ECLI:NL:TADRAMS:2021:223 Raad van Discipline Amsterdam 21-613/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2021:223
Datum uitspraak: 18-10-2021
Datum publicatie: 25-10-2021
Zaaknummer(s): 21-613/A/A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Deels gegronde klacht over de eigen advocaat. Het valt verweerster tuchtrechtelijk te verwijten dat zij hetgeen zij met klager heeft besproken niet schriftelijk heeft vastgelegd, waardoor daarover bij klager misverstand heeft kunnen ontstaan. In de gegeven omstandigheden ziet de raad af van het opleggen van een maatregel.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 18 oktober 2021
in de zaak 21-613/A/A
naar aanleiding van de klacht van:


klager

over:

     
verweerster


1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Op 30 augustus 2020, aangevuld op 6 september 2020, heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2    Op 16 juli 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1238464 van de deken ontvangen.
1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 20 september 2021. Daarbij waren klager en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5. Ook heeft de raad kennisgenomen van de brief met bijlagen van klager aan de raad van 5 september 2021.

2    FEITEN
2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2    Klager heeft verweerster gevraagd hem bij te staan in een echtscheidingsprocedure tegen zijn (inmiddels) ex-echtgenote (hierna: de vrouw). De vrouw was op dat moment zwanger.
2.3    Op 29 januari 2020 heeft een intakegesprek plaatsgevonden op het kantoor van verweerster. Klager heeft verweerster toen verteld dat de vrouw in Marokko is, mogelijk om daar een echtscheidingsprocedure aanhangig te maken. Klager heeft verweerster vervolgens op diezelfde dag per e-mail meegedeeld dat hij zo snel mogelijk wil scheiden. Verweerster heeft klager op eveneens 29 januari 2020 een opdrachtbevestiging gestuurd. Afgesproken is dat klager een voorschot aan verweerster zou voldoen gelijk aan het honorarium van 10 uur (€ 2.420,-).
2.4    Bij e-mail van 6 februari 2020 heeft klager verweerster meegedeeld dat hij het resterende bedrag van het voorschot heeft overgemaakt, en dat de vrouw hem heeft meegedeeld dat zij in Marokko de echtscheiding heeft aangevraagd en dat na het uitspreken van de echtscheiding een afspraak kan worden gemaakt bij de gemeente zodat klager zijn kind kan erkennen.
2.5    Op 17 februari 2020 heeft verweerster bij de gemeente Amsterdam een BPR-uittreksel van de vrouw opgevraagd. Bij brief van 25 februari 2020 heeft de gemeente Amsterdam verweerster meegedeeld dat er in de BPR geen informatie over de vrouw is gevonden.
2.6    Bij e-mail van 27 februari 2020 heeft klager verweerster meegedeeld dat hij van zijn moeder die in Marokko woont heeft gehoord dat de echtscheiding in Marokko is uitgesproken.
2.7    Op 6 maart 2020 heeft verweerster bij de gemeente Utrecht een BPR-uittreksel van de vrouw opgevraagd.
2.8    Bij e-mail van 2 april 2020 heeft klager verweerster onder meer geschreven:
“Zoals afgesproken, stuur ik screenshot van wanneer is de Marokkaanse scheiding is geregistreerd in Nederland. (…) Ook de klachten tegen hoe de scheiding is afgelopen. De klacht gaat via de consulaat rechtstreeks naar rechtbank in Nador.
De ex heeft gisteren het volgende gestuurd” Zoals eerder aangegeven kun je je kind wat mij betreft erkennen. Ik heb een afspraak gemaakt bij de gemeente Utrecht op vrijdag 17 april”.
2.9    Bij e-mail van 20 april 2020 heeft klager verweerster meegedeeld dat de vrouw de afspraak bij de gemeente zonder reden had geannuleerd. Verweerster heeft hierop bij e-mail van 14 mei 2020 contact opgenomen met de advocaat van de vrouw. De advocaat van de vrouw heeft – na meerdere rappels – op 29 mei 2020 op de e-mail van verweerster van 14 mei 2020 gereageerd. Verweerster heeft klager vervolgens op dezelfde dag een concept e-mail aan de advocaat van de vrouw gestuurd. Na een rappel heeft klager verweerster meegedeeld dat de zaak door een andere advocaat zal worden overgenomen.
2.10    Verweerster heeft ruim 13 uur aan de zaak gewerkt. Zij heeft 10 uur in rekening gebracht.

