ECLI:NL:TADRAMS:2019:214 Raad van Discipline Amsterdam 19-298/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2019:214
Datum uitspraak: 18-11-2019
Datum publicatie: 25-11-2019
Zaaknummer(s): 19-298/A/A
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Welwillendheid in het algemeen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over advocaat wederpartij ongegrond. Het aandeel van verweerder in het geheel is te klein geweest om sprake te kunnen laten zijn van een actief meewerken door hem aan het pogen om een rechtsgevolg te bewerkstelligen. Hierbij is van belang dat verweerder pas de avond voor de aandeelhoudersvergadering, ter vervanging van een kantoorgenoot die verhinderd was, werd ingeschakeld. Het valt niet aan verweerder te verwijten dat zijn cliënt in weerwil van zijn advies de aandeelhoudersvergadering heeft voortgezet en niet heeft willen wachten. Niet is gebleken dat verweerder in dit concrete geval meer had kunnen doen om zijn cliënt te bewegen een minnelijke regeling te treffen. Ook is niet gebleken dat verweerder zijn wederpartij rechtstreeks heeft benaderd. Klager stelt dat verweerder heeft gepoogd klager en zijn kantoorgenoot buiten te sluiten, maar op die situatie ziet gedragsregel 25 niet.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 18 november 2019

in de zaak 19-298/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

gemachtigde mr. J.D. Kraaikamp

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 3 juli 2018 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 9 mei 2019 met kenmerk 2018-672920, door de raad ontvangen op 10 mei 2019, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 30 september 2019 in aanwezigheid van klager en verweerder bijgestaan door zijn gemachtigde. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van:

-    de onder 1.2 vermelde brief van de deken aan met bijlagen 1 tot en met 16;

-    de e-mail van verweerder van 16 september 2019 met bijlagen;

-    de e-mail van klager van 26 september 2019 met bijlage.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1    Klager en zijn kantoor treden sinds vele jaren op voor xEU.com B.V. (hierna: de vennootschap), Van D Beheer B.V. (de persoonlijke holding van de heer H.Q.M. van D en tevens directrice van de vennootschap), Stichting Administratiekantoor Aandelen xEU.com (hierna: Stak) en H.L.A. van der S Holding B.V. (de persoonlijke holding van de heer H.L.A. van der S en tevens werknemer van de vennootschap).

2.2    Stak houdt 50,8% van de aandelen in de vennootschap. De zoon van H. Q.M. van D, V. van D, voert de directie van Stak. De heer Van der S houdt 10% van de aandelen en de overige 39,2% van de aandelen zijn via zijn holding, Overstag B.V. (hierna: Overstag), van de heer M.B. de J (hierna: De J).

2.3    De voormalige kantoorgenoot van verweerder, mr. De V is de advocaat van Overstag. Ook oud-kantoorgenoot van verweerder mr. L is betrokken bij de zaak.

2.4    Tussen Overstag enerzijds en H.Q.M. van D, H.L.A. van der S en Stak anderzijds is sprake van een meerjarig (aandeelhouders)geschil. De J heeft een procedure gevoerd tegen de overige betrokkenen waarbij hij vorderde te worden uitgekocht. Deze vordering is bij vonnis van 11 april 2018 toegewezen. Tegen deze uitspraak is hoger beroep ingesteld waardoor het vonnis is opgeschort.

2.5    De J heeft op 6 juli 2017 verzocht om een aandeelhoudersvergadering waarbij hij als aanvullende eis stelde dat een onafhankelijk voorzitter de vergadering voor zou zitten en dat een notulist de vergadering zou notuleren. Deze vergadering heeft in oktober 2017 plaatsgevonden op het kantoor van klager. De voorzitter was de heer A (hierna: A).

2.6    In mei/juni 2018 heeft De J om een nieuwe aandeelhoudersvergadering verzocht met daarbij een onafhankelijke voorzitter en een notulist. Mr. De V heeft namens zijn cliënte laten weten dat de aandeelhoudersvergadering uiterlijk om 9.00 uur zou moeten beginnen en ongeveer twee uur zou kunnen duren. Er is vervolgens een aandeelhoudersvergadering uitgeschreven op vrijdag 29 juni 2018 om 9.00 uur op kantoor van klager waarbij A de aandeelhoudersvergadering voor zou zitten. Bij brief van 14 juni 2018 zijn de aandeelhouders opgeroepen voor de vergadering.

