ECLI:NL:TADRAMS:2021:133 Raad van Discipline Amsterdam 20-1026/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2021:133
Datum uitspraak: 31-05-2021
Datum publicatie: 24-06-2021
Zaaknummer(s): 20-1026/A/A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over de eigen advocaat vanwege het beӫindigen van de werkzaamheden en de kwaliteit van de dienstverlening is ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 31 mei 2021

in de zaak 20-1026/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

gemachtigde: mr. M. Zwennes

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 15 juni 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Op 24 december 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1195235/EJH/KV van de deken ontvangen.

1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 23 april 2021. Daarbij waren klager en verweerster, bijgestaan door haar gemachtigde, aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 9, alsmede een e-mail van verweerster van 30 maart 2021 met bijlagen, twee e-mails van klager van 15 april 2021 met bijlagen en een e-mail van klager van 16 april 2021 met bijlagen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2    Verweerster heeft klager bijgestaan in een geschil met de woningbouwvereniging.

2.3    Bij e-mail van 13 november 2019 heeft verweerster aan de woningbouwvereniging medegedeeld dat klager direct na intrek in zijn onder druk geaccepteerde woning diverse gebreken heeft geconstateerd. Klager kan vanwege gezondheidsproblemen niet langer in die situatie verkeren. Zijn huisarts heeft geadviseerd in een betonnen woning te wonen in een rustiger omgeving. Verweerster heeft de woningbouwvereniging verzocht om een indicatie /plan van aanpak over wanneer een geschikte woning aan klager kan worden aangeboden. Verder heeft verweerder huurvermindering gevorderd vanwege ernstige onderhoudsgebreken in de woning en verhuis- en inrichtingskosten voor de nieuwe woning.

2.4    Na verscheidene e-mails tussen verweerster en de woningbouwvereniging heeft verweerster bij e-mail van 21 januari 2020 aan de heer M van de woningbouwvereniging geschreven: “Ik sommeer u hierbij voor de laatste maal vriendelijk doch dringend om de werkzaamheden aan te vangen in de woning van cliënt, nu het onduidelijk is wanneer hem een geschikte woning kan worden aangeboden. Daarbij licht ik nog even de gebreken toe (…) Nu blijkt dat de woning ongeschikt is, weigert de gemeente cliënt bij verhuizing in de verhuiskosten tegemoet te komen. Nu u verantwoordelijk bent geweest voor toewijzing van deze woning, verzoekt cliënt u nogmaals deze verhuiskosten te voldoen bij verhuizing.  (…) Nu spoed is geboden in deze kwestie ontvang ik (…) een plan van aanpak en uw toezegging omtrent bovenstaande dan wel het aanbieden andere tijdelijke woning of verblijf voor cliënt. Mocht u in gebreke blijven een oplossing te bieden (…), dan verzoek ik u aan mij de verhinderdata voor de komende 6 weken kenbaar te maken omdat ik voornemens ben cliënt in een kortgedingprocedure bij te staan. Van cliënt kan niet meer gevergd worden langer in deze situatie te verblijven. (…) Voor cliënt is de maat echt vol.”

2.5    Bij e-mail van 22 januari 2020 heeft klager verweerster geschreven: “Vandaag kreeg ik de uitslagen van het onderzoek bij de internist in het ziekenhuis vanwege mijn klachten. (…) Het is van levensbelang dat ik uit dit huis vertrek en de stress situatie beëindig. Ik wil vandaag inchecken in een hotel, Spa Zuiver ga ik wel eens heen om te relaxen in de sauna en dat doet mij altijd veel goeds. Mijn vraag is of ik kans maak deze kosten vergoed te krijgen nu ik deze ziekte die gelinkt kan worden aan een verontreinigde omgeving heb?  (…)”

2.6    Bij e-mail van dezelfde datum heeft verweerster teruggeschreven: “Zolang er geen causaal verband is met de aanwezige gebreken in de woning, kunt u daar niet veel mee. Dat u zelf besluit weg te gaan is uiteraard aan u, want ik heb ze al gesommeerd meteen met een oplossing te komen. De termijn loopt tot morgen en dan zal ik namens u, zoals u dat wenst, een kort geding procedure starten. (…) U kunt naar Spa Zuiver, maar het lijkt mij niet dat u deze kosten op uw verhuurder kunt verhalen. (…)”

