ECLI:NL:TADRAMS:2020:270 Raad van Discipline Amsterdam 20-794/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2020:270
Datum uitspraak: 30-11-2020
Datum publicatie: 08-12-2020
Zaaknummer(s): 20-794/A/NH
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in overige hoedanigheden
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in de periode vóórdat verweerder als advocaat beëdigd was. Een klacht kan uitsluitend behandeld worden en ontvankelijk zijn als die ziet op gedragingen die de advocaat heeft verricht in de periode dat hij advocaat was. De klacht is derhalve kennelijk niet-ontvankelijk.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van 30 november 2020

in de zaak 20-794/A/NH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) van 16 oktober 2020 met kenmerk ks/re/20-257/1219843, door de raad ontvangen op 16 oktober 2020, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 16.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klager is verwikkeld in een arbeidsgeschil met zijn werkgever. In dat kader is klager bijgestaan door mr. W. Verweerder is als juridisch medewerker (werkzaam bij het kantoor van mr. W) betrokken geweest in die zaak.

1.2    Op 20 juni 2019 heeft een hoorzitting plaatsgevonden, waarbij verweerder klager heeft bijgestaan als gemachtigde.

1.3    Op 11 juli 2019 heeft de rechtbank beschikking gewezen.

1.4    Eind juli 2019 heeft er een bespreking plaatsgevonden tussen klager, mr. W en verweerder. Vervolgens heeft verweerder zijn werkzaamheden voor klager beëindigd.

1.5    Op 26 februari 2020 is verweerder beëdigd als advocaat.

1.6    Op 22 juli 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.

a)    Verweerder heeft klager, zonder voorafgaand overleg, bij een hoorzitting op 20 juni 2019 bijgestaan in plaats van mr. W;

b)    Verweerder heeft bij de hoorzitting niet het woord namens klager gevoerd en niet geciteerd uit het verweerschrift dat door mr. W was opgesteld;

c)    Verweerder heeft gefraudeerd om de beslissing van de rechter te beïnvloeden, zodat klager de zaak zou verliezen;

d)    Verweerder heeft tegen klager gelogen.

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    De voorzitter zal eerst beoordelen of het handelen van verweerder onder het bereik van het voor advocaten geldende tuchtrecht kan worden gebracht. De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in de periode vóórdat verweerder als advocaat beëdigd was. Een klacht kan uitsluitend behandeld worden en ontvankelijk zijn als die ziet op gedragingen die de advocaat heeft verricht in de periode dat hij advocaat was. De klacht is derhalve kennelijk niet-ontvankelijk.

4.2    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. C. Kraak, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. P.J. Verdam als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 november 2020.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op: 30 november 2020 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.