ECLI:NL:TADRAMS:2020:246 Raad van Discipline Amsterdam 20-544/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2020:246
Datum uitspraak: 02-11-2020
Datum publicatie: 20-11-2020
Zaaknummer(s): 20-544/A/A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ongegronde klacht over eigen advocaat. Verweerder is bij het factureren ten aanzien van het bedrag van het griffierecht vooruitgelopen op de informatie van de website van de rechtspraak. Dit is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Dit geldt eveneens voor het verwijt van klager dat hij geen factuur heeft ontvangen. Ingeval van een rekening-courantverhouding met gerechten wordt een factuur niet verzonden.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 2 november 2020

in de zaak 20-544/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 13 maart 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 16 juli 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1100202/EJH/YH van de deken ontvangen.

1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 28 september 2020. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. Tevens was mr. D, kantoorgenoot van verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 8. Ook heeft de raad kennisgenomen van verweerders e-mails met bijlagen van 14 en 28 september 2020. 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2    Klager is als bewindvoerder door de kantonrechter ontslagen. Hij is door de opvolgend bewindvoerder door middel van een verzoekschriften/schadestaatprocedure aansprakelijk gesteld voor schade voortvloeiend uit zijn bewind. Klager had daarnaast een geschil met zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar Markel Insurance SE (hierna: Markel) over de dekking van die schade. Klager heeft voor die schade ook geprocedeerd tegen de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar, HDI Global SE (hierna: HDI), van zijn financieel adviseur Online Financiële Diensten B.V (hierna: Online FD). Verweerder heeft klager in deze geschillen bijgestaan.

2.3    Blijkens een proces-verbaal van een zitting van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam van 23 april 2019 zijn klager en Markel onder meer overeengekomen dat Markel aan klager een bedrag van € 4.000,- zal overmaken.

2.4    Uit een dagvaarding van 13 januari 2020 blijkt dat de daarin genoemde gerechtsdeurwaarder bij Martin Willem Velthoven als gerechtsdeurwaarder gevestigd te Rotterdam, HDI en Online FD heeft gedagvaard om op 17 januari 2020 ter zitting van de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland te verschijnen. Deze dagvaarding is voorzien van een stempel van Velthoven Gerechtsdeurwaarders.

2.5    In een e-mail van Bosveld Incasso en Gerechtsdeurwaarders van 13 januari 2020 om 9.17 uur aan verweerder staat onder meer:

“De dagvaarding zal conform uw opdracht worden betekend voor 12.00 uur hedenmiddag, ENKEL aan gedaagde 1, Online Financiële Diensten B.V.” In deze e-mail staat het dossiernummer L0200023 vermeld.”

2.6    Uit een dagvaarding van (eveneens) 13 januari 2020 blijkt dat een kandidaat gerechtsdeurwaarder werkzaam ten kantore van Ben van Zanten, gerechtsdeurwaarder met als vestigingsplaats  Amersfoort, op 13 januari 2020 Online Financiële Diensten B.V. heeft gedagvaard om op 17 januari 2020 te verschijnen ter zitting van de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland. De dagvaarding is voorzien van het nummer L0200023.

2.7    Verweerder heeft blijkens een declaratienota van 14 januari 2020 een bedrag van € 499,- voor griffierecht alsmede de kosten van het betekenen van dagvaardingen aan Online FD en HDI in rekening gebracht.

2.8    Blijkens een e-mail van een medewerker van de rechtbank Midden-Nederland van 30 maart 2020 aan klager, heeft deze medewerker meegedeeld dat een bedrag van € 83,- bij verweerder in rekening is gebracht. Bij “onderwerp” staat onder andere het zaaksnummer 8262106 vermeld.

2.9    Uit een afschrift van een rekening-courant van verweerders kantoor blijkt dat een bedrag van € 83,- in verband met een dagvaarding (kort geding) tussen klager en Online FD is gecrediteerd. Op 22 april 2020 is een bedrag van € 499,-  in verband met een dagvaarding tussen klager en Online FD in rekening gebracht. Bij beide bedragen staat het zaaksnummer 8262106 vermeld. 