2.7    In de aanloop naar de aandeelhoudersvergadering heeft A gesprekken gevoerd met alle betrokkenen. Het laatste gesprek vond plaats op donderdagavond 28 juni 2018. Na dat gesprek heeft A aan De J, de heren Van D, de heer Van der S en aan klager (in de cc) die avond om 21:21 uur een e-mail gestuurd. Het onderwerp van de e-mail luidt: “XEU aandeelhoudersvergadering etc/procedure voorstel: zeer URGENT, gaarne onmiddellijke aandacht”. A heeft in die e-mail onder andere het volgende geschreven:

“(…) De vergadering morgen houden zoals voorgesteld heeft géén zin omdat zulks alleen tot herhaling van in mijn ogen nutteloze zetten zou leiden (…)

Ik stel U dan ook voor de vergadering te verdagen naar na de zomer. (…)

Graag ontvang ik van U allen per email aan mij met cc aan de anderen Uw instemming vóór 8.30 morgenochtend met de aangegeven voorstellen uit de agenda van morgen zodat formeel die punten zullen zijn afgemaakt.

Zou u met bovenstaande alsnog niet willen instemmen dan zal de vergadering plaatsvinden vanaf 10.30 morgenochtend waarbij het vergadertempo als het aan uw voorzitter ligt, zeer hoog zal zijn. Daarenboven zal die bijeenkomst in ieder geval dan mijn laatste zijn want gezien de consultaties moet ik Uw instemming wèl mogen verwachten.

Voorts vindt u in de bijlage mijn voorstel voor verdere vooruitgang waarover ik eveneens Uw instemming wil ontvangen vóór 8.30 morgenochtend. Aan die verdere vooruitgang zal ik in enigerlei vorm dan wel mijn medewerking willen geven. (…)

[ik stuur cc aan [klager] met het oog op de logistiek morgen]”

2.8    A heeft in verband met het uitblijven van een reactie van De J hem op vrijdag 29 juni 2018 8:23 uur verzocht om een reactie. De J heeft diezelfde ochtend om 8:25 uur een WhatsAppbericht aan A gestuurd en heeft laten weten dat hij niet akkoord ging met de voorstellen.

2.9    A heeft op 29 juni 2019 om 8:38 uur per e-mail, met als onderwerp “tegenstem”, mede het volgende aan klager, de heren Van D, Van der S en De J (in de cc) geschreven:

“(…) Om 7:27u [toevoeging klager: dat moet 8:25 uur zijn] ontving ik een whatsapp bericht dat [De J] niet herhaal niet accoord gaat met mijn voorstellen zoals U gisteren gezonden.

Na ingewonnen juridisch advies constateer ik dat een AV hedenochtend toch zal plaatsvinden ten kantore van [klager].

Aanvangsuur 10.45, aannemende dat het OV op tijd rijdt. (…)”

2.10    Op of rond 9.00 uur zijn op 29 juni 2018 De J, zijn echtgenote, deurwaarder mr. B. en verweerder op het kantoor van klager verschenen voor de aandeelhoudersvergadering. De secretaresse, mevrouw B, heeft het bezoek binnengelaten en naar een vergaderzaal geleid. Mevrouw B heeft aan mr. V, die de zaak primair behandelt, telefonisch gemeld dat er bezoekers aanwezig waren en is koffie en thee gaan halen. Voordat mr. V het bezoek kon ontmoeten, heeft mevrouw B aan hem telefonisch gemeld dat het bezoek weer vertrokken was.

