ECLI:NL:TADRAMS:2020:99 Raad van Discipline Amsterdam 20-219/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2020:99
Datum uitspraak: 20-04-2020
Datum publicatie: 30-04-2020
Zaaknummer(s): 20-219/A/A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij deels kennelijk ongegrond en deels kennelijk niet-ontvankelijk.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 20 april 2020

in de zaak 20-219/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 25 maart 2020 met kenmerk 866274, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde dag, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 20.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1 Klager is executeur in de nalatenschap van zijn in 2017 overleden moeder (hierna: de moeder). Erfgenamen zijn klager, klagers broer (hierna: de broer) en klagers nicht (de dochter van klagers overleden zus, hierna: de nicht). Verweerster is de advocaat van de broer. Volgens de broer schiet klager ernstig tekort in de vervulling van zijn taak als executeur.

1.2 Op 18 maart 2019 heeft verweerster namens de broer, na daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter, conservatoir derdenbeslag doen leggen onder de notaris op het onverdeelde aandeel van de verkoopopbrengst van de woning van de moeder op de kwaliteitsrekening. De woning is kort daarna, op dezelfde dag, aan de kopers geleverd voor een bedrag van € 430.000,-. Na aftrek van kosten resteerde een bedrag van € 424.218,75.

1.3 Uit het verzoekschrift tot het leggen van het hiervoor genoemde conservatoire beslag blijkt dat de broer stelt dat hij een vordering op de nalatenschap heeft van in ieder geval € 174.420,61. Het beslag is gelegd voor een bedrag van € 226.746,79 (€ 174.420,61 + 30%).

1.4 Op 19 en 20 maart 2019 heeft verweerster namens de broer, na daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter, conservatoir derdenbeslag doen leggen op de ervenrekening alsmede op de privérekening(en) van klager. Dit omdat was gebleken dat de notaris de opdracht had gekregen de verkoopopbrengst over te maken op de ervenrekening.

1.5 Bij per e-mail gestuurde brief van 22 maart 2019 heeft verweerster klager gewezen op zijn verplichtingen als executeur en hem verzocht haar diverse stukken toe te zenden. Bij e-mail van dezelfde dag heeft klager verweerster gevraagd toe te lichten waarom zij (ook) beslag heeft doen leggen op zijn privérekening(en). Dat heeft verweerster gedaan en daarbij aangegeven dat klager de notaris kan bewegen tot het afgeven van een derdenverklaring en dat afhankelijk van de uitkomst daarvan zij zich zal beraden over het opheffen van het beslag op zijn privérekening(en). Klager heeft verweerster hierop gebeld.

1.6 Op 25 maart 2019 heeft verweerster de derdenverklaring van de notaris ontvangen. Het beslag op de privérekening(en) van klager is vervolgens op diezelfde dag opgeheven.

1.7 Bij e-mail van 25 maart 2019 heeft klager verweerster onder meer geschreven:

“Mocht u mij een irritante eikel vinden en wilt u de zaak zonder procederen oplossen, geef ik u toestemming om met [de advocaat van klager] de zaken verder af te handelen. Ik zal uiteraard aan mijn verplichtingen als executeur voldoen.”

1.8 Bij e-mail van 26 maart 2019 heeft verweerster de advocaat van klager onder meer geschreven:

“Wij spraken gisteren af dat uw cliënt zo spoedig mogelijk een boedelbeschrijving met bewijsstukken zal opstellen alsmede dat de aangifte erfbelasting wordt toegezonden. (…)

Voorts spraken wij af dat ik om verlenging van de termijn voor het instellen van de eis in de hoofdzaak zal indienen. Nu hiervoor echter ook weer griffierechten verschuldigd zijn en die verlenging moet worden betekend aan allerlei personen, stel ik voor dat ik pro forma een dagvaarding uitbreng. Ik dagvaardt dan tegen een termijn twee maanden verder, zodat er voldoende tijd is om de zaak in onderling overleg te regelen.”

1.9 Bij e-mail van 27 maart 2019 heeft verweerster de advocaat van klager onder meer geschreven:

“Ik ontving onderstaande email van uw cliënt. Ik zet hem daarom even in de cc. Op 25 maart jl. zond de deurwaarder de ING een brief dat het beslag op rekeningen van [klager] per direct als opgeheven beschouwd moet worden. Zie bijlage. Het lijkt me verstandig dat uw cliënt met de bijlage in de hand contact met de ING opneemt.”

