ECLI:NL:TADRAMS:2020:263 Raad van Discipline Amsterdam 20-767/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2020:263
Datum uitspraak: 23-11-2020
Datum publicatie: 03-12-2020
Zaaknummer(s): 20-767/A/A
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij (verweerder sub 1) en het advocatenkantoor waar verweerder sub 1 werkzaam is (verweerder sub 2). Klacht voor zover gericht tegen verweerder sub 2 kennelijk niet-ontvankelijk. Klacht voor zover gericht tegen verweerder sub 1 in alle onderdelen kennelijk ongegrond. Niet gebleken dat verweerder grenzen van de hem toekomende vrijheid heeft overschreden.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van 23 november 2020

in de zaak 20-767/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klagers

over:

verweerders

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 13 oktober 2020 met kenmerk 1105564, door de raad ontvangen op 13 oktober 2020, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 12.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klagers zijn verwikkeld in een geschil met De Alliantie. De Alliantie wordt bijgestaan door verweerder sub 1, werkzaam bij verweerder sub 2 (advocatenkantoor).

1.2    Klagers zijn een kort geding procedure tegen De Alliantie gestart. Verweerder heeft namens De Alliantie verweer gevoerd.

1.3    Op 27 maart 2020 hebben klagers bij de deken een klacht ingediend over verweerders.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klagers verwijten verweerders het volgende.

a)    Verweerder sub 1 heeft zich in zijn verweerschrift onjuist en grof opgesteld jegens klagers en hen belachelijk gemaakt;

b)    Verweerder sub 1 komt over als een mentaal onstabiel persoon;

c)    Verweerder sub 1 en zijn cliënte tasten de rechten en belangen van klagers aan;

d)    Verweerder sub 1 meldt op zijn kantoorwebsite dat hij werkzaam is geweest als griffier bij de rechtspraak, waardoor de rechterlijke onafhankelijkheid en onpartijdigheid zijn aangetast.

3    VERWEER

3.1    Verweerders hebben tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    De voorzitter overweegt allereerst dat, voor zover de klacht is gericht tegen verweerder sub 2 (het advocatenkantoor waar verweerder sub 1 werkzaam is), vooropgesteld dient te worden dat het tuchtrecht voor advocaten ziet op klachten over het handelen van een individuele advocaat. Enkel indien het gedrag waarover wordt geklaagd alle leden van een maatschap of alle bestuurders van een besloten vennootschap kan worden aangerekend, kan de klacht worden ontvangen als gericht tegen de individuele leden van de maatschap of bestuurders van de besloten vennootschap. Dit laatste is niet gebleken, zodat de klacht, voor zover gericht tegen verweerder sub 2, kennelijk niet-ontvankelijk is. De voorzitter zal hierna inhoudelijk ingaan op de klacht voor zover deze is gericht tegen verweerder sub 1.

Ad klachtonderdeel a)

4.2    Klagers verwijten verweerder sub 1 dat hij zich in zijn verweerschrift onjuist en grof heeft opgesteld jegens klagers en hen belachelijk heeft gemaakt. Ter toelichting voeren klagers aan dat verweerder sub 1 selectief de woorden van klagers uit e-mails citeert en bespottelijk makend “bespreekt” in zijn verweerschrift. Ook heeft verweerder sub 1 de door klagers ingebrachte medische verklaring bespot, aldus steeds klagers.

4.3    Verweerder sub 1 betwist een en ander. Verweerder sub 1 voert aan dat hij verweer heeft gevoerd op basis van de stukken die cliënte hem heeft verschaft en die verweerder sub 1 voor juist houdt. Verweerder sub 1 betwist dat hij in zijn verweer iemand belachelijk zou hebben gemaakt. De zaak betreft voor een belangrijk deel de wijze waarop klager medewerkers van cliënte heeft bejegend. Om die reden is in het verweerschrift geciteerd uit e-mails die klager aan De Alliantie heeft gestuurd. Van alle berichten waaruit is geciteerd, is een afschrift aan het verweerschrift gehecht. Aan de medische verklaring is geen woord gewijd. De door klagers gemaakte verwijten zijn onterecht, aldus steeds verweerder sub 1.

4.4    De voorzitter overweegt als volgt. Een advocaat komt een grote vrijheid toe de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Die vrijheid mag niet worden beknot ten gunste van de tegenpartij, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze door het optreden van de advocaat zouden worden geschaad. Dat daarvan sprake zou zijn is de voorzitter niet gebleken. Klagers hebben dat, tegenover het verweer van verweerder sub 1, onvoldoende onderbouwd. Klachtonderdeel a) is kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.5    Klagers verwijten verweerder sub 1 dat hij overkomt als een mentaal onstabiel persoon.

4.6    Verweerder sub 1 voert aan dat onduidelijk is op welk gedrag klagers doelen, en evenmin waarom dat tuchtrechtelijk verwijtbaar zou zijn.

