ECLI:NL:TADRAMS:2019:237 Raad van Discipline Amsterdam 19-441/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2019:237
Datum uitspraak: 09-12-2019
Datum publicatie: 16-12-2019
Zaaknummer(s): 19-441/A/NH
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over advocaat wederpartij ongegrond. Verweerster heeft met haar mededeling aan de kortgedingrechter niet in strijd gehandeld met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Niet is gebleken dat verweerster feitelijk in opdracht van moeder heeft gewerkt.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 9 december 2019

in de zaak 19-441/A/NH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 In de brief van 25 april 2019 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) de door klager ingediende klacht over verweerster samengevat.

1.2 Bij brief aan de raad van 5 juli 2019 met kenmerk ks/18-368/712089, door de raad ontvangen op diezelfde datum, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 14 oktober 2019 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van:

- de onder 1.2 vermelde brief van de deken aan met bijlagen 1 tot en met 24;

- de e-mail van klager aan de raad van 1 oktober 2019 met bijlagen.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Klager is verwikkeld in een geschil met zijn ex-echtgenote (hierna: De J) over de omgang van klager met hun twee minderjarige kinderen, P en A.

2.2 Verweerster behartigt de belangen van de kinderen wat betreft de omgangsregeling met klager.

2.3 De J heeft klager, voor haarzelf en als wettelijke vertegenwoordiger van P, in kort geding gedagvaard. Zij heeft - kort gezegd - een gebiedsverbod rondom de school van P gevorderd. Klager heeft een tegenvordering ingediend over - samengevat - het nakomen van de informatieverplichting met betrekking tot de kinderen door De J.

2.4 Op 16 oktober 2017 heeft verweerster een e-mail gestuurd aan P waarin zij onder andere het volgende schrijft:

“(…) De advocaat van je moeder [mr. B, RvD] houdt mij regelmatig op de hoogte van ontwikkelingen in relatie tot je vader.

Ik hoor van haar dat er op 9 november aanstaande een kort geding plaatsvindt en ik weet dat dat te maken heeft met de wens dat jouw vader niet bij de schoolavonden aanwezig zal zijn die eerder alleen voor de ouders was maar inmiddels voor ouders met hun kinderen.

Ik heb mr. [B] beloofd dat ik namens jou een brief zal schrijven naar de kortgedingrechter en wil graag van je weten of ik namens jou de rechter kan schrijven dat jij wil dat je vader niet bij die avonden aanwezig is.

Wil je me bellen? Of, je kunt ook een e-mail terugsturen. (…)”

2.5 Op 30 oktober 2017 heeft verweerster een herinnering gestuurd naar P. Diezelfde dag heeft P telefonisch contact opgenomen met het kantoor van verweerster en heeft haar secretaresse gesproken. P heeft aan haar zijn nieuwe e-mailadres doorgegeven. De hiervoor vermelde e-mails zijn vervolgens op 1 november 2017 doorgestuurd naar het juiste nieuwe e-mailadres van P.

2.6 Bij e-mail van 1 november 2017 heeft P gereageerd op het verzoek van verweerster. Hij heeft haar het volgende medegedeeld:

“(…) Ik was vergeten u te vertellen dat ik een nieuw mail adres heb, maar bij deze. U kunt namens mij de eerder genoemde brief schrijven. (…)”

2.7 Op 2 november 2017 heeft verweerster aan de kortgedingrechter een brief gestuurd waarin zij de rechter als volgt heeft bericht:

“(…) Van mr [B], advocaat van [De J], vernam ik dat op 9 november aanstaande om 11 uur een kort geding plaatsvindt, waarin het verzoek aan de orde komt dat [klager] tot en met juli 2019, dan wel zoveel eerder als in de aanhangige bodemprocedure anders wordt beslist, wegblijft bij de school van [P].

Ik behartig al enige tijd de belangen van [P] en heb ook in de bodemprocedure de zitting bijgewoond.

Namens [P] kan ik u laten weten dat hij achter het verzoek van zijn moeder staat omdat hij ongestoord in staat wil zijn om schoolavonden bij te wonen zonder de spanningen die aanwezigheid van zijn vader met zich meebrengen.