2.7    Bij e-mail van ook dezelfde datum heeft klager bericht: “(...) Voor mij is er meer dan causale verband gelegd. Ook volgens de WMO arts (deze brief heeft u nog niet gelezen) is er verband gelegd tussen mijn gezondheidstoestand en deze woning. (…) Ik kan hier echt niet gaan verblijven. (…)”

2.8    Bij e-mail van 28 januari 2020 heeft verweerster klager geschreven: “Wat betreft de verhuiskostenvergoeding, ligt dit echt op de weg van de gemeente. Dus als de gemeente dit afwijst, dan is het verstandig dat u hiertegen in bezwaar gaat. Het is mij onduidelijk of u nu wel of niet de woning gaat bezichtigen, laat u mij dat nog even weten? Verder zie ik, zoals ik u al telefonisch meedeelde, een kortgedingprocedure niet zitten. De reden daarvoor is dat u dan de rechter verzoekt dat [de woningbouwvereniging] u per direct elders huisvest. [De woningbouwvereniging] kan echter geen woning tevoorschijn toveren op korte termijn. Echter, zij hebben dit zojuist gedaan en het gevaar dreigt bij een procedure dat de rechter oordeelt dat [de woningbouwvereniging] dat heeft gedaan net als nu. (…) Verder heeft u het over klachten in de woning en uw gezondheid. Tot op heden heb ik geen aanleiding gezien hier een causaal verband mee te leggen. Dat u veel stress ondervindt, kan ik mij goed voorstellen, maar dit schrijf ik niet toe aan de gebreken die er nu zijn. kortom, ik zie hier geen causaal verband en juridisch staat u op dit punt niet sterk. (…)”

2.9    Bij e-mail van dezelfde datum heeft klager als volgt gereageerd: “(…) De afspraak is een betonnen/nieuwbouw woning, dit aanbod betreft een oudbouw/1936/houten woning. (…) Ik vind uw taal en optreden een beetje agressief en plotseling wel heel onbegripvol en wederom negatief naar mij toe.. volgens u heb ik opeens helemaal nergens recht op en blijft niets staan bij de rechter. (…) U meent zelfs te kunnen bepalen dat aan de huidige woning niets mankeert terwijl de huurcommissie en stichting woon en al mijn testuitslag vast stellen/uitwijzen dat mijn gezondheid in ernstig gevaar is. Zelfs [de woningbouwvereniging] heeft de opdracht staan noodzakelijke ingrijpende werkzaamheden te MOETEN uitvoeren. Ik zit hier al 2 jaar in de letterlijke shitlucht. (…) U dwingt mij een aanbod te accepteren die bij voorbaat niet passend is (…) Waar ik bang voor ben is dat deze aangeboden woning die vooraf niet aan de afgesproken normen voldoet.. door [de woningbouwvereniging] gebruikt gaat worden als afgewezen (…) Dus wij zijn het inderdaad niet eens maar ik hoop dat u met bovenstaande tekst een ander standpunt wilt innemen omdat het zonde zou zijn ons contact zo te verbreken.”

2.10    Bij e-mail ook van dezelfde datum heeft verweerster klager medegedeeld: “(…) Ten eerste vind ik het spijtig te lezen dat u mijn juridische bevindingen als agressief en onbegripvol aanmerkt. Mijns inziens heb ik u slechts de juridische mogelijkheden weergegeven (…) Ik heb tot op heden uw verhaal aangehoord en juridisch staat u niet sterk. De reden daarvoor is dat [de woningbouwvereniging] u namelijk reeds heeft aangeboden een nieuwe woning te willen aanbieden en er nu zelfs eentje heeft aangeboden. Wat betreft de woning aankomende vrijdag heb ik u meegedeeld of u mij laat weten dat u gaat. Als u besluit niet te gaan is dat uiteraard uw keuze. Dan zal ik opnieuw in gesprek gaan met [de woningbouwvereniging]. Echter bij de rechter in kort geding kunt u gewoonweg geen woning afdwingen die er niet is. Daar komt bij dat u deze woning is aangeboden en dat zal tegen u werken. (…) Ik kan me uw angst en zorgen goed voorstellen. U kunt in principe gaan naar de afspraak, wat ik u namelijk wel aanraad, en daar de vragen stellen die u wilt stellen. (…) Wellicht als we niet met onze neuzen dezelfde kant opstaan en die dezelfde kant op krijgen, dan lijkt het me verstandig dat u naar een andere advocaat gaat die de zaak dan kan overnemen. (…)”