4.7    De voorzitter overweegt dat, nog daargelaten of vaststelling van hetgeen verweerder sub 1 in dit klachtonderdeel wordt verweten ook tot het oordeel zou kunnen leiden dat verweerder sub 1 tuchtrechtelijk iets te verwijten valt, klagers dit klachtonderdeel – tegenover het verweer van verweerder sub 1 – onvoldoende hebben onderbouwd. Klachtonderdeel b) is kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

4.8    Klagers verwijten verweerder sub 1 dat hij en zijn cliënte de rechten en belangen van klagers aantasten. Ter toelichting voeren klagers onder meer aan dat verweerder sub 1 zonder hun toestemming in het verweerschrift is overgegaan tot het aanhalen van hun voornamen. Voorts zijn klagers op hun huisadres lastiggevallen met iets wat niet uitvoerbaar bij voorraad was verklaard. Ook medewerkers van de cliënte van klagers hebben klagers lastiggevallen. Klagers vermoeden dat dit uit racistische motieven is gebeurd. In het verweerschrift staat dat er wegens hun “achtergrond en temperament” bezwaren tegen klagers bestaan, aldus steeds klagers.

4.9    Verweerder sub 1 betwist een en ander. Verweerder sub 1 voert aan dat hij in het verweerschrift de voornamen van klagers heeft gebruikt omdat hij hen ook afzonderlijk dient aan te duiden en het gebruik van de voornamen de leesbaarheid ten goede komt (klagers hebben dezelfde achternaam). Nadat de advocaat van klagers zich had onttrokken, heeft verweerder sub 1 klagers op 11 mei 2020 verzocht de proceskosten te betalen. Het klopt dat het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad was verklaard, maar klagers zijn pas op 13 mei 2020 in hoger beroep gegaan. Verweerder sub 1 had nog geen deurwaarder ingeschakeld en tot dat moment was het vonnis executabel. Voorts staat een hoger beroep niet in de weg aan een verzoek te voldoen aan een door de rechter in eerste aanleg uitgesproken veroordeling. Verweerder sub 1 betwist dat hij zou hebben gesteld dat er bezwaren tegen klagers bestaan wegens hun achtergrond en temperament. Verweerder sub 1 heeft geschreven dat zijn cliënte van mening is dat ook personen die, net als klager, menen dat zij reden hebben om boos te zijn, gehouden zijn zich op een fatsoenlijke wijze uit te drukken, maar dat daarin een marge zit omdat nu eenmaal niet iedereen hetzelfde is qua achtergrond en temperament. Van racistische motieven is geen sprake. Klagers kunnen voorts niet klagen over handelingen die zijn cliënte betreffen, aldus steeds verweerder sub 1.

4.10    De voorzitter overweegt als volgt. Verweerder sub 1 kan niet zonder meer tuchtrechtelijk verantwoordelijk worden gehouden voor de handelingen van zijn cliënte. Voorts geldt dat aan een advocaat een grote vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Die vrijheid mag niet worden beknot ten gunste van de tegenpartij, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze door het optreden van de advocaat zouden worden geschaad. Dat daarvan sprake zou zijn is de voorzitter niet gebleken. Verweerder sub 1 mocht klagers in het verweerschrift aanhalen bij hun voornaam, hij hoefde daarvoor niet eerst toestemming te vragen aan klagers. Voorts stond het verweerder sub 1 vrij klagers te verzoeken de proceskosten te betalen. Klachtonderdeel c) is kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel d)

4.11    Klagers verwijten verweerder sub 1 dat hij op zijn kantoorwebsite meldt dat hij werkzaam is geweest als griffier bij de rechtspraak, waardoor de rechterlijke onafhankelijkheid en onpartijdigheid zijn aangetast.

4.12    Verweerder sub 1 voert aan dat het jammer is en in zijn ogen onterecht dat klagers weinig vertrouwen hebben in de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, maar dat dit geen klacht is die ze tegen verweerder sub 1 kunnen richten.

4.13    De voorzitter overweegt dat het feit dat verweerder sub 1 op zijn kantoorwebsite meldt dat hij werkzaam is geweest als griffier bij de rechtspraak niet kan leiden tot de conclusie dat sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Het betreft een vermelding in het kader van een korte beschrijving van de loopbaan van verweerder. De voorzitter deelt de angst van klagers dat daardoor de rechterlijke onafhankelijkheid en onpartijdigheid zouden worden aangetast niet. Klachtonderdeel d) is kennelijk ongegrond.

4.14    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom in alle onderdelen kennelijk niet-ontvankelijk verklaren voor zover deze is gericht tegen verweerder sub 2, en in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaren voor zover deze is gericht tegen verweerder sub 1.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, voor zover gericht tegen verweerder sub 2, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk niet-ontvankelijk;

de klacht, voor zover gericht tegen verweerder sub 1, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. P.J. Verdam als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 november 2020.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op: 23 november 2020 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.