ECLI:NL:TADRAMS:2019:202 Raad van Discipline Amsterdam 19-611/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2019:202
Datum uitspraak: 21-10-2019
Datum publicatie: 28-10-2019
Zaaknummer(s): 19-611/A/A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. Niet gebleken dat verweerster in strijd heeft gehandeld met de gedragscode voor advocaten in het Personen- en familierecht heeft geschonden. Dat verweerster de omgang tussen klager en zijn zoon frustreert is niet gebleken. Ook niet gebleken dat verweerster heeft geweigerd met klager in contact te treden over een minnelijke regeling. Klager heeft onvoldoende onderbouwd dat verweerster heeft gelogen tegen de rechter.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  21 oktober 2019

in de zaak 19-611/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:     

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 5 september 2019 met kenmerk 2019-795980, door de raad ontvangen op 5 september 2019, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klager en de cliënte van verweerster (hierna: de vrouw) hebben tot medio juni 2018 een affectieve relatie gehad en zijn de ouders van een in 2014 geboren zoon. Sinds medio juni 2018 verblijft de vrouw met de zoon in een Blijf-van-mijn-lijf-huis.

1.2    Vanaf medio juli 2018 heeft de vrouw de omgang tussen klager en de zoon stopgezet.

1.3    Op 19 juli 2018 heeft verweerster klager namens de vrouw onder meer geschreven:

“Cliënte is voorlopig niet bereid om mee te werken aan contact tussen u en [de zoon].

Cliënte heeft grote problemen met uw gedrag en uw uitlatingen hetgeen maakt dat cliënte contact tussen u en [de zoon] op dit moment niet veilig acht. Cliënte geeft aan dat u haar lastig valt, haar ernstig bedreigd en beledigd. Ook heeft cliënte gemerkt dat u via [de zoon] probeert achter het adres van cliënte te komen.

Cliënte zou graag zien dat u haar met rust laat en dat u zich laat behandelen voor uw problemen. Verder is cliënte bereid om –mits u stopt met het bedreigen en lastig vallen van cliënte- via het traject “Ouderschap blijft” of via het “Omgangshuis Zaandam” toe te werken naar veilig contact tussen u en [de zoon]. Daarnaast is cliënte bereid om met u onder leiding van een deskundige in gesprek te gaan en met u te werken aan respectvolle communicatie zodat er in de nabije toekomst een “werkbare” ouderrelatie tussen u beiden ontstaat.

Graag hoor ik van u-of van uw advocaat- of u bereid bent om mee te werken aan bovenstaande.”

1.4    Klager heeft verweerster hierop bij e-mail van 23 juli 2018 onder meer geschreven:

“In reactie op uw schrijven (…) bericht ik u dat ik vanzelfsprekend bereid ben om mee te werken aan een dergelijk traject met als doel om samen met uw cliënte weer tot een werkbare ouderrelatie terug te komen. (…)

Wel verwacht ik dan dat wij heel spoedig met een dergelijk traject kunnen aanvangen (…) Ik zie in de vorm van mediation een geschikt alternatief. Ik wil die mogelijkheid niet op voorhand uitsluiten en verneem graag hoe uw cliënte daar tegenover staat.”

1.5    Bij e-mail van 26 juli 2018 heeft verweerster klager onder meer geschreven:

“Inmiddels is duidelijk dat voor het Omgangshuis geldt dat er een verwijzing gevraagd moet worden en dat er dan na de zomervakantie eventueel gestart kan worden.

Om na te gaan of een passend traject bij Altra wellicht sneller van start kan gaan heb ik gisteren zelf met Altra gebeld om te vragen wat de snelste manier is om aldaar te starten met een passend traject. Mij werd verteld dat dit in principe via het OKT (Ouder-Kindteam) gaat en dat het OKT dan bepaalt welke hulp ingezet dient te worden. (…) Met name gelet op de vakantie periode is het niet duidelijk hoe snel er gestart kan worden met een passend traject. Duidelijk is m.i. wel dat mijn cliënte haar uiterste best doet om ervoor te zorgen dat er zo spoedig mogelijk gestart kan worden.