2.11    Bij e-mail van 29 januari 2020 heeft klager als volgt gereageerd: “Ik heb het idee dat u gewoon slecht op de hoogte bent van mijn leven.. dit kan zijn omdat we elkaar slechts op de intake 1x hebben gezien (…) Mijn huisarts, psycholoog, internist, dermatoloog, hematoloog en maatschappelijkwerker en allen die de woning wél hebben gezien, beamen dat dit huis mij ziek maakt danwel mijn toestand verergert. Zij zijn allen bereid (vooral de huisarts) vragen te beantwoorden waarmee ik vooraf heb ingestemd zodat u dit verband ook kunt leggen .. maar het lijkt er nu op dat u uw oordeel al geveld heeft. Dat maakt het gezien mijn zieke zwakke toestand moeilijk om steeds u tegen te spreken. uw agressie bedoel ik dat u mij wederom opbelt en blij probeert te maken met een 2e dooie mus. Ik deelde u als eerste mee dat ik bij mijn huisarts zat “ik moest toch luisteren, u zei dat er een woning is gereserveerd het is een eengezinswoning (…) U zou deze woning niet als aanbod voor een geschikte woning mogen accepteren daar hij niet voldoet aan de vooraf afgesproken woonwensen voor uw cliënt. (…) Daarnaast (…) de gemeente zal niet akkoord gaan met financiële bijstand bij deze niet passende woning!!(…) Wij hebben na ons hoog opgelopen gesprek waar u mij duidelijk vertelde dat u bij een andere cliënt allang was weggelopen samen besloten via de rechter tijdelijk verblijf en verhuiskosten af te dwingen. Gezien mijn schrijnende situatie en het uitblijven van een reactie van [de woningbouwvereniging]. Dit is de zoveelste schijnbeweging. (…) Ik stelde u de vraag of ik zelf voor tijdelijk verblijf mag zorgen tot [de woningbouwvereniging] zo ver is. Daar was u afwijzend in.  Nu krijg ik dit stuk bot toegeworpen. (Zo voelt dat) sorry. (…)”

2.12    Bij e-mail van dezelfde datum heeft verweerster als volgt geantwoord: “Zojuist heb ik uitvoerig met [de heer M van van de woningbouwvereniging] gesproken over uw situatie. [De heer M] deelde mij mee dat de woning die hij u aanbiedt eerst zelf heeft bekeken. Ondanks dat de woning van hout is, is hij helemaal goed opgeknapt en dat laat hij u vrijdag dan ook zien en hij wil direct het leefgeluid testen in de woning. (…) Wat betreft de houten woning daarover nog het volgende. Leefgeluid is niet te ontkomen, dat is duidelijk en vooral niet wanneer je in Amsterdam woont. Echter, u heeft met deze eengezinswoning geen boven of onderburen en dat vermindert het leefgeluid al aanzienlijk. (…) Verder voldoet de woning wel aan uw wensen. Mijns inziens adviseer ik u dan ook met klem deze woning te bezichtigen. (…) Wat betreft de verhuiskostenvergoeding heeft [de heer M] te kennen gegeven dat zij niet aansprakelijk zijn en dat de verhuiskostenvergoeding echt een zaak is van de gemeente. U hebt een afwijzing gekregen, ik heb u reeds geadviseerd om tijdig, gelet op de bezwaartermijn van 6 weken, hiertegen bezwaar te maken. (…)”.