2.11    De J heeft op 29 juni 2018 om 10:33 uur een e-mail gestuurd naar A, klager, de heren Van D en de heer Van der S. Hij heeft onder andere het volgende bericht:

“(…) zoals jullie wisten kon ik alleen vanochtend vroeg. Ik was dan ook om 9 uur op het kantoor (…) en heb daar vergaderd. Een later tijdstip konden en zijn we nooit mee akkoord gegaan. Bijgevoegd de notulen. Er was een deurwaarder aanwezig op proces-verbaal op te maken. Zoals jullie kunnen lezen is Overstag BV de nieuwe bestuurder. De uitschrijving van Van [D] Beheer BV als bestuurder is onderweg naar de KvK en ik heb een afspraak staan voor mijn inschrijving. Ik ga er van uit dat Van [D] Beheer BV normaal beheer uitvoert tot de wijziging definitief is. (…)”

2.12    Op 29 juni 2019 om 11.11 uur heeft klager een e-mail gestuurd naar verweerder en mrs. De V en L waarin hij omschrijft wat er die ochtend gebeurd is en heeft ook het volgende geschreven:

“(…) Indien [De J] meende dat hij, anders dan de voorzitter hem had laten weten, toch om 9.00 uur moest en kon vergaderen, dan had hij dit als onderdeel van de e-mail correspondentie aan allen moeten laten weten. (…)

Ik heb u zojuist telefonisch medegedeeld dat wij een kwartier op u wachten met het houden van de vergadering. Dat kwartier is nu verstreken. Wij vangen de vergadering binnen enkele minuten aan. (…)”

2.13    In reactie heeft verweerder diezelfde dag om 11.42 uur onder andere het volgende aan klager bericht:

“(…) Uw cliënten en de aandeelhouders hebben reeds kennis genomen van de om 9.00 uur genomen besluiten en ik vertrouw er op dat deze gerespecteerd worden.

De verdaging is overigens niet rechtsgeldig en te laat. De vergadering heeft reeds plaatsgevonden en voor een nieuwe vergadering is een nieuwe oproeping vereist. Er kunnen op uw onregelmatige bijeenkomst van 11.00 uur dan ook geen rechtsgeldige besluiten worden genomen.

Cliënte heeft [A] via een voicemail laten weten dat de AvA reeds had plaatsgevonden en dat de verdaging geen doorgang meer kan hebben. Om 10.33 uur zijn de notulen van de AvA met uw cliënten en [A] gedeeld.

Ik vertrouw er op dat uw cliënten hiervan goede nota nemen en dat deze mail voldoende reactie is op uw mail. (…)”

2.14    De vennootschap, H.L.A. van der S Holding B.V. en Van D Beheer B.V. hebben Overstag en De J in kort geding gedagvaard. De vordering is bij vonnis van 20 juli 2018 toegewezen; onder andere alle tijdens de vergadering van 29 juni 2018 door Overstag genomen besluiten zijn geschorst totdat daarover door de rechter in de bodemzaak is beslist. Overstag en De J hebben hoger beroep ingesteld. Partijen hebben inmiddels een regeling getroffen.

2.15    De J heeft op 9 september 2019 mede het volgende verklaard:

“(…) [Verweerder] was niet betroken bij het tijdstip van de vergadering, niet bij de totstandkoming van de agenda voor de vergadering en niet bij de vergadering zelf. Ik verwachtte van [verweerder] alleen algemeen advies over bijvoorbeeld de statuten, of een volmacht, maar niet inhoudelijk over het geschil of de vergadering.

Ik heb op de bewuste ochtend met de deurwaarder plaatsgenomen in de vergaderzaal en [verweerder] heeft op de gang gewacht. [Verweerder] kwam op enig moment de vergaderruimte binnen en heeft bij mij aangedrongen de komst van [mr. V] af te wachten. Dat advies heb ik niet opgevolgd; ik ben begonnen met de vergadering. (…)”

2.16    Mr. L heeft op 16 september 2019 onder andere het volgende verklaard over de betrokkenheid van verweerder bij de zaak:

“(…) Toen [verweerder] mij later liet weten dat [klager] een klacht tegen hem zou indienen, heb ik hem geantwoord dat ik daar niets van begreep. [Verweerder] had immers geen enkele bemoeienis bij het tot stand komen van de datum of tijd van de vergadering, noch bij het geven van het advies aan de cliënte op de avond van 28 juni 2018 noch over het wel of niet bijwonen van de vergadering. (…)