De aanwezigheid van zijn vader zal dat belemmeren - hetgeen in de dagvaarding staat is slechts het topje van de ijsberg van de incidenten die zich hebben voorgedaan.

Deze brief zend ik per e-mail aan zowel mr [B] als de huidige advocaat van [klager], (…)”

2.8 Naar aanleiding van een e-mail die klager op 3 november 2017 naar verweerster heeft gestuurd, heeft verweerster op 7 november 2017 onder andere als volgt gereageerd:

“(…) De kortgeding dagvaarding heb ik niet expliciet met [P] besproken, wel ben ik op de hoogte van zijn wens die ik in een brief aan de kortgedingrechter heb verwoord.

Ik ga u geen lijst van incidenten geven; (…)”

2.9 Klager heeft op 7 november 2017 een e-mail naar verweerster gestuurd. Op 9 november 2017 heeft zij in reactie mede het volgende bericht:

“(…) de mening van uw zoon is mij al geruime tijd bekend, niet specifiek op de kwestie die nu in kort geding dient, maar recent genoeg om met zijn instemming de voorzieningenrechter te berichten. (…)”

2.10 De mondelinge behandeling van het kort geding heeft op 9 november 2017 plaatsgevonden. Ter zitting is overeenstemming bereikt over de afwezigheid van klager tijdens informatieavonden waarop De J haar vordering heeft ingetrokken. Bij vonnis van 23 november 2017 is de vordering van klager (grotendeels) toegewezen.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a) een kort geding, aangespannen door de ex van klager, heeft beïnvloed door de rechtbank namens de zoon van klager suggestief te informeren;

b) feitelijk in opdracht van de ex van klager opereert.

4 VERWEER

4.1 Verweerster voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

5 BEOORDELING

5.1 De klacht ziet op het handelen van verweerster waarbij in de gegeven omstandigheden naar het oordeel van de raad de maatstaf welke wordt toegepast op de advocaat van de wederpartij van toepassing is. Uitgangspunt is dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. In familierechtelijke kwesties zal een advocaat er bovendien voor moeten waken dat – zeker als er belangen van minderjarige kinderen in het spel zijn – de verhoudingen tussen partijen escaleren.

Ad klachtonderdelen a) en b)

5.2 De klachtonderdelen a) en b) lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

5.3 Klager verwijt verweerster dat zij het kort geding, dat is aangespannen door De J, heeft beïnvloed door de rechtbank namens de zoon (P) van klager suggestief te informeren. Verweerster heeft in haar e-mail van 16 oktober 2017, zie randnummer 2.4, suggestieve taal gebruikt om haar doel te bereiken. Verweerster heeft P gevraagd of hij ermee in kon stemmen dat klager niet bij informatieavonden aanwezig zou zijn, daarop heeft P zijn akkoord gegeven. Verweerster heeft de rechter vervolgens bericht dat P achter het verzoek van De J staat. Het verzoek van De J is echter veel uitgebreider dan een verbod om bij de informatieavonden aanwezig te zijn; er werd namelijk gevorderd om klager gedurende een langere periode te verbieden zich op te houden bij de school van P. De mededeling van verweerster aan de rechter is dan ook misleidend en niet conform de waarheid, aldus klager. Daarnaast verwijt klager verweerster dat zij feitelijk in opdracht van De J opereert. Nergens blijkt uit dat verweerster de belangen van de kinderen zorgvuldig in kaart brengt en behartigt. Verweerster heeft geen enkele zorgvuldigheid betracht in haar contact met de kinderen en heeft nagelaten telefonisch contact met P op te nemen. Verweerster geeft aan te hebben willen voorkomen dat P naar een zitting zou moeten, maar zij heeft aan de rechter aangegeven dat A recht heeft om zijn mening kenbaar te maken en dat hij bereid is in gesprek te gaan met de rechter. Verweerster heeft op een manipulatieve manier een akkoord gekregen van P en daarmee steunt zij de strijd van De J. Verweerster dient als belangenbehartiger van de kinderen geen genoegen te nemen met enkel de informatie afkomstig van De J, maar zij dient ook contact met klager op te nemen, hetgeen zij nalaat. Verweerster maakt zich schuldig aan smaad en laster en tast opzettelijk de integriteit en goede naam van klager aan. Tot slot laat verweerster na voorbeelden te noemen van wat zij “het topje van de ijsberg” noemt, aldus steeds klager.