2.13    Bij e-mail van 31 januari 2020 heeft verweerster aan klager bericht: “Zoals zojuist telefonisch besproken en afgesproken het volgende. U hebt vandaag de woningbezichtiging gehad. Na deze bezichtiging is de conclusie getrokken dat aan u geen geschikte woning is toegekend. Dit heeft [de heer M van de woningbouwvereniging] ook bevestigd, zo stelt u. Ik heb u geadviseerd om een en ander op de e-mail te zetten en mij op te nemen in de c.c. Wat betreft de werkzaamheden verwijs ik u graag naar onderstaand e-mail. Gelieve het verzoek hierop te reageren en aan te geven welke werkzaamheden nog moeten worden uitgevoerd.  Wat betreft de gaten kunt u contact opnemen met BKB Bouw en een afspraak inplannen (…)”

2.14    Bij e-mail van 10 februari 2020 heeft verweerster aan klager naar aanleiding van haar gesprekken met de heren M en A van de woningbouwvereniging geschreven: (…) “Ten eerste heeft [de heer M] mij te kennen gegeven dat tijdens de woningbezichtiging u de mening was toegedaan dat de woning erg gehorig was. Hij heeft u meegedeeld dat sprake was van normaal leefgeluid. Het is u die de beslissing heeft genomen om de woning niet te accepteren.  De woning was technisch goed in staat. [De heer M] heeft mij te kennen gegeven dat er een nieuwe zoekopdracht met uitdrukkelijke punten, met name betonnen woning, is doorgegeven. Zodra er een geschikte woning is, zal er weer contact worden opgenomen. (…) Tot slot heeft [de heer A] mij meegedeeld dat de monteur nimmer aan u heeft meegedeeld dat u de woning moest verlaten en dat deze onbewoonbaar is. U mag uiteraard in een hotel verblijven, maar daar is geen reden toe. Immers, er is geen gevaar voor uw gezondheid. [De woningbouwvereniging] heeft mij te kennen gegeven dat zij voor de zekerheid iemand naar de installatie laten kijken. Nu [de woningbouwvereniging] diverse afspraken voor u aan het inplannen is en er al een aantal gepland staan, is er geen spoed en dus geen noodzaak om een kort geding te starten. Het bovenstaande betekent dat u de hotelkosten niet zomaar op [de woningbouwvereniging] kunt verhalen. Ik adviseer u dan ook naar de woning terug te keren en niet extra onnodige kosten te maken, nu u deze niet kunt verhalen op [de woningbouwvereniging].”

2.15    Bij e-mail van 10 februari 2020 heeft klager verweerster geschreven: “Met verbazing lees ik uw mail. Ten eerste had ik het wel op prijs gesteld als u eerst, of op zijn minst ook contact met MIJ opneemt voordat u overlegt met [de woningbouwvereniging]. Voor de zoveelste keer nu redeneert en baseert u uw advies enkel en alleen op wat de medewerkers van [de woningbouwvereniging] u vertellen. Dat is echt een slechte zaak en niet hoe het moet. (…) Ik voel me totaal niet geholpen zo u stelt geen vragen aan mij ik moet mezelf verdedigen en de zaak is op deze manier niet voortvarend. Daarom trek ik hierbij graag de verleende toestemming in om namens mij contact te hebben met [de woningbouwvereniging]. (…)”.

2.16    Bij e-mail van 10 februari 2020 heeft verweerster aan klager teruggeschreven: “(…) Naar aanleiding van de inhoud van uw e-mail, constateer ik dat sprake is van een vertrouwensbreuk. Uit uw berichten van de afgelopen weken en vandaag maak ik op dat u geen vertrouwen hebt in de strategie die ik als meest geëigend in deze zaak heb voorgesteld. De communicatie van de laatste paar weken met u heb ik herhaaldelijk als dwingend ervaren. In zoverre dat de strategie die ik voorstel niet overeenkomt met hetgeen u van mij verlangt. Wegens uiteenlopende visies met betrekking tot de te voeren strategie, is voortzetting van de dienstverlening voor beiden onder deze omstandigheden niet wenselijk. Om die reden beëindig ik bij deze de rechtsbijstand. Ik adviseer u opnieuw contact op te nemen met het juridisch loket over de voortzetting van de rechtsbijstand door een andere advocaat. (…)”

2.17    Bij e-mail van dezelfde datum heeft verweerster de woningbouwvereniging medegedeeld dat zij wegens omstandigheden haar werkzaamheden in de zaak van klager heeft neergelegd en zich heeft teruggetrokken als zijn advocaat.