1.10 Op 1 april 2019 heeft verweerster klager en de nicht namens de broer doen dagvaarden voor de rechtbank en in het incident gevorderd klager te veroordelen bepaalde stukken aan de broer te verstrekken, alsmede een voorschot op de nalatenschap van € 100.000,- en in de hoofdzaak onder meer de verdeling van de nalatenschap van de moeder te gelasten.

1.11 Op 2 april 2019 heeft de advocaat van klager verweerster een brief met bijlagen toegestuurd. Bij e-mail van 5 april 2019 heeft verweerster de advocaat van klager meegedeeld dat een aantal van de door haar gevraagde stukken ontbreken en hem verzocht haar die stukken, waaronder aangiftes inkomstenbelasting en bankafschriften, alsnog toe te sturen.

1.12 Op 11 april 2019 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.

a) Verweerster heeft Gedragsregel 1 lid 1 geschonden door beslag te leggen op de privégelden van klager, door hem uit te lachen tijdens een telefoongesprek, door beslag te leggen op een bedrag van € 424.000,- terwijl het overduidelijk is dat dit disproportioneel is en door cynische opmerkingen te maken over “de € 14.000,- van klagers nicht”.

b) Verweerster heeft Gedragsregel 1 lid 2 geschonden.

c) Verweerster heeft Gedragsregel 1 lid 3 geschonden doordat zij de privacyregels niet in acht neemt.

d) Verweerster heeft Gedragsregel 1 lid 4 geschonden door haar cowboy gedrag.

e) Verweerster heeft Gedragsregel 2 lid 2 geschonden doordat zij niet eerst met klager in overleg is gegaan alvorens beslag te leggen.

f) Verweerster heeft Gedragsregel 3 lid 3 geschonden doordat zij de privacyregels niet in acht neemt.

g) Verweerster heeft Gedragsregel 5 geschonden door zonder overleg met klager beslag te leggen op de opbrengst van de verkoop van de woning en op de privérekeningen van klager.

h) Verweerster heeft Gedragsregel 6 lid 1 geschonden doordat er door haar toedoen onnodige kosten zijn gemaakt vanwege het onnodig procederen door verweerster.

i) Verweerster heeft Gedragsregel 6 lid 2 geschonden door beslag te leggen zonder dat van tevoren aan te kondigen.

j) Verweerster heeft Gedragsregel 7 geschonden door zich onnodig grievend over klager uit te laten.

k) Verweerster heeft Gedragsregel 8 geschonden door in de dagvaarding onjuiste feiten op te nemen.

l) Verweerster heeft Gedragsregel 12 geschonden.

m) Verweerster heeft Gedragsregel 14 lid 1 geschonden.

n) Verweerster heeft Gedragsregel 16 lid 3 geschonden.

o) Verweerster heeft Gedragsregel 20 lid 2 geschonden door het verzoekschrift tot het leggen van conservatoir beslag niet aan de advocaat van klager te sturen en daarover geen contact met hem te hebben.

p) Verweerster heeft Gedragsregel 24 geschonden.

q) Verweerster heeft Gedragsregel 25 lid 1 geschonden.

3 VERWEER

3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING

4.1 De klacht ziet op het handelen en/of nalaten van verweerster als advocaat van de wederpartij van klager. Uitgangspunt is dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Die vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

Klachtonderdelen a) en b)

4.2 Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

4.3 Klager verwijt verweerster dat zij Gedragsregel 1 lid 1 en lid 2 heeft geschonden. Daarin is bepaald dat de advocaat gehouden is tot betamelijke beroepsuitoefening gelet op zijn bijzondere positie in het rechtsbestel en dat deze plicht jegens zijn cliënt, de overige betrokkenen bij de rechtspleging en zijn beroepsgroep geldt en haar grondslag vindt in het belang van een goede rechtsbedeling.