3    KLACHT
3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster dat zij onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij de behandeling van de zaak. Concreet verwijt klager verweerster het volgende.
a)    Verweerster heeft een BPR-uittreksel van de vrouw opgevraagd bij de verkeerde gemeente en op het aanvraagformulier de achternaam van de vrouw verkeerd gespeld, waardoor de zaak vertraging heeft opgelopen.
b)    Verweerster is na 27 februari 2020 niet goed bereikbaar geweest voor klager.
c)    Verweerster heeft klager niet goed op de hoogte gehouden van de voortgang van de zaak.
d)    Verweerster is steeds zonder overleg met klager van strategie veranderd.
e)    Klager heeft een voorschot aan verweerster betaald en zij weigert dat terug te betalen.

4    VERWEER
4.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING
5.1    De raad stelt voorop dat bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt rekening moet worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.
5.2    Verder geldt dat de advocaat gehouden is belangrijke afspraken, gezamenlijk genomen beslissingen, en soms ook een gegeven advies of informatie, schriftelijk vast te leggen. De achtergrond daarvan is dat onduidelijkheden en misverstanden over wat er tussen advocaat en cliënt is afgesproken zoveel mogelijk dienen te worden voorkomen. Indien de advocaat dit verzuimt, komt het bewijsrisico ter zake van de gemaakte afspraken en genomen beslissingen op de advocaat te rusten.
Klachtonderdeel a)
5.3    Klager verwijt verweerster in klachtonderdeel a) dat zij een BPR-uittreksel van de vrouw heeft opgevraagd bij de verkeerde gemeente en op het aanvraagformulier de achternaam van de vrouw verkeerd heeft gespeld, waardoor de zaak van klager vertraging heeft opgelopen.
5.4    Verweerster erkent dat onder haar verantwoordelijkheid een BPR-uittreksel van de vrouw is aangevraagd bij de verkeerde gemeente en dat dit slordig is. Het BPR-uittreksel is binnen drie weken alsnog bij de juiste gemeente aangevraagd. Dit heeft niet tot vertraging geleid omdat verweerster nog in afwachting was van nadere informatie van klager, aldus verweerster.
5.5    De raad overweegt als volgt. Aan klager kan worden toegegeven dat het slordig is geweest dat een BPR-uittreksel van de vrouw is aangevraagd bij de verkeerde gemeente en dat op het aanvraagformulier de achternaam van de vrouw verkeerd is gespeld, zoals verweerster overigens ook heeft toegegeven. Een en ander is echter van onvoldoende gewicht om tuchtrechtelijk verwijtbaar te zijn. Daarbij speelt een rol dat niet is gebleken dat er vertraging is opgetreden als gevolg van het feit dat de aanvraag is ingediend bij de verkeerde gemeente en dat verweerster de kosten van de tweede aanvraag niet bij klager in rekening heeft gebracht. Klachtonderdeel a) is ongegrond.
Klachtonderdeel b)
5.6    In klachtonderdeel b) verwijt klager verweerster dat zij na 27 februari 2020 niet goed bereikbaar is geweest. Klager heeft dit verder niet onderbouwd. Op de zitting van de raad heeft klager niet ontkend dat hij – ook na 27 februari 2020 – veelvuldig telefonisch contact met verweerster heeft gehad. Gelet hierop is ook klachtonderdeel b) ongegrond.
Klachtonderdelen c) en d)
5.7    Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
5.8    Klager verwijt verweerster dat zij hem niet goed op de hoogte heeft gehouden van de voortgang van de zaak en dat zij steeds zonder overleg met klager van strategie is veranderd.
5.9    Verweerster voert aan dat zij klager veelvuldig telefonisch heeft gesproken en dat zij in die telefoongesprekken de te nemen stappen en de strategie met klager heeft besproken. Zo heeft verweerster op 30 januari 2020 met klager besproken dat zij alles gereed zou maken om het verzoekschrift tot echtscheiding bij de rechtbank in te dienen en heeft zij op 6 februari 2020 met klager gesproken over de voor- en nadelen van een echtscheidingsprocedure in Nederland naast een echtscheidingsprocedure in Marokko, waarna klager haar heeft laten weten dat hij zich in Marokko verder zou richten op de aldaar aanhangig gemaakte echtscheidingsprocedure en de focus in Nederland zou komen te liggen op het kind waarvan de vrouw in verwachting was. Na 28 februari 2020 heeft verweerster de verschillende opties met betrekking tot het toen nog ongeboren kind met klager besproken en is een strategie bepaald. Op 24 maart 2020 heeft een ruim één uur durend gesprek plaatsgevonden op het kantoor van verweerster waarin de zaak uitgebreid is besproken. Dat verweerster een en ander inderdaad met klager heeft besproken blijkt ook uit het feit dat klager de in die gesprekken afgesproken vervolgstappen heeft ondernomen, aldus verweerster.
5.10    De raad overweegt als volgt. Zoals hiervoor in 5.2 is overwogen, ligt het op de weg van de advocaat om belangrijke afspraken, gezamenlijk genomen beslissingen en soms ook een gegeven advies of informatie schriftelijk vast te leggen. Op de zitting van de raad heeft verweerster erkend dat zij hierin tekort is geschoten. Doordat verweerster hetgeen zij met klager heeft besproken niet steeds schriftelijk heeft vastgelegd, heeft zij de mogelijkheid gecreëerd dat daarover misverstand kan ontstaan, zoals achteraf door klager wordt gesteld. Dit komt voor haar rekening en risico. Hoewel de raad niet uitsluit dat verweerster klager op de hoogte heeft gehouden van de voortgang van de zaak en de strategie met hem heeft besproken, kan dit bij gebreke van een schriftelijke vastlegging daarvan door verweerster niet worden vastgesteld. Klachtonderdelen c) en d) zijn daarom gegrond.
Klachtonderdeel e)
5.11    Klager verwijt verweerster tot slot dat zij het door hem betaalde voorschot weigert terug te betalen. Nu verweerster werkzaamheden voor klager heeft verricht valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien waarom het haar tuchtrechtelijk valt te verwijten dat zij het door klager betaalde voorschot niet aan hem heeft terugbetaald. Bovendien heeft verweerster uit coulance ruim drie uur niet bij klager in rekening gebracht terwijl zij die uren wel heeft gewerkt. Klachtonderdeel e) is ongegrond.