2.18    Bij e-mail van 15 april 2020 heeft klager verweerster medegedeeld dat haar abrupte beëindiging van de rechtsbijstand voor hem en de zaak die nu tegen de woningbouwvereniging loopt behoorlijk wat gevolgen heeft. Klager heeft verweerster gevraagd of ze bereid is met hem hierover in gesprek te gaan om toch tot een oplossing te komen. 

2.19    Bij e-mail van dezelfde datum heeft verweerder klager geantwoord dat zij hem niet meer wil bijstaan en hem (nogmaals) verzocht op zoek te gaan naar een andere advocaat die hem wil bijstaan.

2.20    Op 15 juni 2020 heeft klager bij de deken een klacht over verweerster ingediend.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster dat zij:

a)    de rechtsbijstand abrupt heeft beëindigd;

b)    de beëindiging van de rechtsbijstand direct heeft gemeld aan de wederpartij;

c)    onvoldoende resultaat heeft geleverd, nalatig en onzorgvuldig is geweest en ongefundeerde adviezen heeft gegeven, terwijl zij wel uren heeft gedeclareerd;

d)    klager heeft beledigd als persoon;

e)    klager heeft gedwongen tot actie die hijzelf niet goed achtte (een niet passende woning bezichtigen).

4    VERWEER

4.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING

5.1    Klager heeft in een bijlage bij een e-mail van 15 april 2021 in aanvulling op zijn klacht naar voren gebracht dat verweerster hem niet heeft geïnformeerd over het feit dat zij werkzaam was in de hoedanigheid van advocaat-stagiaire en dat verweerster zijn privacy heeft geschonden. Het gaat hier om nieuwe klachtonderdelen die los staan van de klachtonderdelen vermeld hiervoor onder a) tot en met e) en die niet zijn voorgelegd aan de deken voor onderzoek. De raad zal daarom deze klachtonderdelen niet bij zijn beoordeling betrekken.

Klachtonderdeel a

5.2    De raad stelt bij dit klachtonderdeel voorop dat het een advocaat vrij staat om de werkzaamheden te beëindigen. Als de vertrouwensbasis is vervallen, is hij daartoe gehouden. Wel dient de advocaat die beslissing zo tijdig kenbaar te maken en de cliënt te wijzen op de te nemen stappen dat de cliënt daarvan zo min mogelijk schade ondervindt.

5.3    Verweerster heeft bij de beëindiging van haar werkzaamheden klager geadviseerd contact op te nemen met het juridisch loket voor de voortzetting van de rechtsbijstand door een andere advocaat. Op het moment van de beëindiging van de werkzaamheden voor klager waren er volgens verweerster in zijn zaak geen directe procedurele handelingen vereist. Niet is gebleken dat dit standpunt van verweerster niet klopt en dat klager door de beëindiging van de werkzaamheden op dat moment procedurele schade ondervond. Van ontijdige beëindiging van de werkzaamheden was daarom geen sprake. Dit betekent dat het verweerster vrij stond om haar werkzaamheden te beëindigen. Bovendien heeft verweerster verklaard dat de vertrouwensbasis was komen te vervallen. De raad kan verweerster daarin volgen, gelet op de inhoud van het uitgebreide klachtdossier, waaruit alleen de meest relevante stukken onder het feitenverloop zijn opgenomen. Zie in het bijzonder de daarin opgenomen e-mails van 10 februari 2020. Verweerder was vanwege de vertrouwensbreuk zelfs gehouden om de werkzaamheden te beëindigen. Van abrupte beëindiging van de werkzaamheden is geen sprake. Uit het klachtdossier volgt dat het beëindigen van de werkzaamheden al eerder tussen verweerster en klager ter sprake was gekomen. Zie in het bijzonder hierboven onder het feitenverloop de e-mail van verweerster van 28 januari 2020, waarin zij aangeeft dat het verstandig is als klager naar een andere advocaat gaat als de neuzen niet dezelfde kant op (komen te) staan. De raad zal daarom dit klachtonderdeel ongegrond verklaren.