4.4 Verweerster heeft aangevoerd dat zij, als gevolg van het feit dat klager handelend als executeur en erfgenaam in de nalatenschap, voorschotten uitkeerde aan de nicht en zichzelf terwijl er nog geen boedelbeschrijving was opgesteld en verstrekt aan de broer en het daarnaast onduidelijk was of er überhaupt aangifte erfbelasting was gedaan, op verzoek van de broer conservatoir beslag heeft laten leggen op de kwaliteitsrekening van de notaris, de ervenrekening en de rekening van klager. Het handelen van klager als executeur voldeed niet aan hetgeen van hem verwacht mocht worden. Daarbij gebruikte hij de ervenrekening voor allerlei transacties. De broer kende de omvang van de nalatenschap niet en het feit dat klager al allerlei voorschotten aan zichzelf had uitgekeerd maakte dat de broer eveneens beslag wilde leggen op de privérekening(en) van klager. Het is onjuist dat er beslag is gelegd op het volledige bedrag van € 424.000,-. Er is beslag gelegd voor 1/3 deel van de op dat moment voor de broer bekende omvang van de nalatenschap plus 30% conform de beslagsyllabus. Aangezien het deelgenotenbeslag betreft, wordt daarmee het volledige bedrag geblokkeerd. Verweerster heeft klager niet uitgelachen aan de telefoon. Verweerster heeft evenmin een cynische opmerking gemaakt over de nicht. Verweerster heeft, nadat er beslag was gelegd, een bericht gekregen dat als gevolg van het beslag de nicht een bedrag van 14.000,- - kennelijk de waarborgsom voor de door haar gekochte woning – niet kon voldoen. Verweerster heeft de advocaat van klager en de nicht meegedeeld dat als dat inderdaad het geval was, zij daarvan bewijsstukken wilde ontvangen zodat zij dat met de broer kon bespreken. Verweerster heeft hierop niets meer vernomen. Zij heeft hierover de opmerking gemaakt dat het haar kennelijk gelukt is om het bedrag op een andere wijze te voldoen dan wel dat het (nog) niet voldaan hoefde te worden, aldus nog steeds verweerster.

4.5 De voorzitter overweegt als volgt. Gelet op het gemotiveerde verweer van verweerster, dat klager niet althans onvoldoende heeft weersproken, is niet gebleken dat verweerster Gedragsregel 1 lid 1 en/of lid 2 heeft geschonden. Verweerster heeft betwist dat zij klager aan de telefoon heeft uitgelachen. Nu klager dit niet heeft onderbouwd met bewijsstukken is niet vast te stellen dat verweerster klager aan de telefoon heeft uitgelachen, nog daargelaten of dit tuchtrechtelijk verwijtbaar zou zijn. Verweerster heeft voorts toegelicht waarom zij namens en in het belang van de broer verschillende conservatoire beslagen heeft laten leggen. Anders dan klager stelt is er geen beslag gelegd op de volledige verkoopopbrengst van de woning van de moeder, maar slechts op een gedeelte daarvan. Dat dit beslag disproportioneel is, is niet gebleken. Verweerster heeft verder toegelicht welke opmerking zij over de nicht heeft gemaakt. Die opmerking is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klachtonderdelen a) en b) zijn dan ook kennelijk ongegrond.

Klachtonderdelen c) en f)

4.6 Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

4.7 Klager verwijt verweerster dat zij Gedragsregel 1 lid 3 en Gedragsregel 3 lid 3 heeft geschonden. In Gedragsregel 1 lid 3 is bepaald dat de advocaat zich in al zijn handelen laat leiden door de kernwaarden van zijn beroep en in acht neemt de voor hem geschreven wettelijke bepalingen en verordeningen, de inhoud van zijn eed of belofte en de verplichtingen die voortvloeien uit de opdrachtrelatie met zijn cliënt. In Gedragsregel 3 lid 3 is bepaald dat het de advocaat vrij staat vertrouwelijk verkregen kennis naar buiten toe te gebruiken indien is voldaan aan de drie in die Gedragsregel genoemde voorwaarden.

