ECLI:NL:TADRAMS:2021:131 Raad van Discipline Amsterdam 20-843/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2021:131
Datum uitspraak: 31-05-2021
Datum publicatie: 24-06-2021
Zaaknummer(s): 20-843/A/A
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet is niet-ontvankelijk omdat niet binnen de verzettermijn een gemotiveerd verzet is ingediend.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 31 mei 2021

in de zaak 20-843/A/A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 21 december 2020 op de klacht van:

klager

over:

verweerder

gemachtigde: mr. L. van den Heuvel

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 30 september 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 5 november 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2019-1013473/EJH/AvO van de deken ontvangen.

1.3    Bij beslissing van 21 december 2020 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen.

1.4    Op 11 januari 2021 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen.

1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 23 april 2021. Daarbij waren klager, vergezeld door zijn echtgenote, en verweerder, bijgestaan door zijn gemachtigde, aanwezig. 

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift van 11 januari 2021. Daarnaast heeft de raad kennis genomen van de e-mails van klager van 22, 24 en 27 januari 2021, alsmede de daarna door klager ingediende stukken.

2    ONTVANKELIJKHEID VERZET

2.1    Verweerder heeft ter zitting als meest verstrekkend verweer naar voren gebracht dat het verzet van klager niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu als ontvangstdatum van het verzetschrift 27 januari 2021 is vermeld. Klager heeft hierop gereageerd door te stellen dat hij het verzetschrift op 11 januari 2021 heeft ingediend.

2.2    Bij de beoordeling of het verzetschrift tijdig is ingediend, baseert de raad zich op het volgende. Klager heeft in zijn e-mail van 11 januari 2021 aan de raad geschreven: “Hierbij wil ik beroep aantekenen tegen vermelde beslissing. Daarnaast heb ik de vraag wat er in de uitspraak wordt bedoeld met de zinsnede dat ik al eerder twee procedures heb doorlopen. In afwachting.” In vervolg hierop heeft klager bij e-mail van 22 januari 2021 geschreven: “In heb recent aangegeven dat ik bezwaar wil aantekenen tegen het in de marge vermelde oordeel. Ik heb dat inmiddels klaar maar er blijkt wat te zijn misgegaan met het verzenden. Ik stuur dat opnieuw vandaag nog of dit weekend opnieuw toe. Vindt u het goed dat ik mijn bezwaar indien in een digitale inzending dus per mail of wilt u ook twee exemplaren uitgeprint per post?” In vervolg hierop heeft klager bij e-mail van 24 januari 2021 geschreven: “Hierbij mijn bezwaar tegen de uitspraak van het college. Het is een complex geheel en er is veel gebeurd. Dat is niet mijn schuld geweest. Ik heb hard gewerkt om alles goed te verwerken in dit rapport maar ik moet het vanwege tijdgebrek de komende dagen nog redigeren. Mochten er hinderlijke fouten in staan dan stuur ik u uiterlijk woensdag aanstaande nog een verbeterde versie toe.”  Bij e-mail van 27 januari 2021 heeft klager geschreven: “Zoals ik al aangaf is hier de definitieve versie van mijn bezwaar. Ook stuur ik voor de zekerheid nog de rapporten mee die hierbij horen. Kunt u de ontvangst bevestigen en de eerdere versie van afgelopen zondag vernietigen?”

2.3    De raad overweegt als volgt. Op grond van artikel 46h, lid 1, Advocatenwet  kunnen de klager, de betrokken advocaat en de deken binnen dertig dagen na de dag van verzending van het afschrift van de voorzittersbeslissing daartegen schriftelijk gemotiveerd verzet doen bij de raad van discipline. Hieruit volgt dat de termijn voor het indienen van verzet voor klager aanving op 22 december 2020 en liep tot en met 20 januari 2021. Klager heeft weliswaar voor afloop van de verzettermijn op 11 januari 2021 een verzetschrift ingediend, maar dit verzetschrift was niet gemotiveerd. Een motivering van het verzetschrift heeft klager ook niet naderhand binnen de verzettermijn ingediend. Eerst met zijn e-mail van 24 januari 2021 met bijlage heeft hij zijn verzetschrift gemotiveerd. Daargelaten dat klager deze motivering bij e-mail van 27 januari 2021 nog heeft vervangen, heeft klager aldus niet binnen de verzettermijn een gemotiveerd verzetschrift ingediend. Uit de ‘mededelingen van de griffier ter informatie’ onderdaan de voorzittersbeslissing wist klager dan wel had klager kunnen weten dat een verzetschrift tijdig binnen de wettelijke termijn en meteen gemotiveerd had moeten worden ingediend. Zie ook bijvoorbeeld de beslissing van de Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden van 25 januari 2021, ECLI:NL:TADRARL:2021:47. De Advocatenwet biedt geen mogelijkheid voor het verlenen van uitstel van deze termijn. Het door klager genoemde probleem met verzending, alsmede tijdgebrek komen naar het oordeel van de raad voor rekening van klager. Vergelijk de beslissing van het Hof van Discipline van 10 februari 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:63. Naar het oordeel van de raad dient het verzet van klager dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard. De raad zal daarom het verzet niet-ontvankelijk verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, voorzitter, mrs. D. Horeman en K. Straaathof, leden, bijgestaan door mr. I.R. van der veen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 31 mei 2021.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 31 mei 2021

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.