Tot slot, vind ik het onbegrijpelijk dat [klager] niet zelf heeft geverifieerd of alle betrokkenen van hetzelfde tijdstip uitgingen en dat hij niet heeft georganiseerd dat hij of een kantoorgenoot om 9.00 uur ter plaatse was om een en ander in goede banen te leiden. Dit laatste te meer nu het bericht van [A] wel aan [klager] was gestuurd (en niet aan mij of [mr. de V]) en uit dat bericht volgt dat [klager] verantwoordelijk was voor de “logistiek” van de vergadering (…)”

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a)    er actief aan heeft meegewerkt om binnen het kantoor van klager en mr. V te pogen een rechtsgevolg te bewerkstelligen zonder klager en mr. V daarbij te betrekken;

b)    zijn cliënten niet heeft gestimuleerd de minnelijke poging van A meer kans te geven en in plaats daarvan er aan mee te werken om met een truc de verhoudingen juist op scherp te stellen;

c)    rechtstreeks actie heeft ondernomen zonder klager en mr. V daarbij te betrekken.

4    VERWEER

4.1    Verweerder voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

5    BEOORDELING

5.1    De klacht ziet op het handelen van verweerder als advocaat van de wederpartij. Partijdigheid is één van de kernwaarden waaraan de advocaat dient te voldoen; de advocaat is partijdig bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

Ad klachtonderdeel a)

5.2    Klager verwijt verweerder dat hij heeft meegewerkt aan een quasi-vergadering om aldus de cliënten van klager te confronteren met een niet bestaand rechtsgevolg. Zelfs al zou het zo zijn dat De J zich op het standpunt stelde dat de vergadering om 9.00 uur zou plaatsvinden, omdat deze immers enige weken daarvoor tegen dat tijdstip bijeen was geroepen, dan nog had het verweerder gepast om dit standpunt mede te delen aan mr. V. Mr. V bevond zich immers op kantoor en hij is ook vertegenwoordiger van de cliënten van klager en kan als gevolmachtigde optreden in algemene vergaderingen. Verweerder heeft er echter actief aan meegewerkt om binnen het kantoor van klager en mr. V te pogen een rechtsgevolg te bewerkstelligen zonder klager en mr. V daarbij te betrekken. Sterker nog, verweerder was aanwezig voor het bijwonen van een vergadering waarvan hij meende dat die op dat moment zou moeten plaatsvinden, waarvoor ook van de zijde van klager vertegenwoordiging aanwezig was, maar in plaats van de komst en aanwezigheid van mr. V af te wachten heeft hij eraan meegewerkt dat binnen enkele seconden een vergadering plaatsvond. Verweerder heeft daarmee gehandeld in strijd met gedragsregel 24 inzake welwillendheid en vertrouwen, aldus steeds klager.

