ECLI:NL:TADRAMS:2020:179 Raad van Discipline Amsterdam 20-211/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2020:179
Datum uitspraak: 03-08-2020
Datum publicatie: 27-08-2020
Zaaknummer(s): 20-211/A/A
Onderwerp:
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ongegrond verzet

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van 3 augustus 2020

in de zaak 20-211/A/A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 30 maart 2020 op de klacht van:

klagers

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 1 november 2019 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 23 maart 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1030012/EJH/YH van de deken ontvangen.

1.3    Bij beslissing van 20 april 2020 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht niet-ontvankelijk verklaard. Deze beslissing is op 20 april 2020 verzonden aan partijen.

1.4    Op 29 april 2020 hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op diezelfde datum ontvangen.

1.5    Vanwege de coronamaatregelen heeft de mondelinge behandeling van het verzet plaatsgevonden via een videoconferentie op 6 juli 2020. Daarbij waren klager 1 en 2 en verweerder aanwezig.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift met bijlagen.

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

2.2    De uitspraak van de rechtbank dateert van 16 november 2016. Tot die tijd was verweerder de advocaat van klagers. Klagers hebben pas na de uitspraak kennis genomen van het handelen van verweerder. Zij zijn gebeld door een advocaat die hen heeft meegedeeld dat verweerder te weinig kennis heeft van swap/rentederivaten. De voorzitter heeft overwogen dat verweerder na 12 juli 2016 geen inhoudelijke werkzaamheden meer heeft verricht, maar er is na die datum wel degelijk inhoudelijk over de zaak gesproken/gemaild, op 18 november en 6 december 2016. Dat verweerder daar geen factuur meer voor heeft gestuurd wil niet zeggen dat er geen inhoudelijke werkzaamheden zijn verricht.

2.3    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komen klagers in verzet niet op.

3    FEITEN EN KLACHT

3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4    BEOORDELING

4.1    Met instemming van partijen is Mope Holding B.V. in de kop van deze beslissing ook als klager aangemerkt.

4.2    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.3    De raad is van oordeel dat de door klagers aangevoerde verzetgronden niet slagen. De voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden niet-ontvankelijk bevonden. De raad overweegt hierbij nog dat klagers 1 en 2 op de zitting van de raad desgevraagd hebben bevestigd dat zij ook al voor het vonnis van de rechtbank van 16 november 2016 bij verweerder hebben geklaagd over zijn inhoudelijke kwaliteiten en zijn declaraties. Zij waren dus toen al op de hoogte van het handelen of nalaten van verweerder waarover zij in hun klacht klagen. Verder hebben klagers verweerder in hun spreekaantekeningen beschuldigd van misleiding en bedrog. De raad begrijpt dit verwijt zo dat klagers verweerder een gebrek aan expertise verwijten waar dat volgens hen wel verwacht had mogen worden. Daarop ziet klachtonderdeel b) zoals weergegeven in de voorzittersbeslissing, dat (terecht) niet-ontvankelijk is verklaard. 

4.4    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. E.J.M. van Rijckevorsel-Teeuwen en D. Horeman, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 augustus 2020.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op 3 augustus 2020

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.