ECLI:NL:TADRAMS:2020:294 Raad van Discipline Amsterdam 20-843/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2020:294
Datum uitspraak: 21-12-2020
Datum publicatie: 28-12-2020
Zaaknummer(s): 20-843/A/A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in alle onderdelen kennelijk ongegrond. Geen sprake van onnodig grievende uitlatingen. Niet gebleken van list en bedrog of schending van de privacy van klager.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  21 december 2020

in de zaak 20-843/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

gemachtigde: mr. L. van den Heuvel

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 5 november 2020 met kenmerk 2019-1013473/EJH/AvO, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 7. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de brief met bijlagen van klager aan de raad van 13 november 2020.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klager was sinds 1994 als docent verbonden aan de Fontys Economische Hogeschool te Tilburg (hierna: Fontys). Verweerder heeft namens Fontys bij het UWV een ontslagaanvraag ingediend, nadat klager twee jaar arbeidsongeschikt was geweest. Fontys heeft het dienstverband met klager met toestemming van het UWV opgezegd tegen 1 mei 2019.

1.2    Verweerder heeft namens Fontys een kortgedingprocedure tegen klager aanhangig gemaakt vanwege uitlatingen die klager over Fontys op het internet deed. Op 22 mei 2019 heeft de zitting plaatsgevonden. Op de zitting hebben klager en Fontys een schikking getroffen. Klager en Fontys hebben onder meer afgesproken dat klager niet langer de naam Fontys en die van haar medewerkers in zijn publicaties noemt, dat klager stopt met beschuldigingen jegens Fontys met termen ter aanduiding van strafbare feiten of termen die daar synoniem voor staan en dat klager zijn voorgenomen publicaties eerst ter beoordeling zal voorleggen aan de secretaris van het College van Bestuur van Fontys.

1.3    Bij vonnis van 25 september 2019 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) klager op straffe van een dwangsom veroordeeld tot nakoming van de op de zitting van 22 mei 2019 gesloten vaststellingsovereenkomst.

1.4    Op 30 september 2019 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

1.5    Bij vonnis van 1 oktober 2019 heeft de rechtbank de vordering van klager tot een billijke vergoeding met betrekking tot de opgezegde arbeidsovereenkomst afgewezen en klager veroordeeld in de proceskosten. Verweerder heeft Fontys ook in deze procedure bijgestaan.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.

a)    Verweerder heeft zich lasterlijk en denigrerend over klager uitgelaten.

b)    Verweerder weigert om de vaststellingsovereenkomst procedureel goed uit te voeren.

c)    Verweerder pleegt list en bedrog.

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    De klacht ziet op het handelen en/of nalaten van verweerder als advocaat van de wederpartij. Uitgangspunt is dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt verder dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

Klachtonderdeel a)

4.2    Klager verwijt verweerder dat hij zich lasterlijk en denigrerend over klager heeft uitgelaten. Meer specifiek verwijt klager verweerder dat deze heeft gezegd dat klager wispelturig is, dat klager geen verstand heeft van accountancy, dat de klachten van klager geen kans van slagen hebben en dat klager alleen klaagt uit eigenbelang en winstbejag.

4.3    De voorzitter overweegt als volgt. Daargelaten dat verweerder heeft betwist dat hij klager wispelturig heeft genoemd of heeft gezegd dat klager geen verstand heeft van accountancy, zijn de door klager genoemde uitlatingen van verweerder niet als grievend, laat staan als onnodig grievend aan te merken. Klachtonderdeel a) is dan ook kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel b)

4.4    In klachtonderdeel b) verwijt klager verweerder dat hij weigert om de vaststellings-overeenkomst procedureel goed uit te voeren. Volgens klager mag alleen de secretaris van het bestuur van Fontys kritiek leveren op de vooraf ter inzage gegeven publicaties van klager.

4.5    Verweerder heeft als verweer aangevoerd dat klager op grond van de vaststellingsovereenkomst zijn publicaties ter beoordeling dient voor te leggen aan Fontys. Fontys heeft verweerder gevraagd als haar gemachtigde de dialoog met klager te voeren en verweerder heeft die opdracht aanvaard.

4.6    De voorzitter overweegt als volgt. Nergens blijkt uit dat verweerder niet als gemachtigde van Fontys zou mogen reageren op de vooraf ter inzage gegeven publicaties van klager. Ook klachtonderdeel b) is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel c)

4.7    Klager verwijt verweerder tot slot dat hij list en bedrog pleegt. Volgens klager doet verweerder dat onder meer door het woord “uitsluitend” weg te laten bij “uitsluitend herleidbaar tot Fontys”, door te weigeren de door klager aangeleverde publicaties (binnen drie dagen) te beoordelen, door te beweren dat Fontys nooit documenten achterhoudt, door te beweren dat allerlei publicaties nog op het internet staan terwijl die al ruim voor het aanvragen van het kort geding waren verwijderd, door te beweren dat er een cursus voor de vrouw van klager zou zijn betaald terwijl verweerder wist dat dit niet zo was, door te stellen dat er altijd een nieuwe overeenkomst wordt gemaakt bij verandering van de inhoud van een functie en door te stellen dat klager geen verstand heeft van marketing, geen ervaring heeft met het begeleiden van stagiaires en niet goed zou functioneren.

4.8    De voorzitter overweegt als volgt. De door klager genoemde voorbeelden van het door hem gestelde list en bedrog dat verweerder zou hebben gepleegd, betreffen vrijwel allemaal inhoudelijke standpunten waarover partijen kennelijk van mening verschillen. Het is niet aan de tuchtrechter maar aan de civiele rechter om daarover te oordelen. Dat verweerder feiten heeft geponeerd waarvan hij wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat die onjuist waren, heeft klager onvoldoende onderbouwd en is ook niet gebleken. Daarbij geldt dat verweerder, zoals hiervoor in 4.1 is overwogen, mag afgaan op de juistheid van het feitenmateriaal dat zijn cliënte hem verstrekt en slechts in uitzonderingsgevallen is gehouden de juistheid daarvan te verifiëren. Dat van een dergelijk uitzonderingsgeval sprake is, is niet gebleken.

4.9    Voor zover klager er ook over klaagt dat verweerder in de procedure over de billijke vergoeding een voorgenomen publicatie van klager (met daarbij een foto van klager) als productie heeft overgelegd waarmee hij de privacy van klager heeft geschonden, geldt het volgende. Met verweerder is de voorzitter van oordeel dat nergens uit blijkt dat ten aanzien van de publicaties van klager vertrouwelijkheid geldt. Bovendien heeft verweerder onbetwist gesteld dat klager zijn bezwaren tegen het overleggen van de publicatie tot tweemaal toe aan de orde heeft gesteld in procedures bij twee verschillende rechters, die allebei hebben aangegeven geen enkel kwaad te zien in het overleggen van de productie.

4.10    De conclusie uit het voorgaande is dat ook klachtonderdeel c) kennelijk ongegrond is.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.H. Dubois, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 21 december 2020.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op 21 december 2020 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.