5.3    Verweerder betwist de klacht en stelt dat hij pas sinds donderdagavond 27 juni 2018 rond 23.00 uur betrokken is bij de zaak en dat hij niet betrokken was bij de voorbereiding, het tijdstip of de agenda van de vergadering. De voorgeschiedenis is verweerder vanwege de beperkte voorbereidingstijd en het late tijdstip alleen telefonisch toegelicht. Verweerder nam die vrijdagochtend waar voor zijn toenmalige kantoorgenoot waarbij zijn rol beperkt was tot juridische advisering ter plaatste zonder aanwezig te zijn bij de vergadering; verweerder ontmoette De J die vrijdagochtend voor het eerst. Verweerder mocht aannemen dat de vergadering om 9.00 uur zou plaatsvinden bij het kantoor van klager, dat waren immers het tijdstip en de locatie van de oproeping, althans de betrokkenen mochten niet zonder de instemming van alle aandeelhouders zomaar aannemen dat de aandeelhoudersvergadering in geen geval om 9.00 uur zou plaatsvinden. Dit geldt temeer omdat aan klager wel en verweerder niet de e-mail van A van 28 juni 2018 om 21.21 uur is gestuurd. Verweerder had geen plicht klager of mr. V vooraf te laten weten dat zijn cliënt van dat tijdstip uitging. Verweerder had ook geen plicht klager of mr. V anderszins erbij te betrekken. Klager en mr. V wisten (of hadden moeten weten) dat De J de voorstellen van A bij WhatsApp van 8.25 uur niet had geaccepteerd. Mr. de V en De J waren van mening dat het niet accepteren van de voorstellen van A niet kon leiden tot wijziging van de agenda of het tijdstip van de aandeelhoudersvergadering. Verweerder is, nadat mevrouw B meldde dat mr. V in het pand was en eraan kwam, de vergaderruimte ingegaan en heeft zijn cliënt geadviseerd te wachten op mr. V. Dat advies is niet opgevolgd en dat is verweerder niet aan te rekenen. Verweerder is zelf niet aanwezig geweest bij de aandeelhoudersvergadering. Er is geen sprake van een quasi-vergadering. Er is sprake geweest van een rechtsgeldige aandeelhoudersvergadering; er is voldaan aan de juridische vereisten voor bijeenroeping. Verweerder betwist dat hij actief heeft meegewerkt aan de gebeurtenissen van 29 juni 2018. Verweerder heeft de avond voor de vergadering telefonisch overleg gehad en op die basis heeft hij geoordeeld dat de bijeengeroepen aandeelhoudersvergadering op het tijdstip als in de oproeping vermeld plaats kon vinden, dat dat voor de betrokkenen duidelijk was (of had moeten zijn) en dat zijn aanwezigheid gerechtvaardigd was, aldus steeds verweerder.

5.4    De raad overweegt als volgt. Het is evident dat de handelwijze van De J in strijd is met de redelijkheid en billijkheid en onbetamelijk is, wat ook blijkt uit het vonnis van 20 juli 2018 (zie randnummer 2.14). De vraag die thans voorligt ziet echter op de rol van verweerder in het geheel waarbij verweerder wordt verweten dat hij een actieve rol heeft gespeeld. Verweerder heeft uitgebreid toegelicht wat zijn rol is geweest en heeft gemotiveerd betwist dat zijn rol actief is geweest. De raad is van oordeel dat het aandeel van verweerder in het geheel te klein is geweest om sprake te kunnen laten zijn van een actief meewerken door verweerder. Hierbij is van belang dat verweerder pas de avond voor de aandeelhoudersvergadering, ter vervanging van een kantoorgenoot die verhinderd was, werd ingeschakeld. Bovendien heeft hij de cliënt geadviseerd om op mr. V te wachten. Op grond van het voorgaande zal klachtonderdeel a) ongegrond worden verklaard.

Ad klachtonderdeel b)

5.5    Klager verwijt verweerder voorts dat hij in strijd met gedragsregel 5 heeft gehandeld. Er werd door A een volstrekt neutrale oplossingspoging nagestreefd, die mede door De J werd ondersteund en waar De J ook op uit was. Het had op de weg van verweerder gelegen om zijn cliënt te stimuleren deze minnelijke regeling onder leiding van A meer kans te geven in plaats van mee te werken aan een truc om de verhoudingen op scherp te stellen, aldus klager.

5.6    Verweerder betwist ook dit klachtonderdeel en voert aan dat een schikking op die vrijdagochtend niet aan de orde was. Een oplossing in der minne verdient veelal de voorkeur boven een proces, maar er bestaat geen absolute verplichting in alle gevallen een schikking na te streven. Het is vaste tuchtrechtspraak dat een advocaat die meent dat een schikking niet haalbaar is, niet alsnog via het tuchtrecht kan worden verplicht een schikking te beproeven. De J had de voorstellen van A verworpen, zodat verweerder van oordeel was dat verdere schikkingspogingen die vrijdagochtend niet de voorkeur verdienden. Het was niet realistisch te verwachten dat op die vrijdagochtend en schikkingspoging zou slagen, aldus verweerder.