Mocht u desondanks een KG willen starten dan verneem ik graag van uw advocaat.”

1.6    In een e-mail van dezelfde dag heeft klager verweerster onder meer geschreven dat hij bereid is tot het volgen van een traject om de ouderrelatie te herstellen, bij voorkeur via de snelle route van mediation. In een e-mail aan verweerster van 27 juli 2018 heeft klager dit nog eens een keer herhaald.

1.7    In een e-mail van 30 juli 2018 heeft de advocaat van klager verweerster een voorstel gedaan voor een herstel van het contact tussen klager en de zoon en haar meegedeeld dat klager met de vrouw wil werken aan het herstellen van hun ouderrelatie, door middel van een ouderschapstraject “Ouderschap Blijft” of mediation.

1.8    Klager en de vrouw zijn in september 2018 bij Altra het traject “Samen Hier” gestart. Ook zijn zij aangemeld voor het traject “Ouderschap blijft”. Het traject Samen Hier is in oktober 2018 door Altra gestopt. Altra heeft een zorgmelding gedaan bij Veilig Thuis.

1.9    Bij beschikking van 14 november 2018 heeft de rechtbank onder meer bepaald dat de zoon zijn hoofdverblijfplaats heeft bij de vrouw.

1.10    Bij beschikking van 19 december 2018 heeft de rechtbank het verzoek van klager om een zorgregeling vast te stellen afgewezen. De rechtbank heeft hiertoe onder meer overwogen:

“De rechtbank overweegt dat ongeacht of er huiselijk geweld heeft plaatsgevonden, de vrouw de situatie kennelijk als onveilig heeft ervaren. De rechtbank adviseert de man dit als een gegeven aan te nemen en zich te richten op een toekomst waarbij partijen respectvol en op een positieve manier met elkaar omgaan. De rechtbank is van oordeel dat, nu ook het traject Samen Hier van Altra niet succesvol is afgesloten, de man eerst professionele hulpverlening moet aanvaarden voordat er kan worden gestart met begeleide omgang.”

1.11    Bij brief van 21 februari 2019 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a)    de gedragscode voor advocaten in het Personen- en familierecht niet volgt;

b)    de vrouw aanzet tot het frustreren van de omgangsregeling en het geestelijk en emotioneel mishandelen van de zoon en klager en de vrouw heeft verboden rechtstreeks contact te hebben met klager;

c)    structureel weigert rechtstreeks met klager in contact te treden om tot een oplossing te komen, waarmee zij klager heeft gedwongen een eigen advocaat te nemen en hem daarmee totaal onnodig op hoge kosten heeft gejaagd;

d)    op voorhand de hulpverlening heeft gestuurd in plaats van open en vrijblijvend te informeren naar de mogelijkheden en bewust klagers voormalige advocaat heeft voorgelogen, waardoor het traject waarbij de vrouw en klager zelf tot oplossingen konden komen onmogelijk werd gemaakt;

e)    de start van het project ouderschap blijft onmogelijk heeft gemaakt, terwijl daarover wel overeenstemming was tussen klager en de vrouw;

f)    heeft gelogen tegen de rechter.

3    VERWEER

3.1    Verweerster voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

4    BEOORDELING

4.1    De klacht ziet op het handelen en/of nalaten van verweerster als advocaat van de wederpartij. Uitgangspunt is dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

Ad klachtonderdeel a)

4.2    Klager verwijt verweerster allereerst dat zij de gedragscode voor advocaten in het Personen- en familierecht niet volgt. Volgens klager schrijft die gedragscode voor dat een advocaat moet trachten omgang met beide ouders te behouden, scheidende ouders met elkaar in gesprek te laten gaan en als dat niet lukt, mediation in te zetten. Pas als alle drie de punten onmogelijk blijken te zijn mag de advocaat de rol van advocaat aannemen. Verweerster heeft echter direct de rol van advocaat aangenomen. Zij heeft de vrouw aangezet de zoon als machtsmiddel te gebruiken en haar geadviseerd geen rechtstreeks contact met klager te hebben, aldus nog steeds klager.

