ECLI:NL:TADRAMS:2020:177 Raad van Discipline Amsterdam 20-487/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2020:177
Datum uitspraak: 10-08-2020
Datum publicatie: 27-08-2020
Zaaknummer(s): 20-487/A/A
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. Met de brief van 6 februari 2020 heeft verweerster de grenzen van de haar toekomende vrijheid niet overschreden. Verweerster mocht een kopie van de brief sturen aan de mentor en de bewindvoerder.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 10 augustus 2020

in de zaak 20-487/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 25 juni 2020 met kenmerk 1098182/EJH/YH, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 8.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1 Klaagster is de officieuze mantelzorger van een vriend (hierna: de cliënt). In 2018 is de cliënt onder beschermingsbewind gesteld. Klaagster heeft een verzoek ingediend om het mentorschap te verkrijgen over de cliënt. Dat verzoek is bij beschikking van 16 oktober 2019 afgewezen.

1.2 De cliënt is opgenomen in zorginstelling de Stichting Vivent (hierna: Vivent). Verweerster is de advocaat van Vivent. Bij brief van 6 februari 2020 heeft verweerster klaagster onder meer geschreven:

“Vivent ontving een afschrift van de beschikking van (…) 16 oktober 2019 (…)

[De cliënt] is, zoals u bekend is, cliënt/bewoner van Vivent. In haar hoedanigheid van zorgaanbieder heeft Vivent verplichtingen jegens [de cliënt]. Deze verplichtingen komt Vivent jegens hem na en voor zover [de cliënt] hiertoe zelf niet in staat is, jegens de wettelijke vertegenwoordigers van [de cliënt] (mentor en bewindvoerder).

De kantonrechter heeft blijkens de zojuist aangehaalde beschikking geoordeeld dat niet gebleken is dat de mentor zijn taak niet naar behoren heeft uitgevoerd en dat de strijd tussen u enerzijds en Vivent, de familie van [de cliënt] en de mentor enerzijds, niet in het belang van [de cliënt] is. Daar is Vivent het volledig mee eens.

Het baart Vivent dan ook zorgen dat u – vanwege het staken van het mentorschap van [de heer Van der W] voor al zijn cliënten – opnieuw een verzoek hebt gedaan het mentorschap van [de cliënt] over te nemen, terwijl er een waarnemend mentor is.

(…)

In december 2016 heb ik u al een brief gestuurd waarin ik u namens Vivent heb gesommeerd te stoppen met handelingen die risicovol zijn voor cliënten van Vivent (eten geven aan cliënten met slikproblemen).

Vivent moet nu vaststellen dat u zich opnieuw vergaand bemoeit met één van haar cliënten, i.c. [de cliënt], en dat dit niet in het belang van die cliënt is. U geeft cliënt nog steeds eten en drinken tegen het uitdrukkelijk advies van de zorgverleners in en u verstoort de rust op de afdeling. Door de medewerkers wordt op basis van hun observaties vastgesteld dat uw handelen niet in het belang is van [de cliënt], omdat er sprake is van erg veel onrust bij hem als u hem hebt bezocht.

Namens Vivent verzoek en zo nodig sommeer ik u dan ook alle activiteiten te staken die gericht zijn op interferentie van de taken en bevoegdheden van de wettelijk vertegenwoordigers van [de cliënt]. Het is in zijn belang dat zijn vertegenwoordiging goed en ongestoord verloopt. De rechter houdt toezicht op de taakuitoefening door de mentor en de bewindvoerder en daarop mag vertrouwd worden. Ook verzoek en zo nodig sommeer ik u zich te houden aan de adviezen van de medewerkers van Vivent in verband met de gezondheidsrisico’s voor [de cliënt] en andere cliënten (waaronder eten en drinken) en aan de huisregels van Vivent.

Indien moet worden vastgesteld dat uw handelen blijft interfereren met de taken en bevoegdheden van de wettelijk vertegenwoordigers en/of de adviezen in verband met de gezondheidsrisico’s voor [de cliënt] en andere cliënten en/of de huisregels van Vivent, overweegt Vivent in rechte een contact- en terreinverbod voor u te vorderen. Het lijkt mij goed als u zich daarvan bewust bent en daarmee rekening houdt.

Kopie van mijn brief zend ik aan [de bewindvoerder] en [de waarnemend mentor] van [de cliënt].”

1.3 Op 5 maart 2020 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster het volgende.

a) Verweerster heeft klaagster in haar brief van 6 februari 2020 onterecht beschuldigd van het verstrekken van eten en drinken aan verpleeghuisbewoners tegen uitdrukkelijk advies van de zorgverleners in en van het verstoren van de rust op de afdeling.

b) Verweerster heeft onwetmatig afschriften van haar brief van 6 februari 2020 verstrekt aan de waarnemend mentor en de bewindvoerder van de cliënt.

3 VERWEER

3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING

4.1 De klacht ziet op het handelen en/of nalaten van verweerster als advocaat van de wederpartij. Uitgangspunt is dat die advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

Klachtonderdeel a)

4.2 Klaagster verwijt verweerster allereerst dat zij klaagster in haar brief van 6 februari 2020 ten onrechte heeft beschuldigd van het verstrekken van eten en drinken aan verpleeghuisbewoners en het verstoren van de rust op de afdeling. Zoals hiervoor in 4.1 is overwogen, mocht verweerster afgaan op het feitenmateriaal dat haar cliënte haar verstrekte en was zij slechts in uitzonderingsgevallen gehouden de juistheid daarvan te verifiëren. Dat van een dergelijk uitzonderingsgeval sprake is, is niet gebleken. Het stond verweerster dan ook vrij om in haar brief aan klaagster te schrijven dat klaagster de cliënt nog steeds eten en drinken geeft tegen het uitdrukkelijk advies van de zorgverleners in en de rust op de afdeling verstoort. Klachtonderdeel a) is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel b)

4.3 In dit klachtonderdeel verwijt klaagster verweerster dat zij een afschrift van haar brief aan klaagster van 6 februari 2020 aan de waarnemend mentor en de bewindvoerder van de cliënt heeft gestuurd.

4.4 Verweerster heeft toegelicht dat zij het sturen van een afschrift aan de waarnemend mentor en de bewindvoerder van de cliënt relevant vond, omdat een eventuele juridische actie door Vivent jegens klaagster gevolg kan hebben voor de immateriële en materiele belangenbehartiging van de cliënt. In een eventueel te voeren kort geding staat de vraag centraal of het handelen van klaagster in relatie tot de cliënt zodanig onrechtmatig is dat dit een door Vivent gevorderd contactverbod zou rechtvaardigen. Alhoewel de cliënt bij die procedure geen partij is, kan hij wel als belanghebbende worden beschouwd. Het is dan ook aan de mentor en de bewindvoerder samen te beslissen of, als het tot een kort geding zou komen, de cliënt in kort geding vertegenwoordigd zou moeten worden door een advocaat. Dit brengt kosten met zich en is dan ook ter beoordeling aan de bewindvoerder. Omdat het geschil tussen Vivent en klaagster de materiele belangen van de cliënt betreft, is het informeren van de vigerend mentor eveneens relevant, aldus verweerster.

4.5 De voorzitter is van oordeel dat het gelet op de door verweerster gegeven toelichting niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is dat zij een kopie van haar brief aan klaagster aan de mentor en de bewindvoerder van de cliënt heeft gestuurd. Ook klachtonderdeel b) is kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in beide onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. C. Kraak, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 10 augustus 2020.

Griffier Voorzitter

Verzonden op 11 augustus 2020 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.