5.7    De raad overweegt dat niet is gebleken dat verweerder in dit concrete geval meer had kunnen doen om De J te bewegen een minnelijke regeling te treffen. Verweerder heeft toegelicht dat de situatie naar aanleiding van de e-mail van A, waarin voorstellen werden gedaan die voor De J (op dat moment) volstrekt onacceptabel waren, zo was dat van een minnelijke regeling geen sprake kon zijn. Dat partijen later alsnog een regeling hebben getroffen maakt voorgaande niet anders. Klachtonderdeel b) zal ongegrond worden verklaard.

Ad klachtonderdeel c)

5.8    Tot slot verwijt klager verweerder dat hij heeft gehandeld in strijd met Gedragsregel 25 door rechtstreeks actie te ondernemen en daarbij niet klager en mr. V te betrekken. Weliswaar was de wederpartij van De J niet aanwezig in de vergaderzaal, maar het is juist deze afwezigheid die in beginsel zou zijn afgedekt door de beoogde aanwezigheid van klager en mr. V. Verweerder heeft eraan meegewerkt om de cliënten van klager buitenspel te zetten door hun advocaten willens en wetens van de kortstondige bijeenkomst buiten te sluiten. En dit nog wel door middel van een enkele seconde durende overval die zich zelfs binnen de muren van het kantoor van klager afspeelde. Verweerder heeft in alle opzichten de normen van maatschappelijke en advocatuurlijke betamelijkheid overschreden, aldus steeds klager.

5.9    Verweerder voert aan dat Gedragsregel 25 niet van toepassing is; hij heeft zich niet rechtstreeks gewend tot de cliënten van klager; hij heeft zelfs geen contact met hen gehad. Verweerder was bovendien niet aanwezig in de ruimte waar de aandeelhoudersvergadering plaatsvond en de cliënten van klager waren er ook niet. Voor zover klager bedoelt dat zijn cliënten zijn overrompeld, meende verweerder dat de aandeelhoudersvergadering om 9.00 uur zou kunnen plaatsvinden en dat De J dan ter plaatse moest zijn. Het had op de weg van A of klager gelegen om aan De J instemming te vragen met het gewijzigde tijdstip of zijn cliënten te adviseren om 9.00 uur aanwezig te zijn, al was het maar voor de zekerheid. Voor zover klager heeft betoogd dat hij of mr. V aanwezig zou zijn bij de aandeelhoudersvergadering en dat daarmee de afwezigheid van zijn cliënten zou zijn afgedekt, geldt dat klager niet in het kantoor aanwezig was en mr. V geen volmacht had (en hij niet tijdig in de vergaderruimte aanwezig was). Tot slot heeft verweerder De J gewaarschuwd dat mr. V in het pand was en hem geadviseerd op hem te wachten, welk advies De J niet heeft opgevolgd, aldus steeds verweerder.

5.10    De raad overweegt dat niet is gebleken dat verweerder zijn wederpartij rechtstreeks heeft benaderd. Klager stelt dat verweerder heeft gepoogd klager en mr. V buiten te sluiten, maar op deze situatie ziet gedragsregel 25 niet. Overigens valt het niet aan verweerder te verwijten dat De J in weerwil van zijn advies de aandeelhoudersvergadering heeft voortgezet en niet heeft willen wachten op mr. V. Gelet op het voorgaande zal ook dit klachtonderdeel ongegrond worden verklaard.

5.11    Ter zitting heeft klager nog gewezen op Gedragsregel 6 inzake doelmatigheid en het gegeven dat een advocaat dominus litis is en de regie en verantwoordelijkheid heeft over de zaak. Ook in dat kader is de raad van oordeel dat verweerder, gelet op de klachtomschrijving, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. C. Kraak, voorzitter, mrs. H.C.M.J. Karskens en S. van Andel, leden, bijgestaan door mr. M.C. de Ruijter als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 november 2019.

Griffier    Voorzitter

Ondertekend door mr. P.J. Verdam, griffier, bij afwezigheid van mr. M.C. de Ruijter

mededelingen van de griffier ter informatie:

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 18 november 2019 verzonden.