4.3    De voorzitter is van oordeel dat klager onvoldoende heeft onderbouwd dat verweerster de gedragscode voor advocaten in het Personen- en familierecht heeft geschonden. Uit het klachtdossier volgt dat verweerster in haar e-mail aan klager van 19 juli 2018 (zie 1.3) heeft aangegeven dat de vrouw bereid is toe te werken naar een veilig contact tussen klager en de zoon door middel van hulpverlening. Klager en de vrouw hebben in dat kader een traject bij Altra gevolgd, dat vroegtijdig is stopgezet vanwege het gedrag van klager. Het is dan ook niet zo dat verweerster niet heeft geprobeerd klager en de vrouw nader tot elkaar te laten komen teneinde te komen tot herstel van het contact tussen klager en de zoon. Dat verweerster de vrouw heeft aangezet de zoon als machtsmiddel te gebruiken en haar heeft geadviseerd geen rechtstreeks contact met klager te hebben heeft verweerster betwist en heeft klager niet onderbouwd. Klachtonderdeel a) is kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.4    In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerster dat zij de vrouw heeft aangezet tot het frustreren van de omgang tussen klager en de zoon en tot geestelijke en emotionele mishandeling van klager en de zoon, alsmede dat zij de vrouw heeft verboden rechtstreeks contact te hebben met klager. Volgens klager heeft verweerster de vrouw geadviseerd geen rechtstreeks contact met klager te hebben hetgeen heeft geleid tot omgangsfrustratie. Dit terwijl de Blijfgroep tegen de vrouw had gezegd dat zij ervoor moest zorgen dat er omgang op gang zou komen tussen klager en de zoon. Verweerster wist dat en wist aldus dat er geen legitieme reden was om de omgang te frustreren. Verweerster heeft de vrouw hiermee aangezet tot zuivere geestelijke en emotionele mishandeling van klager en de zoon, aldus nog steeds klager.

4.5    Verweerster heeft aangevoerd dat de vrouw meende en meent dat contact tussen klager en de zoon zonder begeleiding niet veilig is voor de zoon. Verweerster heeft de vrouw nimmer verboden rechtstreeks contact met klager te hebben. De vrouw wilde en wil zelf geen rechtstreeks contact met klager, aldus verweerster.

4.6    De voorzitter is van oordeel dat klager dit klachtonderdeel, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerster, onvoldoende heeft onderbouwd. De voorzitter begrijpt dat het moeilijk is voor klager dat hij geen omgang heeft met zijn zoon, maar dat het verweerster is die de omgang frustreert is niet gebleken. Ook klachtonderdeel b) is derhalve kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

4.7    Klager verwijt verweerster in dit klachtonderdeel dat zij structureel weigert met klager in contact te treden om tot een oplossing te komen en klager heeft gedwongen een advocaat te nemen en hem daardoor op hoge kosten heeft gejaagd.

4.8    De voorzitter overweegt als volgt. Uit het klachtdossier volgt dat er medio juli 2018 per e-mail contact is geweest tussen klager en verweerster. Zij hebben toen met elkaar gecorrespondeerd over een traject met als doel toe te werken naar een veilige omgang tussen klager en de zoon. Het is juist dat klager verweerster in zijn e-mails heeft voorgesteld een mediationtraject op te starten en dat verweerster daar niet op heeft gereageerd. Dat is in de gegeven omstandigheden echter niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Verweerster heeft immers een ander traject voorgesteld om tot een verbetering van het contact tussen klager en de vrouw te komen en het is dan ook niet zo dat verweerster een minnelijke regeling in de weg heeft gestaan. Op 30 juli 2018 heeft zich een advocaat van klager bij verweerster gemeld, waarna verweerster, conform de gedragsregels, geen rechtstreeks contact meer met klager heeft gehad. Dat verweerster klager heeft gedwongen een advocaat in de arm te nemen is niet gebleken. Klachtonderdeel c) is eveneens kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdelen d) en e)