5.4 Verweerster betwist dat zij voor De J werkt en/of haar steunt in haar strijd tegen klager. Mr. B heeft zelf de conceptdagvaarding aan verweerster toegezonden. Aangezien het kort geding de positie van P betrof, heeft verweerster mr. B toegezegd een bericht te sturen aan de rechter. Indien P een gebiedsverbod niet nodig had gevonden, dan had zij dat ook bericht aan de rechter. Verweerster wilde voorkomen dat P naar een zitting zou moeten. De mededeling aan de rechter dat P achter het verzoek van De J staat is inderdaad meer dan alleen een verbod op aanwezigheid bij informatieavonden, maar die mededeling is gebaseerd op mededelingen van P en uit informatie uit eerdere procedures. Verweerster staat rechtstreeks in contact met de kinderen en heeft hen allebei gesproken, eerst gezamenlijk en daarna nog apart, zonder dat daar volwassenen bij aanwezig waren. In het kader van het kort geding heeft verweerster P gevraagd haar te bellen of de e-mailen. Aangezien er geen haast was bij de reactie, heeft verweerster afgewacht en er niet direct achteraan gebeld. Later bleek dat P een ander e-mailadres gebruikte; dat kan niet aan verweerster worden tegengeworpen, aldus steeds verweerster.

5.5 De raad overweegt dat verweerster weliswaar een ruimere mededeling heeft gedaan aan de kortgedingrechter dan waarvoor P in zijn e-mail van 1 november 2017 toestemming heeft gegeven, maar verweerster heeft gemotiveerd toegelicht waarom deze mededeling overeenkomt met de wens van P. Uit de door de kortgedingrechter in het vonnis opgenomen feiten, de tekst van de dagvaarding en de getroffen regeling volgt reeds dat verweerster met haar mededeling niet in strijd heeft gehandeld met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. De door verweerster aan de kortgedingrechter geschreven brief moet worden bezien in de context van het geschil en de aanhangige vorderingen. Mede door de toevoeging “omdat hij ongestoord in staat wil zijn om schoolavonden bij te wonen zonder de spanningen die aanwezigheid van zijn vader met zich meebrengen” in de brief aan de kortgedingrechter, is het evident dat de mededeling zag op de informatieavonden en zo is het kennelijk, gezien de inhoud van de in conventie getroffen regeling en het vervolgens intrekken van de vorderingen in conventie, ook opgevat door de kortgedingrechter en andere betrokkenen. Dat verweerster buiten P om zou hebben gehandeld is niet komen vast te staan; P heeft zelf telefonisch contact opgenomen met (het kantoor van) verweerster. Vervolgens is de betreffende e-mail nogmaals verstuurd en heeft P per e-mail gereageerd. Verweerster heeft het verschil in hoe de twee kinderen staan in het geheel toegelicht; P wil in tegenstelling tot A liever niet gehoord worden. Uit wat klager heeft gesteld over het feitelijk in opdracht van de ex van klager opereren door verweerster en uit de door hem ter onderbouwing overgelegde stukken, is de raad niet gebleken dat verweerster feitelijk in opdracht van de De J heeft gewerkt. Voor zover de kinderen door hun moeder zouden zijn geïnstrueerd, hetgeen de raad niet kan uitsluiten, is niet gebleken dat verweerster daarvan op de hoogte was of had kunnen zijn. Ook het klachtdossier biedt geen aanknopingspunten voor de door klager gestelde verwijten. De klachtonderdelen a) en b) zullen gelet op al het voorgaande ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in beide onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. P.M. Wamsteker, voorzitter, mrs. P. van Lingen en R. Lonterman, leden, bijgestaan door mr. M.C. de Ruijter als griffier en uitgesproken in het openbaar op 9 december

2019

Griffier Voorzitter

Ondertekend door mr. P.J. Verdam, griffier, bij afwezigheid van mr. M.C. de Ruijter

mededelingen van de griffier ter informatie:

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 9 december 2019 verzonden.