Klachtonderdeel b)

5.4    Klager heeft toegelicht dat hij zich ten opzichte van de woningbouwvereniging in een nadelige positie voelde gemanoeuvreerd doordat verweerster de woningbouwvereniging meteen op de hoogte had gesteld van de beëindiging van haar werkzaamheden voor hem. Verweerster heeft toegelicht dat zij de woningbouwvereniging meteen heeft ingelicht om te bewerkstelligen dat de woningbouwvereniging haar correspondentie naar het goede e-mailadres, dat van klager, zou sturen. Zij heeft in dit verband gewezen op haar e-mail van 10 februari 2020 waarbij zij een e-mail van de woningbouwvereniging aan klager heeft doorgestuurd. Hoewel verweerster naar het oordeel van de raad er niettemin goed aan zou hebben gedaan om klager enige tijd te gunnen om zelf stappen te ondernemen richting de woningbouwvereniging en een nieuwe advocaat aan te zoeken, acht de raad de handelwijze van verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. De raad zal daarom ook dit klachtonderdeel ongegrond verklaren.

Klachtonderdelen c), d) en e)

5.5    Deze klachtonderdelen zien op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerster en lenen zich voor een gezamenlijke behandeling. De raad stelt bij deze klachtonderdelen voorop dat bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt rekening moet worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van het Hof van Discipline van 5 februari 2021, ECLI:NL:TAHVD:2021:31.

5.6    In het klachtdossier bevindt zich geen opdrachtbevestiging van verweerster aan klager. Ter zitting is gebleken dat die er wel is en daarin staat dat op 11 november 2019 is afgesproken dat verweerster klager zou bijstaan om de gebreken in zijn woning hersteld te krijgen of een andere woning toegewezen te krijgen.  De raad is van oordeel dat de wijze waarop verweerster de zaak van klager heeft behandeld voldeed aan de professionele standaard. Verweerster heeft regelmatig bij de woningbouwvereniging aangedrongen op het verbeteren van de woonsituatie van klager. Ook heeft zij steeds adequaat gereageerd op de verzoeken van klager en daarbij een inschatting gemaakt van het procesrisico en kostenrisico ten aanzien van door klager verlangde voorzieningen. De raad baseert zich hierbij op het klachtdossier, waaruit - als reeds vermeld - alleen de meest relevante stukken onder het feitenverloop zijn opgenomen. Anders dan klager heeft gesteld volgt daaruit dat verweerster hem niet heeft gedwongen een woning te bezichtigen die hij zelf niet passend achtte. Zij heeft alleen klager alleen (sterk) aangeraden om de aangeboden woning te bezichtigen. Niet valt in te zien waarom zij dat niet zou mogen doen. Uit een e-mail van verweerster van 10 februari 2020 volgt bovendien dat aan het afwijzen door klager van de bezichtigde woning geen nadelige consequenties voor hem vastzaten, in de zin dat hem niet opnieuw een woning zou worden aangeboden. Dat klager het niet eens is met de wijze waarop verweerster zijn zaak heeft behandeld, maakt gelet op de vrijheid die haar toekomt bij de behandeling van zijn zaak niet dat de kwaliteit van de adviezen of in het algemeen de kwaliteit van de dienstverlening van verweerster als ontoereikend moet worden beoordeeld. Voor het standpunt van klager dat verweerster hem heeft beledigd als persoon bevat het klachtdossier geen aanknopingspunten. De conclusie is dat verweerster heeft voldaan aan de zorgplicht zoals die een behoorlijk advocaat betaamt. De raad zal daarom deze klachtonderdelen eveneens ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de alle klachtonderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, voorzitter, mrs. D. Horeman en K. Straathof, leden, bijgestaan door mr. I.R. van der Veen als griffier en uitgesproken in het openbaar 31 mei 2021.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 31 mei 2021

mededelingen van de griffier ter informatie:

Verzending

Deze beslissing is in afschrift gelijktijdig verzonden.