4.9    Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

4.10    Klager verwijt verweerster dat zij op voorhand de hulpverlening heeft gestuurd in plaats van open en vrijblijvend te informeren naar de mogelijkheden en klagers voormalig advocaat heeft voorgelogen, waardoor het traject waarbij klager en de vrouw zelf tot oplossingen zouden kunnen komen onmogelijk werd gemaakt. Volgens klager heeft verweerster begin augustus 2018 contact opgenomen met Altra, niet voor het traject Ouderschap Blijft zoals zij had toegezegd, maar voor het traject Samen Hier, terwijl klager verweerster duidelijk had gemaakt daaraan niet te willen meewerken. Vervolgens heeft verweerster de voormalig advocaat van klager telefonisch meegedeeld dat als alternatief voor een kort geding met een traject kon worden gestart waarbij klager en de vrouw zelf tot oplossingen konden komen, terwijl zij wist dat begeleide omgang iets anders inhoudt. Klager verwijt verweerster voorts dat zij de start van het traject Ouderschap Blijft onmogelijk heeft gemaakt terwijl daarover wel overeenstemming was en het traject bovendien het meest passend en meest belovend was, aldus klager

4.11    De voorzitter overweegt als volgt. Uit het eindverslag Samen Hier van Altra dat zich in het klachtdossier bevindt volgt dat verweerster begin juli 2018 contact heeft opgenomen met Altra om te informeren over het traject Samen Hier. Dat traject is volgens het verslag een methodische op maat gerichte aanpak om contactherstel of contactopbouw tussen een ouder en een kind met begeleiding neer te zetten. Op 5 september 2018 heeft een gesprek plaatsgevonden met klager en de vrouw waarin zij hebben aangegeven dat contactherstel tussen klager en de zoon hun eerste prioriteit is. Het traject Samen Hier is vervolgens als best passende traject voor contactherstel beoordeeld. Met klager en de vrouw is afgestemd dat een tweede passend aanbod Ouderschap Blijft zou zijn. Besloten is om te starten met Samen Hier en zodra het contact tussen klager en de zoon hersteld zou zijn en opgebouwd, zouden klager en de vrouw worden aangemeld voor Ouderschap Blijft.

4.12    Uit het eindverslag van Altra volgt aldus dat in overleg met klager en de vrouw een aanvang is gemaakt met het traject Samen Hier en dat daarna met het traject Ouderschap Blijft zou worden gestart. Het is dan ook niet zo dat verweerster de hulpverlening heeft gestuurd en/of de voormalig advocaat van klager onjuist heeft voorgelicht en/of de start van het traject Ouderschap Blijft onmogelijk heeft gemaakt. Ook klachtonderdelen d) en e) zijn kennelijk ongegrond.  

Ad klachtonderdeel f)

4.13    Klager verwijt verweerster tot slot dat zij heeft gelogen tegenover de rechter. Klager heeft dit echter onvoldoende onderbouwd. Zoals hiervoor in 4.1 reeds is overwogen mocht verweerster afgaan op het feitenmateriaal dat de vrouw haar verstrekte en was zij slechts in uitzonderingsgevallen gehouden de juistheid daarvan te verifiëren. Dat van een dergelijk uitzonderingsgeval sprake is, is niet gebleken. Klachtonderdeel f) is eveneens kennelijk ongegrond.

4.14    Klager heeft in zijn klachtbrief nog geschreven dat hij de klacht over verweerster mede namens de zoon heeft ingediend.  De zoon is echter geen cliënt en geen wederpartij van verweerster (geweest). Klager zelf is dat wel en alleen hij kan klagen over de door hem gemaakte verwijten aan het adres van verweerster.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

- de klacht van klager, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond;

- voor zover de klacht ook namens de zoon van klager is ingediend, de zoon van klager, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. E.J. van der Molen, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 21 oktober 2019.

Griffier     Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 21 oktober 2019 verzonden.