    
6    MAATREGEL
6.1    Het valt verweerster tuchtrechtelijk te verwijten dat zij hetgeen zij met klager heeft besproken niet schriftelijk heeft vastgelegd, waardoor daarover bij klager misverstand heeft kunnen ontstaan, voor zover het belangrijke afspraken, gezamenlijk genomen beslissingen en adviezen en informatie betreft. In de gegeven omstandigheden ziet de raad echter aanleiding af te zien van het opleggen van een maatregel. De raad acht hierbij van belang dat verweerster ten tijde van de verweten gedragingen nog advocaat-stagiaire was, dat klager nimmer aan verweerster heeft aangegeven dat iets hem niet duidelijk was, dat klager heeft erkend dat hij meerdere telefoongesprekken met verweerster heeft gehad en dat verweerster op de zitting van de raad inzicht heeft getoond in haar handelen en heeft verklaard het nu anders te doen.

7    GRIFFIERECHT
7.1    Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.


BESLISSING
De raad van discipline:
-    verklaart klachtonderdelen c) en d) gegrond;
-    verklaart klachtonderdelen a), b) en e) ongegrond;
-    bepaalt dat geen maatregel wordt opgelegd;
-    veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager.

Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, mrs. P. van Lingen en H.B. de Regt, leden, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2021.


Griffier    Voorzitter

Verzonden op 18 oktober 2021