2.10    Op de website www.rechtspraak.nl staat onder meer dat het griffierecht voor 2020 in dagvaardingszaken of verzoekschriften in zaken met een vordering, dan wel een verzoek met een beloop van meer dan € 12.500,-, voor natuurlijke personen € 499,- bedraagt.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder dat hij:

a)    teveel griffierecht en dagvaardingskosten in rekening heeft gebracht;

b)    pro forma hoger beroep in de schadestaatprocedure had kunnen instellen maar dit niet heeft gedaan.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING

5.1    De raad stelt voorop dat bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt rekening moet worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt dat de advocaat handelt met de zorgvuldigheid die in de gegeven omstandigheden van een behoorlijk handelend advocaat mag worden verwacht.

Klachtonderdeel a)

5.2    Klager heeft aangevoerd dat verweerder een bedrag van € 499,- voor griffiekosten in rekening heeft gebracht, terwijl de rechtbank een bedrag van € 83,- aan griffierecht  van de rekening van verweerder heeft afgeschreven. Klager verwijt verweerder voorts dat hij geen factuur heeft ontvangen.

5.3    Verweerder heeft aangevoerd dat hij bij het opstellen van de declaratienota is vooruitgelopen op de informatie op de website van de rechtspraak over het griffierecht dat in zaken met een vordering met een beloop van meer dan € 12.000, - het griffierecht voor natuurlijke personen € 499,- bedraagt. Hij heeft dat bedrag aan klager in rekening gebracht. 

5.4    De raad stelt vast dat op 21 april 2020 een bedrag van € 83,- van de rekening-courant van verweerders kantoor is gecrediteerd en dat op 22 april 22 april 2020 het griffierecht van € 499,- in rekening is gebracht. Volgens de informatie op de website van de rechtspraak (zie 2.10) gold in de zaak van klager een griffierecht van € 499,-. Klager heeft dit niet betwist. Dat verweerder op deze informatie vooruit is gelopen, is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Dit geldt eveneens voor het verwijt van klager dat hij geen factuur heeft ontvangen. Verweerders kantoor heeft een rekening-courantverhouding met de gerechten. In dat geval wordt het griffierecht nadat dit recht verschuldigd is geworden als betaald beschouwd. Een factuur wordt niet verzonden.   

5.5.    Klager heeft ter zitting van de raad nog toegelicht dat hij heeft betaald voor dagvaardingskosten van het gerechtsdeurwaarderskantoor Bosveld, maar dat de betreffende dagvaarding niet is betekend. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder met de in 2.5 en 2.6 genoemde nagezonden stukken voldoende aannemelijk gemaakt dat Bosveld de dagvaarding wel heeft betekend. Dit leidt tot de conclusie dat verweerder deze dagvaardingskosten in rekening heeft mogen brengen. Klachtonderdeel a) is ongegrond.

Klachtonderdeel b)

5.6    Klager heeft ter zitting van de raad gesteld dat achteraf is gebleken dat verweerder pro forma hoger beroep had kunnen instellen in de schadestaatprocedure. Verweerder heeft hiertegenover aangevoerd dat hij met klager heeft besproken dat de noodzaak hiervoor ontbrak en dat klager heeft ingestemd met het niet instellen van hoger beroep. Klager heeft dit niet betwist. Klachtonderdeel b) is gelet hierop dan ook ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart klachtonderdelen a) en b) ongegrond.

Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, voorzitter, mrs. M.  Middeldorp en A. de Groot   leden, bijgestaan door mr. G. Panday als griffier en uitgesproken in het openbaar op 2 november 2020.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 2 november 2020

mededelingen van de griffier ter informatie:

Verzending

Deze beslissing is in afschrift gelijktijdig verzonden.