ECLI:NL:TADRAMS:2020:143 Raad van Discipline Amsterdam 19-843/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2020:143
Datum uitspraak: 06-07-2020
Datum publicatie: 13-07-2020
Zaaknummer(s): 19-843/A/NH
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ongegrond verzet

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam van 6 juli 2020

in de zaak 19-843/A/NH

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 27 januari 2020 op de klacht van:

klaagster

over:    

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 1 juli 2019 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 12 december 2019 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk td/re/19-248/971361 van de deken ontvangen.

1.3    Bij beslissing van 27 januari 2020 heeft de voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) klaagster kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in haar klacht en de klacht, voor zover deze namens de vader van klaagster is ingediend, kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 27 januari 2020 verzonden aan partijen.

1.4    Op 20 februari 2020 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op diezelfde datum ontvangen.

1.5    Vanwege de Coronamaatregelen heeft de mondelinge behandeling van het verzet plaatsgevonden via een videoconferentie op 11 mei 2020. Daarbij waren partijen aanwezig. Op de zitting heeft klaagster de voorzitter en leden van de raad (hierna: de tuchtrechters) gewraakt. De tuchtrechters hebben niet in de wraking berust en verweer gevoerd tegen het wrakingsverzoek.

1.6    Bij beslissing van 25 mei 2020 heeft de wrakingskamer het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond verklaard. De wrakingskamer heeft verder bepaald dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling zal worden genomen. Aan partijen is vervolgens meegedeeld dat de behandeling van het verzet zal worden voortgezet op 23 juni 2020.

1.7    Op 22 juni 2020 heeft klaagster per e-mail met verwijzing naar verder niet gespecificeerde of onderbouwde medische redenen om uitstel van de behandeling ter zitting gevraagd. Dit verzoek is afgewezen waarna klaagster per e-mail opnieuw een wrakingsverzoek heeft ingediend. De griffier heeft klaagster, eveneens per e-mail op 23 juni 2020, meegedeeld dat dit wrakingsverzoek niet in behandeling wordt genomen.

1.8    De zitting heeft op 23 juni 2020 op het vastgestelde tijdstip vanaf 15.30 uur plaatsgevonden via een videoconferentie. Verweerder heeft wel en klaagster heeft niet ingebeld.

1.9    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet komen neer op een herhaling van de klacht met een verzoek om herbeoordeling.

3    FEITEN EN KLACHT

3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2    De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Zij heeft klaagster dus terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in haar klacht en de klacht, voor zover deze namens de vader van klaagster is ingediend, terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond verklaard.

4.3    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, voorzitter, mrs. M. Middeldorp en C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 juli 2020.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op 6 juli 2020

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.