ECLI:NL:TADRAMS:2020:121 Raad van Discipline Amsterdam 19-850/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2020:121
Datum uitspraak: 25-05-2020
Datum publicatie: 04-06-2020
Zaaknummer(s): 19-850/A/A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ongegrond verzet.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van 25 mei 2020

in de zaak 19-850/A/A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 27 januari 2020 op de klacht van:

klaagster

over:    

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 2 juli 2019, aangevuld op 9 juli 2019, heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Op 16 december 2019 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2019-972270 van de deken ontvangen.

1.3    Bij beslissing van 27 januari 2020 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 27 januari 2020 verzonden aan partijen.

1.4    Op 12 februari 2020 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Vanwege de Coronamaatregelen heeft de griffier van de raad partijen bij e-mail van 30 maart 2020 meegedeeld dat de op 6 april 2020 geplande mondelinge behandeling van het verzet via een video-verbinding zal plaatsvinden en hen gevraagd of dat voor hen mogelijk is. Klaagster heeft hierop, ondanks meerdere rappels, niet gereageerd. De mondelinge behandeling op 6 april 2020 heeft om die reden geen doorgang gevonden. Bij aangetekende e-mail van 4 mei 2020 heeft de griffier van de raad klaagster een laatste termijn van twee weken gegeven om te reageren en haar daarbij meegedeeld dat als zij niet reageert de raad er vanuit gaat dat zij niets aan haar verzetschrift heeft toe te voegen en dat de raad het verzet op basis van de nu voorliggende stukken zal afdoen. Klaagster heeft niet gereageerd op de e-mail van 4 mei 2020, waarna uitspraak is bepaald op 25 mei 2020.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet komen neer op een herhaling van de klacht met een verzoek om herbeoordeling.

2.2    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klaagster in verzet niet op, met uitzondering van de feiten genoemd in 1.1 van de beslissing van de voorzitter. Volgens klaagster is de enig aandeelhouder van Randweg niet op 4 september 2016 maar op 4 december 2016 overleden en was hij naast enig aandeelhouder ook bestuurder van Randweg.

3    FEITEN EN KLACHT

3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter en naar 4.2 van deze beslissing.

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2    Wat betreft de feitenvaststelling door de voorzitter heeft klaagster terecht aangevoerd dat in 1.1 van de beslissing van de voorzitter een onjuiste datum is vermeld; de enig aandeelhouder van Randweg is niet op 4 september 2016 maar op 4 december 2016 overleden. Voor zover dit geen verschrijving is geweest en de voorzitter inderdaad is uitgegaan van de datum van 4 september 2016 geldt dat ook als de voorzitter was uitgegaan van de datum van 4 december 2016 en zij bij de feiten had vermeld dat hij naast enig aandeelhouder ook (enig) bestuurder van Randweg was, de beoordeling van de klacht niet anders was geweest. Dit kan daarom niet leiden tot een gegrondverklaring van het verzet.

4.3    De raad is van oordeel dat ook de overige door klaagster aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.4    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. A. de Groot en E.M.J. van Nieuwenhuizen, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 25 mei 2020.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op 25 mei 2020

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.