat hij op de zitting van de raad op 10 mei 2021
heeft gelogen door te verklaren dat, kort gezegd, hij telefonisch contact heeft opgenomen
met klager en dat hij klager in dat telefoongesprek heeft voorgesteld gezamenlijk
een onafhankelijke derde in te schakelen. Volgens klager heeft verweerder hem nooit
gebeld en heeft verweerder hem ook niet voorgesteld om eerst het civiele geschil gezamenlijk
op te lossen (door inschakeling van een derde) en daarna het tuchtrechtelijke geschil.
4.3 Verweerder voert aan dat hij heeft geprobeerd klager te doen inzien dat zijn
klachten over de kantoorgenoten van verweerder onterecht waren. Aangezien klager,
zoals uit de klacht bleek, niemand die connecties heeft met de advocatuur of de rechterlijke
macht vertrouwt heeft verweerder klager voorgesteld een en ander aan een neutrale
derde voor te leggen. Bij de voorbereiding van de zitting van 10 mei 2021 stond het
verweerder bij dat klager hem had benaderd en dat hij een telefoongesprek met klager
had gehad waarin hij het hiervoor genoemde voorstel heeft gedaan. Verweerder kan dit
echter niet bewijzen en als klager stelt dat het telefoongesprek nooit heeft plaatsgevonden
dan wil verweerder daar in het kader van deze klachtprocedure wel van uitgaan. Op
de zitting van de raad heeft verweerder slechts begrip getoond voor de teleurstelling
van klager en nogmaals geprobeerd hem te doen inzien dat er niets onoirbaars is gebeurd,
een en ander met de beste bedoelingen ook ten opzichte van klager. Verweerder ziet
niet in waarover hij zou hebben gelogen. Uit de e-mail van 22 oktober 2020 blijkt
dat hij klager wel degelijk heeft voorgesteld een neutrale derde naar de zaken te
laten kijken. Dit had niets te maken met het oplossen van het juridische geschil dat
al beslecht was, maar met een poging om klager te doen inzien dat de basis voor zijn
klachten er niet was, aldus verweerder.
4.4 De voorzitter overweegt als volgt. Verweerder betwist niet dat hij op de zitting
van 10 mei 2021 heeft verklaard dat hij telefonisch contact heeft gehad met klager
en (telefonisch) aan klager heeft voorgesteld om gezamenlijk een neutrale derde in
te schakelen. Dit laatste heeft verweerder ook in zijn spreekaantekeningen geschreven.
Op basis van het klachtdossier kan niet worden vastgesteld dat er een telefoongesprek
tussen klager en verweerder heeft plaatsgevonden. Klager heeft namelijk onbetwist
gesteld dat hij verweerder voor het eerst heeft gesproken in de hal van de rechtbank
op 10 mei 2021. Ook kan op basis van het klachtdossier niet worden vastgesteld dat
verweerder klager heeft voorgesteld gezamenlijk een neutrale derde in te schakelen.
Wel kan worden vastgesteld dat verweerder klager heeft geadviseerd een neutrale derde
naar de zaak te laten kijken. In zoverre zijn de door verweerder op de zitting van
10 mei 2021 gedane uitlatingen dan ook onjuist. Dit betekent echter niet dat de klacht
ook gegrond is. Anders dan klager stelt heeft verweerder op de zitting van 10 mei
2021 niet gezegd dat hij aan klager heeft voorgesteld gezamenlijk een neutrale derde
in te schakelen om ook het civielrechtelijke geschil (opnieuw) op te lossen; klager
leest dit ten onrechte in de woorden van verweerder. Vast is komen te staan dat verweerder
klager heeft geadviseerd een neutrale derde naar de zaak te laten kijken. Dat verweerder
dit in een e-mail heeft gedaan en niet in een telefoongesprek en dat dit veeleer een
advies was dan een voorstel om dit gezamenlijk te doen, is naar het oordeel van de
voorzitter van onvoldoende gewicht om tuchtrechtelijk verwijtbaar te zijn. De strekking
van de mededeling is in de gegeven feiten en omstandigheden namelijk hetzelfde.
4.5 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van
artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk van onvoldoende gewicht verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk van onvoldoende
gewicht..
Aldus beslist door mr. P.M. Wamsteker, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 20 september 2021.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 20 september 2021