ECLI:NL:TADRAMS:2019:239 Raad van Discipline Amsterdam 19-742/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2019:239
Datum uitspraak: 09-12-2019
Datum publicatie: 16-12-2019
Zaaknummer(s): 19-742/A/NH
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over advocaat als wederpartij in tuchtprocedure kennelijk ongegrond. Het stond verweerder vrij om verweer te voeren tegen het verzoek van klager om de mondelinge behandeling van de klacht achter gesloten deuren te laten plaatsvinden. Dat verweerder daarbij de belangen van klager nodeloos en op ontoelaatbare wijze heeft geschaad is niet gebleken.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 9 december 2019

in de zaak 19-742/A/NH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) van 30 oktober 2019 met kenmerk ks/re/19-291/986371, door de raad ontvangen op 30 oktober 2019, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken die aan de raad zijn voorgelegd, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klager is verwikkeld (geweest) in verschillende procedures met zijn ex-echtgenote. Verweerder is, samen met mr. B, de advocaat van de ex-echtgenote.

1.2    Klager heeft eerder tuchtklachten over verweerder ingediend. In één van deze zaken (met zaaknummer 19-094/A/NH) heeft de raad op 13 mei 2019 uitspraak gedaan, waarbij de klacht gedeeltelijk gegrond is verklaard en aan verweerder een waarschuwing is opgelegd. Tegen deze uitspraak is door verweerder hoger beroep ingesteld.

1.3    Op 16 juni 2019 heeft klager een e-mail gestuurd aan de griffie van het Hof van Discipline, met onder meer de volgende inhoud:

“Ik ontving van u het beroepschrift van [verweerder]

(...) Zal de zitting van het Hof ook openbaar zijn net als die bij de RvD? Ik heb daar groot bezwaar tegen gezien de lasterlijke inhoud van de stukken van [verweerder]. Hij lijkt er genoegen in te scheppen die stukken te verspreiden. De zitting van de RvD werd bijgewoond door studenten. Ik kon er niets tegen doen dat de valse aantijgingen aan mijn adres van incest en verkrachting in de openbaarheid kwamen. Kan ik daar nu wel iets tegen doen?”

1.4    Op 26 juni 2019 heeft de griffie van het Hof van Discipline een e-mail gestuurd aan klager, met verweerder in cc, met onder meer de volgende inhoud:

“Uw bericht van 16 juni jl. ontving de griffie van het hof in goede orde. In reactie hierop bericht ik u als volgt. De zittingen van het hof zijn inderdaad openbaar. Uw bericht wordt opgevat als een verzoek om de zaak achter gesloten deuren te behandelen. Ter zitting kan u dit verzoek toelichten en zal de wederpartij daarop kunnen reageren. De kamer van het hof die uw zaak behandelt, beslist vervolgens op uw verzoek de zaak achter gesloten deuren te behandelen.”

1.5    Op 27 juni 2019 heeft verweerder een e-mail gestuurd aan de griffie van het Hof van Discipline, met klager in cc, met onder meer de volgende inhoud:

“Hierbij bericht ik u dat van mijn kant zal worden betoogd dat er geen enkele reden is om de klachtbehandeling in een besloten zitting te doen plaatsvinden. De door klager aangegeven redenen zijn daartoe onvoldoende zo niet ongegrond. Ter sfeertekening zend ik u een mail van mijn confrère (...) van 25 november 2018 aan klager alsmede de reactie van laatstbedoelde.”

1.6    Op 27 juli 2019 heeft klager bij de deken de onderhavige klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij bezwaar heeft gemaakt tegen het verzoek van klager om de mondelinge behandeling van de klacht met zaaknummer 19-094/A/NH achter gesloten deuren te laten plaatsvinden.

3    VERWEER

3.1    Verweerder voert verweer dat hierna, voor zover relevant, zal worden weergegeven.

4    BEOORDELING

4.1    Klager verwijt verweerder dat hij bezwaar heeft gemaakt tegen het verzoek van klager om de mondelinge behandeling van de klacht met zaaknummer 19-094/A/NH achter gesloten deuren te laten plaatsvinden. Ter toelichting voert klager aan dat verweerder hem eerder voor verkrachter heeft uitgemaakt. Verweerder heeft er geen belang bij om verweer te voeren tegen het verzoek van klager om de mondelinge behandeling achter gesloten deuren te laten plaatsvinden. Verweerder probeert slechts de eer en goede naam van klager te schaden, aldus klager.

4.2    Verweerder voert aan dat het hem vrijstaat om verweer te voeren tegen het verzoek van klager om het hoger beroep bij het Hof van Discipline achter gesloten deuren te behandelen.

4.3    De voorzitter overweegt als volgt. Uitgangspunt is dat aan de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt (of in casu: van hemzelf) te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. In het licht van het voorgaande stond het verweerder vrij om verweer te voeren tegen het verzoek van klager om de mondelinge behandeling van de klacht met zaaknummer 19-094/A/NH achter gesloten deuren te laten plaatsvinden. Dat verweerder daarbij de belangen van klager nodeloos en op ontoelaatbare wijze heeft geschaad is de voorzitter niet gebleken. De klacht is kennelijk ongegrond.

4.4    Concluderend zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, voorzitter, met bijstand van mr. P.J. Verdam als griffier op 9 december 2019.

Griffier     Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 9 december 2019 verzonden.