4.8 De voorzitter overweegt als volgt. De verwijten die klager verweerster in deze klachtonderdelen maakt zien op privacywetgeving. In zijn klacht heeft klager geschreven dat hij deze klachten “er voor de lol heeft bijgezet”. Voor zover klager hierover daadwerkelijk wenst te klagen geldt dat hij niet heeft onderbouwd waaruit de schending van de privacywetging door verweerster zou bestaan. Bovendien is het niet aan de tuchtrechter maar aan de civiele rechter om te beoordelen of verweerster al dan niet heeft voldaan aan de privacywetgeving. Klachtonderdelen c) en f) zijn eveneens kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel d)

4.9 Klager verwijt verweerster in dit klachtonderdeel dat zij Gedragsregel 1 lid 4 heeft geschonden. Daarin is bepaald dat de advocaat zich zodanig dient te gedragen dat het vertrouwen in de advocatuur, noch in zijn eigen beroepsuitoefening wordt geschaad. Klager heeft dit klachtonderdeel niet onderbouwd. Dit klachtonderdeel is daarom kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel e)

4.10 In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerster dat zij Gedragsregel 2 lid 2 heeft geschonden. Daarin is bepaald dat het belang van de cliënt, geen enkel ander belang, de wijze waarop de advocaat zijn zaak behandelt bepaalt.

4.11 De voorzitter overweegt als volgt. Verweerster heeft toegelicht dat het in het belang van de broer was om conserverende maatregelen te nemen om te voorkomen dat klager de beschikking zou krijgen over de gehele verkoopopbrengst van de woning. Het eerst overleggen met klager en/of de advocaat van klager was niet in het belang van de broer. Gelet op deze toelichting, die door klager niet althans onvoldoende is betwist, heeft verweerster Gedragsregel 2 lid 2 niet geschonden. Ook klachtonderdeel e) is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel g)

4.12 Klager verwijt verweerster in dit klachtonderdeel dat zij Gedragsregel 5 heeft geschonden. Daarin is bepaald dat de advocaat voor ogen dient te houden dat een regeling in der minne veelal de voorkeur verdient boven een proces.

4.13 De voorzitter overweegt als volgt. Verweerster heeft terecht aangevoerd dat Gedragsregel 5 geen absolute verplichting inhoudt om een geschil in der minne te regelen. Een advocaat kan daartoe dan ook niet worden verplicht. Bovendien volgt uit de e-mail van verweerster aan de advocaat van klager van 26 maart 2019 (zie 1.8) dat zij de mogelijkheid tot een minnelijke regeling open heeft gehouden. Klachtonderdeel g) is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdelen h) en i)

4.14 Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

4.15 Klager verwijt verweerster dat zij Gedragsregel 6 lid 1 en lid 2 heeft geschonden. Daarin is bepaald dat de advocaat een doelmatige behandeling van de zaak nastreeft en in het oog houdt dat ook ten laste van een wederpartij of andere betrokkenen geen onnodige kosten worden gemaakt en dat de advocaat gehouden is, alvorens hij overgaat tot het nemen van rechtsmaatregelen en in het bijzonder tot het nemen van executiemaatregelen, zijn wederpartij of, zo deze wordt bijgestaan door een advocaat, die advocaat van zijn voornemen kennis te geven, tenzij in het uitzonderlijke geval dat een bijzonder belang van de cliënt zich daar kennelijk tegen verzet.

4.16 De voorzitter overweegt als volgt. Verweerster heeft betwist dat zij onnodig een procedure aanhangig heeft gemaakt. Volgens de broer nam klager zijn taken als executeur niet behoorlijk waar. Op grond van het testament had de executeur binnen zes maanden na het overlijden een deugdelijke boedelbeschrijving moeten opstellen en dient hij jaarlijks en bij het einde van het beheer rekening en verantwoording af te leggen. Dit alles was niet gebeurd. Klager heeft dit niet althans onvoldoende betwist. Verweerster heeft verder terecht aangevoerd dat het leggen van conservatoir beslag buiten het bereik van Gedragsregel 6 lid 2 valt, omdat de advocaat in dat geval zijn handen vrij moet hebben om ten behoeve van het behartigen van het belang van zijn cliënt snel maatregelen met een tijdelijk karakter te nemen, zonder dit aan de wederpartij aan te kondigen. Dat verweerster het beslag niet vooraf heeft aangekondigd valt haar dan ook niet tuchtrechtelijk te verwijten. Klachtonderdelen h) en i) zijn kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel j)

4.17 In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerster dat zij Gedragsregel 7 heeft geschonden. Daarin is bepaald dat de advocaat zich niet onnodig grievend dient uit te laten.

4.18 De voorzitter overweegt als volgt. Verweerster heeft betwist dat zij zich onnodig grievend over klager heeft uitgelaten. Klager heeft dit verwijt verder niet onderbouwd (afgezien van het uitlachen aan de telefoon waarover hiervoor bij de beoordeling van klachtonderdeel a) al is geoordeeld), zodat ook klachtonderdeel j) kennelijk ongegrond is.

Klachtonderdeel k)

4.19 Klager verwijt verweerster in klachtonderdeel k) dat zij Gedragsregel 8 heeft geschonden. Daarin is bepaald dat de advocaat zich zowel in als buiten rechte dient te onthouden van het verstrekken van feitelijke informatie waarvan hij weet, althans behoort te weten, dat die onjuist is.

4.20 De voorzitter overweegt als volgt. Verweerster heeft terecht aangevoerd dat zij bij het opstellen van de dagvaarding af mocht gaan op de informatie die zij van haar cliënt kreeg. Dat zij aanleiding had om te twijfelen aan de juistheid van die informatie heeft klager niet gesteld en dat is evenmin gebleken. Klachtonderdeel k) is eveneens kennelijk ongegrond.

Klachtonderdelen l), m) en n)

4.21 Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

4.22 Klager verwijt verweerster in deze klachtonderdelen dat zij Gedragsregels 12, 14 lid 1 en 16 lid 3 heeft geschonden. Verweerster heeft terecht aangevoerd dat deze gedragsregels zien op de verhouding tussen de advocaat en de cliënt. Daarover kan klager als wederpartij niet klagen. Klachtonderdelen l), m) en n) zijn kennelijk niet-ontvankelijk.

Klachtonderdeel o)

4.23 In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerster dat zij Gedragsregel 20 lid 2 heeft geschonden. Daarin is bepaald dat de advocaat voorkomt dat de rechter kennisneemt van stellingen of informatie waarvan gedurende de behandeling van de zaak de wederpartij niet tijdig en deugdelijk heeft kunnen kennisnemen.

4.24 De voorzitter overweegt als volgt. Verweerster heeft terecht aangevoerd dat deze gedragsregel ziet op procedures op tegenspraak en dat een verzoekschrift tot het leggen van conservatoir beslag geen procedure op tegenspraak betreft. Het valt verweerster dan ook niet tuchtrechtelijk te verwijten dat zij het verzoekschrift (met de bijlagen) niet aan (de advocaat van) klager heeft gestuurd. Klachtonderdeel o) is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel p)

4.25 Klager verwijt verweerster dat zij Gedragsregel 24 heeft geschonden. Daarin is bepaald dat in het belang van de rechtzoekenden en van de advocatuur in het algemeen advocaten streven naar een onderlinge verhouding die berust op welwillendheid en vertrouwen.

4.26 De voorzitter overweegt als volgt. Voor zover klager met dit klachtonderdeel bedoelt dat verweerster Gedragsregel 24 heeft geschonden door voorafgaand aan het leggen van de beslagen geen overleg te voeren met (de advocaat van) klager geldt dat, zoals hiervoor bij de beoordeling van klachtonderdeel e) reeds is overwogen, het voeren van overleg niet in het belang van de broer was. Ook klachtonderdeel p) is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel q)

4.27 Klager verwijt verweerster tot slot dat zij Gedragsregel 25 lid 1 heeft geschonden. Daarin is bepaald dat de advocaat zich met een partij betreffende een aangelegenheid, waarin deze naar hij weet door een advocaat wordt bijgestaan, niet anders in verbinding stelt dan door tussenkomst van die advocaat, tenzij deze laatste hem toestemming geeft rechtstreeks met die partij in verbinding te treden.

4.28 De voorzitter overweegt als volgt. Verweerster heeft aangevoerd dat het klager is die constant rechtstreeks contact met haar opneemt door middel van het sturen van een grote hoeveelheid e-mails in korte tijd. Vanaf het moment dat de advocaat van klager verweerster heeft bericht (weer) voor klager op te treden heeft verweerster zich tot haar gewend. Klager heeft dit niet althans onvoldoende betwist, zodat ook klachtonderdeel q) kennelijk ongegrond is.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

klachtonderdelen l), m) en n), met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk,

de overige klachtonderdelen, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. C. Kraak, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 20 april 2020

Griffier Voorzitter

Verzonden op 20 april 2020 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.